Een stadion dat Luis Figo met een varkenskop verwelkomt (Camp Nou), massale onlusten in een belegerde stad (Istanbul), klassiekers doordrongen van haat (Feyenoord-Ajax, AS Roma-SS Lazio). Maar het kan ook ludiek, bewijst de Brugse voetbalderby, vorige week aan aflevering 150 toe en vanavond weer op het programma.

Voorjaar 1996, de Breydelstad is in de ban van het voetbal. Zou ‘het’ tien jaar na de laatste Brugse bekerfinale dan toch nog eens lukken? Club Brugge heeft zich tegen Sint-Truiden moeiteloos van een ticket voor het Koning Boudewijnstadion verzekerd, ook de buren van Cercle lijken na 0-3-winst in de heenwedstrijd op de Bosuil op weg naar Brussel.Er worden massaal weddenschappen afgesloten, de Wonder Cups Bets van Cercle zijn wekenlang hét gesprekonderwerp. Bij kwalificatie zal Filips Dhondt, op dat moment nog directeur van Cercle, de invitatiekaarten voor de finale aan alle voorzitters van eerste klasse per fiets thuisbezorgen. Ex-trainer Georges Leekens wil een uur pintjes tappen in de Cerclepub, Karl Vannieuwkerke zal het sportjournaal op de regionale zender Focus in een groen-zwart shirt presenteren, alle Cerclesupporters mogen de dag na de finale gratis op consultatie bij een Brugse huisarts, Johan Museeuw belooft om in Cercle-outfit op een groen-zwarte fiets door de Breydelstad te fietsen, doelman Wim Henneman zal een avond toiletdame in een populair Brugs café zijn… Hoe gekker, hoe liever.

De T-shirts met het opschrift Hup, met Cercle naar de Cup zijn gedrukt en gaan gretig over de toonbank, maar wanneer Antwerp in het Olympiastadion drie keer scoort en verlengingen afdwingt, is het groen-zwarte publiek de wanhoop nabij. Hup, hup, hup, ’t is bijna naar de wup… Maar Brugge krijgt, met dank aan Christophe Lauwers, Gabor Torma en Bjorn Renty (het wordt nog 3-3), op pinksterzondag alsnog zijn derby. Dagenlang leeft de stad op het ritme van het voetbal. Het groen-zwarte pr-comité chartert treinen, anderen fietsen naar Brussel, een enkeling gaat (letterlijk) op handen en knieën naar het Koning Boudewijnstadion.

Ook aanwezig in Brussel: Frederik Boi, een piepkuiken van veertien jaar die met andere jeugdspelertjes met een grote vlag van Coca-Cola moet schudden. “Zoals voor de matchen in de Champions League”, vertelde Boi ooit aan dit blad. “Tijdens de wedstrijd zat ik op de atletiekpiste. Het was de laatste match van Geoffrey Claeys, die naar Feyenoord vertrok. Ik zie nog altijd de tranen van zijn kaken rollen.”

Meer dan tien jaar later zal Boi, net als Claeys een geboren Bruggeling, op een steenkoude decemberavond in 2006 de hoofdrol spelen, wanneer hij voor het enige doelpunt en de eerste groen-zwarte derbyzege in veertien jaar tekent en na een lange nacht om 6.30 uur ’s morgens op de Grote Markt door een buschauffeur van De Lijn – een Cerclesupporter – wordt opgepikt. “De chauffeur zei: ‘Boi, kom in mijn armen.’ En even later zette hij me op de hoek van onze straat af.” Extreme vreugde die de verhoudingen perfect illustreert. Of, zoals T1 Harm van Veldhoven in Krant van West-Vlaanderen vertelde: “Toen ik na die wedstrijd rond mij keek, zag ik mensen van Cercle wenend in elkaars armen vallen. Een ongelofelijke avond die me altijd is bijgebleven. Ik wist dat een derby in Brugge heel wat losmaakte, zeker bij Cercle Brugge, maar die vreugde kon ik vooraf niet inschatten. Het was eindelijk eens gelukt.”

De dubbel van Weber

Van de 150 derby’s won blauw-zwart er 89, amper 31 keer ging de zege naar Cercle. Aan de groene kant van het Jan Breydelstadion wordt nog altijd met weemoed teruggedacht aan het seizoen 1992-1993, toen Cercle er na 66 jaar nog eens in slaagde om de twee derby’s te winnen. “Twee keer verliezen van Cercle op een seizoen was een vernedering”, biechtte Franky Van der Elst na zijn carrière op.

3-1 en 1-3: groene topmomenten, geborsteld door Josip Weber, die vier van de zes doelpunten maakt en twee keer een assist voor de voeten van Davy Cooreman en Christophe Lauwers schuift. “Die matchen kan en wil niemand vergeten”, vertelde de Kroaat, door zijn ex-ploegmaat Didier Frenay ooit in twee treffende zinnen omschreven. 1. “Een fantastische topschutter die voldoende had aan een halve kans.” 2. “Als Josip niet in de wedstrijd zat, dan speelde je met tienen. Dan hield hij de bal niet bij, liep amper en kwam zelfs niet terug.”

Aan de zijlijn geniet Henk Houwaart mee. Dat hij opnieuw in de dug-out van Cercle zit, is verrassend. In 1984, na amper een seizoen bij groen-zwart, verkaste de Hagenees naar de buren. “Nooit meer”, had voorzitter PaulDucheyne gezworen. “Ik had toen nog mijn café, De Chalet, waar geregeld spelers van Club Brugge binnenwipten. Op bezoek bij cafébaas Henkie… Of ik nu trainer was van Cercle of Club, die match wilde ik gewoon winnen”, aldus Houwaart, die Club Brugge in 1986 naar bekerwinst leidde tegen… Cercle.

Of beter: Cercletje, midden de jaren tachtig een grijze muis in het voetballandschap, keer op keer door de blauw-zwarte broer vernederd. Het is de periode dat Birger Jensen tijdens een derby een gemakkelijke bal uit de lucht plukt, zich omdraait, de bal tegen de eigen lat keilt en pas dan naar een ploegmaat gooit…

“De bekerfinale van 1986 zou in Brussel gespeeld worden, maar het bestuur van Club heeft dat afgekocht… Club-Cercle in het Olympiastadion, dat was een thuismatch voor Club, hé”, aldus Ronny Desmedt, toen assistent van Cercletrainer Georges Leekens. “Daar kon Georges niet mee leven, neen, maar het illustreert wel het niveauverschil van die tijd. ”

Het wordt 3-0, maar Cercle voelt zich bekocht. Twee lichte overtredingen op Jan Ceulemans, twee strafschoppen, twee keer Jean-Pierre Papin. Onrecht! In de slotfase kopt WillyWellens de 3-0 binnen. Controverse, niet voor het eerst, en zeker niet voor het laatst.

27 januari 1991, het absolute dieptepunt voor groen-zwart. Het duo Leekens-Desmedt zit in de Clubdug-out, Han Grijzenhout – in 1980 kampioen met blauw-zwart – beleeft een van zijn donkerste dagen als Cercletrainer. 10-0! Cynisch afgemaakt. Bij een 6-0-stand wordt Vital Borkelmans door Leekens naar de kant geroepen. Borkelmans, in Krant van West-Vlaanderen: “Bert Lamaire, die op mijn linkerflank speelde, heeft toen óp het veld overgegeven. Hij had zich kapot gelopen.” Leekens wil de schade voor zijn ex-ploeg beperken, wisselt ook nog Franky Van der Elst, maar het publiek wil meer en schreeuwt: “Tiene, tiene…”

Leekens: “De invallers duwden nog meer door dan de jongens die ik naar de kant had gehaald.” Frank Farina (3), Jan Ceulemans (2), Peter Crève, Staelens, Rudy Cossey, Foeke Booy en Hans Christiaens voltrekken het vonnis. “Dat was een ploeg afmaken, hé…” Een paar dagen na de historische score worden ludieke stickers verspreid, met daarop de datum, tien ballen en de tekst: Ik was d’erby

Ook het seizoen erna, wanneer Club Brugge op de slotspeeldag al zeker is van de titel, vallen er tien doelpunten. Dit keer netjes verdeeld. Bloedheet, het stadion tot de nok gevuld, Cercle dat na vier doelpunten op rij met 5-2 leidt, Henk Houwaart die het zogezegd op een akkoordje met Clubtrainer Hugo Broos gooit. 5-5, iedereen tevreden naar huis.

Elf jaar ‘zaginge’

Flashback naar pinksterzondag 1996. Brugge rules in Brussel. Club gaat op zoek naar de dubbel, Cercle is verzekerd van Europees voetbal. Na een vroege opener van Torma loodst de onvermijdelijke Mario Stanic Club met twee goals naar een kleine marge, kort na de rust ‘vergeet’ Robert Jeurissen een strafschop te fluiten. “Dief! Dief! Dief!”

Club pakt zijn zevende beker, directeur-beheerder Antoine Vanhove windt zich in het Brugsch Handelsblad tóch op. “Gaat die zaginge over die penalty weer beginnen? Hoe is dat nu in godsnaam mogelijk? ’t Is altijd iets met die van Cercle. Let op mijn woorden: over tien jaar zullen ze nog van die penalty spreken.”

Meer nog: élf jaar, want in het maandelijkse cursiefje in het Cerclemagazine Shot doet Guido Vandewalle een belofte. Mededeling aan de bevolking, aan allen die zijn en zullen zijn: op pinksterzondag 26 mei 1996 weigerde referee Jeurissen in de bekerfinale een strafschop zo groot als de Brugse Halletoren te fluiten voor Cercle. Aldus ‘pakte’ klup de beker. Directeur-beheerder Antoine Vanhove voorspelde toen in het ‘Brugsch Handelsblad’ dat ze daar bij Cercle over tien jaar nog zouden over spreken. Ik maak er elf jaar van, als het God belieft zal deze mededeling ieder cursiefje afsluiten tot 26 mei 2007.

Onschuldige plagerijen, voetbalfolklore. Cerclemonument Jules Verriest smult ervan. “De dag voor de derby luisterde ik altijd naar het weerbericht. Als er veel wind werd voorspeld, dan wist ik dat de spelers van Club in de zestien omver zouden waaien. Penalty!” Ontmoetingen tussen de Speler van de Eeuw van Cercle, die zestien seizoenen (65-81) voor de vereniging speelde, en Raoul Lambert, Clubs beste speler met achttien seizoenen (62-80) op de teller, waren een lange aaneenschakeling van plaagstootjes. “Niet te snel stappen, Raoul, opletten voor blessures.”

De twee monumenten koesteren nog altijd ‘de oude’ derby’s, toen Club en Cercle door een paar honderd meter Torhoutsesteenweg van elkaar gescheiden werden. Voetbalromantiek uit de jaren zestig en zeventig. Pistolets met ham en kaas die van de onderste naar de bovenste rij doorgegeven werden, supporters die in de verlichtingspalen kropen, de extra rijen stoelen die óp het veld geplaatst werden. Lambert: “Wij gingen te voet naar het Edgard Desmedtstadion.” Verriest: “Natuurlijk, bij Club was het geld tóén al op.”

FC Shoppingcenter

“De Brugse derby is na de verhuis naar het Olympiastadion voor een deel gestorven”, zei Jules Verriest, maar de animo is gebleven. De cartoons van Marec, notoir Cerclesupporter, die na de hattrick van Weber de spot drijft met Clubsponsor VTM en Jean-Luc Dehaene als doelman afbeeldt, met daarboven de tekst VTM geeft pas in april de herhaling van de doelpunten. Of de Cerclemoppen die een eigen leven gingen leiden. Zoals het verhaal van die man die aan het loket van Cercle 25 tickets wil kopen en vraagt: “Hoe laat spelen jullie?” Waarna de loketbediende antwoordt: “Hoe laat wil je dat we beginnen?”

Vaak wordt de ingedommelde burenstrijd kunstmatig opgeklopt. Het vuur een beetje aan de lont steken, zoals Pol Van Den Driessche dat graag doet. “Club is het Hilton, wij een sympathiek OCMW-godshuisje.” Of die keer toen VRT-journaliste Annemie Peeters aan de Cerclewoordvoerder vroeg of hij op de radio een grap wilde vertellen, waarop hij meteen van wal stak. “Club Brugge, FC Shoppingcenter Loppem, wil de bestemming van de landbouwgronden in Loppem wijzigen, maar eigenlijk is dat niet nodig. Het zijn toch boeren.” Een spandoek van Blue Army. Er zijn twee grote ploegen in Brugge: Club en de beloften van Club. Steken en plagen. Speelse rivaliteit.

Maar, ondervindt Vital Borkelmans in 2002, wanneer hij na elf seizoenen Club Brugge – en een korte tussenstop bij AA Gent – bij tweedeklasser Cercle Brugge tekent. “De eerste maanden heb ik enorm afgezien, ik kon me daar niet tonen. De spelers van Club beschouwen Cercle niet als een concurrent, dat is een buur. Maar aan de andere kant is het echt extreem.” Hij kijkt zich de ogen uit wanneer zijn ploegmaats die net met 0-4 van Beveren hebben verloren, in de kleedkamer beginnen te dansen wanneer ze horen dat ook Club heeft verloren.

Ontelbare verhalen en polemieken. Een Cerclesecretaris die weigert met een blauwe stylo te schrijven, stadionomroeper Eric Van Maldeghem die in 2005 het doelpunt van Bosko Balaban omroept met de melding “0-1, ondanks duidelijk handspel” en maar net een stadionverbod ontloopt, Tomislav Butina die door Cerclesupporters in de nacht voor de derby door zijn zingende Cercleburen uit zijn slaap wordt gehouden… Maar na de match dronken ze wel samen champagne. Folklore in de Breydelstad.

DOOR CHRIS TETAERT

“Club Brugge is het Hilton, wij een sympathiek OCMW-godshuisje.” Pol Van Den Driessche

“Toen ik na de 1-0 tegen Club rond mij keek, zag ik mensen van Cercle wenend in elkaars armen vallen.” Harm van Veldhoven

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content