In een tweede verhaal van een serie naar aanleiding van het jubileum van de Uefa, vertelt Bobby Robson over het trainersberoep, dat in zijn lange loopbaan samen met hem evolueerde.

B obby Robson verwierf internationale bekendheid als bondscoach van de Engelse nationale ploeg, die hij leidde op het WK in 1986 en 1990. Nadien werd hij trainer van onder meer Barcelona en PSV. Na zijn avontuur in het buitenland keerde hij terug naar Engeland om er Newcastle United te leiden. Met trainingsmethodes die voortspruiten uit de tijd dat hij zelf profspeler was, trekt hij zijn streng als trainer. Een monoloog.

Bobby Robson : “Ik was zeventien toen ik naar Fulham ging. Dat was in 1950, in die tijd waren de trainingsmethodes nog zeer primitief. Er werd veel zonder bal getraind : anderhalf uur weerstands- en uithoudingsoefeningen met een oude leren bal op erbarmelijke velden, that was it. Vandaag liggen er veertig ballen tijdens de trainingen, vroeger waren we tevreden als dat er twee waren. Over tactiek moesten we ons geen vragen stellen.

“In Engeland is het Walter Winterbottom, later Sir Walter, die de coaching introduceert. In de jaren ’50 stond hij aan het hoofd van de Engelse nationale ploeg. Tegelijkertijd zorgde hij voor de opleiding van trainers, wat in zijn ogen het belangrijkste was van zijn job. Hij had een immense kennis van het spel en wist dat ook nog eens goed over te brengen. Vroeger zagen ze het verschil niet tussen degene die de trainingen gaf en degene die instond voor de coaching. De trainer helpt de verantwoordelijke, hij is een assistent die zorgt voor de fysieke voorbereiding van de speler.

“Ik heb de kans gehad om bij West Bromwich Albion en Fulham te gaan spelen, omdat Vic Buckingham, de manager, daar de functies van manager en trainer combineerde. Hij had veel opgestoken van Walter. Hij bereidde echte programma’s voor, stelde ook de automatismen op punt.

“Het is Walter die ons, Don Howe en mij, overtuigd heeft om een trainingsopleiding in het centrum van de Football Association in Lilleshall te volgen. We speelden toen nog samen in bij West Bromwich en de Engelse nationale ploeg. Weinig spelers volgden ons voorbeeld. De meesten werden gewoon trainer nadat ze stopten met profvoetbal. Als speler interesseerde ik me al voor het trainerschap. Ik had zelfs al enkele trainingen gegeven op de Universiteit van Oxford, waarmee ik enkele ponden per uur verdiende. Kan je je voorstellen dat de spelers van de nationale ploeg dat nu zouden doen ?”

“In de Engelse nationale ploeg speelde ik linksbinnen, zoals ze dat toen noemden. Gedurende vijf jaar werd ik geregeld opgeroepen voor de nationale ploeg. Toen Walter besloot om in een 4-2-4 te gaan spelen, posteerde hij me samen met Johnny Haines op het middenveld. In 1953 versloeg Hongarije Engeland in datzelfde systeem, het werd toen 6-3 in Wembley. Voor de eerste keer in de geschiedenis van het Engelse voetbal, werden er vragen gesteld over tactiek.

“Daarna nam Alf Ramsey de leiding over. Hij ontdekte dat als hij een aanvaller een lijn achteruit zette, naar een 4-3-3, hij ook het middenveld kon domineren. Andere ploegen namen het systeem over en pasten het later aan tot een 4-4-2-systeem, dat hen toeliet om het hele middenveld te controleren. Vandaag is de 4-4-2 het basissysteem bij elke ploeg. Het is eenvoudig en efficiënt : twee blokken van vier spelers. Uiteindelijk zijn er veel verschillende varianten voor het systeem, met een verdedigend of aanvallend ingesteld middenveld, maar het principe blijft hetzelfde.

“Mijn eerste echte job als trainer, was bij Ipswich. Ik had weinig ervaring en de eerste acht maanden werkte ik zonder contract. Daarna kreeg ik plots een contract voor tien jaar. Ik was trainer en technisch directeur en hield me ook bezig met de opleiding van jongere spelers. Ik paste mijn ideeën aan. Bij Ipswich speelden we met twee spitsen en de kleine Eric Gates daar kort achter. Ik opteerde ook altijd voor vier verdedigers op een lijn en John Wark als verdedigende middenvelder. Frans Thijssen en Arnold Mühren kwamen ons team versterken. We beschikten niet over echte buitenspelers, maar Thijssen en Mühren bestreken voldoende terrein zodat ik geen buitenspelers nodig had. In 1981 waren we het beste team in Europa. We wonnen toen de Uefacup en hadden we twee spelers meer, dan hadden we ook de titel gepakt.”

“Na Ipswich ging ik aan de slag als bondscoach. Het duurde twee jaar vooraleer ik mij had ingewerkt. Het bondscoachschap is een eenzaam beroep. Het gebeurde dat ik mijn spelers enkele maanden niet zag. Als ze er dan waren, had ik te weinig tijd om grondig werk te leveren. Daarom was ik ook geïnteresseerd in de trainersopleiding van de FA. Wij richtten een aantal goede trainingscentra en internaten op en leidden voor de eerste keer trainers op een serieuze manier op. De bondscoaches die na mij kwamen, wilden dit extra werk natuurlijk niet.

“In de acht jaar dat ik bondscoach was, heb ik maar voor twee wedstrijden een degelijke voorbereiding kunnen maken, de clubs waren toen akkoord om zaterdag niet te spelen. Ik stond aan het hoofd van de nationale ploeg toen de Engelse clubs, als gevolg van het Heizeldrama in 1985, vijf jaar werden uitgesloten voor Europees voetbal. Mijn spelers konden toen ook geen Europese ervaring opdoen, het was een ramp voor het Engels voetbal. Ray Wilkins, Trevor Francis en Mark Hateley waren de enige spelers met internationale ervaring, omdat ze in het buitenland speelden.

“Ondanks al deze tegenslagen verloor ik slechts één kwalificatiewedstrijd voor het EK of WK : 0-1 thuis tegen Denemarken en dan nog na een betwistbare fase waar Phil Neal de bal met de hand zou hebben gespeeld .

“Na het WK 90 in Italië ben ik in het buitenland gaan werken. Het was een wereld van verschil, op het continent kun je je volledig op je team toeleggen. Je moet je enkel met het eerste elftal en met het op punt zetten van de tactiek bezighouden. De druk was toen ook veel minder, bij Barcelona kreeg ik acht brieven per week, nu bij Newcastle zijn er dat veertig per dag. In Spanje had ik geen secretaresse nodig, nu zou ik niet meer zonder kunnen.

“Wanneer je in het buitenland de training afsloot, zat je dag er op. Ik moest me niet bezighouden met de commerciële activiteiten van de club, geen spelers gaan bekijken of jongeren opleiden. Dat was de taak van andere mensen binnen de club. Ik had tijd om te gaan shoppen, golf te spelen, de taal te leren en mijn werk voor te bereiden. Hier in Engeland kom ik om negen uur op het veld en kan ik pas om zeven uur weer naar huis.”

“Ik heb tien jaar in het buitenland gewoond : in Nederland, Portugal, Spanje en opnieuw Nederland. Je zit twee jaar bij een club en dan moet je van club veranderen. Hier was ik veertien jaar trainer van Ipswich en acht jaar bondscoach van Engeland : tweeëntwintig jaar van mijn carrière bij twee teams. In de tien jaar die ik in het buitenland werkte, passeerde ik langs vier clubs, ik ben altijd en overal gelukkig geweest. In het buitenland krijgt een trainer meer respect dan hier. Ze noemden me zelfs Mister, afgeleidt van Sir, voor ik er één was. Ik heb nooit problemen gehad met de spelers en kon zelfs met één van de grootste ter wereld samenwerken, Ronaldo.

“De spelers drinken er veel minder dan vroeger in het Engels voetbal en pikten de tactische opstellingen sneller op. Als ze niet in de kern werden opgenomen, konden ze dit aanvaarden en deden hun best om op training een kans af te dwingen. Het was gezonde concurrentie. Het technisch niveau ligt hoog en iedereen had zin om bij te leren.

“In tussentijd was het niveau van de Premier League serieus toegenomen. Toen ik in 1999 terugkeerde, zat Alex Ferguson bij Manchester United, Ruud Gullit bij Newcastle en Arsène Wenger bij Arsenal. De beste clubs hadden dus een goede trainer. Ik had geen werk, voor de eerste keer in vijftig jaar. Voor de eerste keer sinds lang ging ik bij het begin van het seizoen niet naar het stadion. En dat vond ik niet leuk. Ik dacht dat ik het wel gewoon ging worden, na twee à drie weken. Newcastle miste compleet zijn start in de competitie en Ruud werd ontslagen. Zijn post kwam vrij.

“Natuurlijk was ik geïnteresseerd. Het was de club van mijn jeugd. Toen ik onder contract lag bij Barcelona hadden ze mij al eens gepolst. Ik wilde mijn contract met de Catalaanse clubs toen niet verbreken omdat ik er het jaar voordien een prachtig seizoen kende . Toen ik uiteindelijk weer een telefoontje uit Newcastle kreeg, was alles in één dag geregeld : de tijd om van Londen naar Newcastle te reizen.”

De eerste aflevering van de serie ‘Legenden van het Europese voetbal’ verscheen op 10 maart 2004 (nummer 11).

door Keir Radnedge, World Soccer

‘Bij Barcelona kreeg ik acht brieven per week, bij Newcastle veertig per dag.’

‘Het bondscoachschap is een eenzaam beroep.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content