Vanaf 23 september willen de Yellow Tigers op het WK nog maar eens de volleybalwereld verbazen. Een gesprek met Lise Van Hecke (22), boegbeeld en atypische vedette.

Lise Van Hecke valt op in de hal van het Eurovolleycenter in Vilvoorde. Modieus brilletje, blond, innemende glimlach. Net terug van een weekje vakantie, na een slopende zomer in de World Grand Prix, met voorrondes in Peru, België en Nederland, de Final Four in Polen en de onverwachte Final Six in Tokio. “Ik móést er even tussenuit, maar na acht dagen Barcelona was ik blij dat ik opnieuw kon trainen.”

In Leuven is bondscoach Gert Vande Broek met zijn Yellow Tigers de laatste rechte lijn richting WK in Italië ingeslagen, de lessen na de finale van de World League in Japan – geen enkele zege – zijn getrokken. “De belangrijkste? Dat we nog stappen te zetten hebben. De omstandigheden waren ook niet ideaal: de onverwachte kwalificatie, een lange reis én het uitgangspunt: ‘Dit is mooi meegenomen, we zien wel…'”

Volgens Van Hecke zat er nochtans meer in: “Van China en Turkije konden we winnen, tegen Rusland en Japan zat er een setje in. Dan was het wél een succes geworden, maar dan zouden de verwachtingen voor het WK nu misschien te hoog liggen.” Wat is wél realistisch? “De tweede ronde, denk ik. Tegen Puerto Rico wonnen we onlangs met 3-0, tegen China zijn er mogelijkheden, Azerbeidzjan is niet makkelijk, maar haalbaar en Cuba heeft een heel jonge ploeg. Japan is wel enorm sterk in defense.”

De Yellow Tigers hebben de voorbije drie jaar enorme vooruitgang geboekt, maar dé vraag is of ze de kloof met de absolute top kunnen overbruggen. “Moeilijk”, denkt Van Hecke. “Als je ziet uit welke groep speelsters zij kunnen kiezen. Ook op het vlak van begeleiding was het in Japan moeilijk: slechts één scouter, één kinesist, geen dokter… Wij teren veel op sfeer en groepsgevoel, maar meer speelsters zouden naar een buitenlandse topcompetitie moeten vertrekken. In Kieldrecht heb ik technisch stappen gezet, maar in Italië werd ik de voorbije drie seizoenen (bij Urbino en Piacenza, nvdr) veel beter. Daar win je geen wedstrijden alleen op talent. Volleybal is er een job.”

Debuut op veertien

Van Hecke is pas 22, maar praat met inhoud. Snel volwassen geworden. “Dat moest ook, want sinds mijn veertiende speel ik altijd met oudere meisjes of dames. In Temse zelfs met dertigers, waardoor ik al snel kon meepraten over echtscheidingen of situaties met kinderen.” (lacht)

Tijdens het gesprek strekt ze haar benen en valt haar lengte – 1m87 – nog meer op. “Altijd de grootste van de klas geweest. Toen ik met mijn klasgenootjes van de lagere school naar het zwembad stapte, dachten de mensen op straat dat ik de leerkracht was. Ik heb daar echter totaal geen complexen aan overgehouden. Als ik op topniveau wil meedraaien, heb ik die lengte nodig. En op toernooien val ik amper op.”

In juli 2009, net nadat de Belgische volleymeisjes (U18) de Europese titel wonnen en op het WK brons pakten, omschreef topsportcoördinator Marc Spaenjers de toen net zeventienjarige Lise Van Hecke als “de prinses van een gouden generatie. Een supertalent, te vergelijken met Jo Baetens en Wout Wijsmans of met Kim en Justine in het tennis.” Ze moet er, vijf jaar later, om lachen. “Ik ging daar nuchter mee om. Leuk om te lezen, maar ook niet meer dan dat.”

Ingebakken bescheidenheid uit het Waasland. “Er werd thuis heel weinig over volleybal gesproken”, zegt Van Hecke. Verrassend, want de familie ademt volleybal. Haar ma, Lieve Van De Velde, won bij Temse de beker (1979) en de titel (1982), vader Ludwig was kinesist van de damesploeg én knalde de mannen met oom Luc Van De Velde naar eredivisie. Een andere nonkel, Burt Riské, is voorzitter van Volley Team Temse, haar broer Niels speelt er ook.

“Voetjes op de grond houden, daar hamerden mijn ouders heel fel op. Supertrots, maar tegelijk ook nuchter: ‘Hard blijven werken, je bent er nog niet…’ Als we met de familie samenkomen, dan vragen ze wel altijd hoe ik gespeeld heb, maar dan stopt het meteen. Ook bij mijn schoolvriendinnen uit het college in Sint-Niklaas, voor wie ik gewoon Lise ben. De meesten kennen zelfs niets van volleybal. Erger nog: ze vonden het schandalig dat ik in Tokio niets van de stad gezien heb. ‘Waarom sla je geen training over?’ Dat begrijpen ze niet…” (lacht)

En, benadrukt Van Hecke: “Mijn ouders hebben me nooit gepusht om te volleyballen. Ik heb veel andere sporten beoefend: turnen, korfbal en tennis, waar ik nog redelijk goed – C30 – in was. Maar toen ik op mijn veertiende in de A-ploeg van Bell’s Temse – eerste provinciale – kwam, ben ik gestopt met tennis.”

Haar trainer van toen, Ivo De Mulder, was verbaasd na Van Heckes veelbelovend debuut: “Totaal niet zenuwachtig, alsof ze een match met de B-ploeg moest spelen.” Van Hecke knikt. “Ik dacht: plezant, we zien wel hoe het loopt. Op die leeftijd verwachtte niemand iets – ik ook niet – en alles wat je liet zien, was meegenomen. Gezonde stress, dat wel, zelfs nu nog in Italië of bij de nationale ploeg, maar ik straal het blijkbaar niet uit. Ik was veel nerveuzer voor een schoolexamen, ook al omdat ik studeren altijd tot op het laatste moment uitstelde en daardoor nooit het gevoel had dat ik de leerstof beheerste. Een echte stresskip. En dat merkte je wél hoor. (lacht) Nog altijd trouwens, ook nu ik in Brugge sportmanagement studeer. (zie kader) Over mijn volleybal heb ik meer controle.

“Toen ik nog tenniste, kon ik slecht tegen mijn verlies. Enorm vervelend in een individuele sport, waar je alleen jezelf de schuld kan geven. Ook in het volleybal werd ik na een slechte match soms nijdig, maar daar heb ik mee leren omgaan. Ik besef nu, veel meer dan vroeger, dat je niet altijd de perfecte wedstrijd kan spelen. Natuurlijk wil ik graag winnen, maar als de tegenstander sterker is, kan ik een nederlaag relativeren.”

Alternatieve weg

Na het vroege debuut ging het snel. Via Temse naar Oudegem, waarmee Van Hecke kampioen werd in eerste nationale, en in 2008 – op haar zestiende – naar Asterix Kieldrecht, dé topploeg in België. “Andere meisjes gingen naar de Volleybalschool, maar in zo’n regime had ik geen zin. 24 uur per week trainen, op internaat zitten, in groep eten… (blaast) Ik wilde nog genieten van mijn jeugd, met de vriendinnen op stap gaan. Totaal geen volleybalfreak, nee.

“Op technisch vlak had ik in de Volleybalschool wel belangrijke stappen kunnen zetten, maar ik heb er geen spijt van dat ik een andere weg gekozen heb. Studeren in Sint-Niklaas – moderne talen-wetenschappen – en volleyballen bij Kieldrecht wás zwaar, maar ik kon wel een meisje blijven. Had ik op mijn vijftiende in de Volleybalschool gezeten, dan was ik het misschien nu al beu. Tot mijn zestiende heb ik zelfs altijd gezegd: ‘Ik ga nooit naar het buitenland.’ Virginie De Carne en Frauke Dirickx hadden die stap wel gezet, maar ik vond dat niet vanzelfsprekend. Pas toen ik voor de nationale jeugdploegen werd opgeroepen en individuele prijzen won, ergens in 2007, dacht ik: het zou misschien toch leuk zijn hierin verder te gaan.”

Zeker na de zomer van 2009, toen Van Hecke op het EK (U18) tot MVP, beste scorer en beste aanvalster werd verkozen en ook op het WK de trofee van beste scorer kreeg. “Leuk, maar uiteindelijk zijn het prijzen die ergens in een kast belanden. Je evolutie als speelster is veel belangrijker dan een individuele trofee op een jeugdtoernooi. Van die lichting blijven trouwens alleen nog Laura Heyrman en Ilka Van De Vyver over. Er was zeker talent, meer dan er misschien uitgekomen is, maar andere meisjes kozen om te studeren of te werken. België is geen volleyballand waar je zoals jonge voetballers kunt zeggen: ‘Als ik slaag, dan ben ik binnen.’ Het blijft een risico.”

Een donker jaar

Lise Van Hecke zegt het zelf: kiezen voor de sport is risico’s nemen. De Oost-Vlaamse ondervond het aan den lijve toen ze in februari 2010, op haar zeventiende, bij een sprongopslag door haar knie ging. Kraakbeen- én meniscusletsel, gescheurde kruisbanden en een hoop vraagtekens. Zou ze ooit nog op topniveau volleyballen? “Ik ben toen in een zwart gat beland. Ervoor vond ik volleyballen leuk, maar door die blessure besefte ik pas echt dat het mijn leven was. Ik miste de trainingen, de wedstrijden, het leven als topsporter… Een moeilijke periode waarin ik thuis bijzonder lastig was. Ik kon niets doen, alleen naar school gaan en studeren – ook niet echt mijn ding. Mama heeft toen afgezien met mij. Zagen, wenen…”

Een zware revalidatie volgde. “Na een paar weken je knie een beetje mogen plooien, dan fietsen, een tijd erna beginnen te lopen, maar dan was er een heel lange periode waarin ik nog altijd niet mocht volleyballen. Elke dag naar de fitness, saaie stabilisatieoefeningen, terwijl ik niets liever wilde dan trainen. Als jonge speelster denk je dat je alles aankan, dat je zelfs minder goed moet opwarmen. Belangrijke lessen, ja. Toen ik eindelijk opnieuw mocht trainen, sprong ik amper enkele centimeters hoog. Angst… Ik was zelfs bang om een sprongopslag te doen, zeker nadat ik op training opnieuw door mijn knie ging en een tweede keer aan de meniscus werd geopereerd.”

Uitgerekend in die periode, terwijl ze op krukken strompelde, werd Van Hecke tot Speelster van het Jaar verkozen. “Totaal onverwacht. Ik was bij Kieldrecht aan een goed seizoen bezig, maar zou door die blessure de ontknoping missen: bekerfinale, play-offs en de Final Four (zilver in de Challenge Cup, nvdr). En toch gaf die trofee een enorme boost. Thuis begon ik zelfs meteen te wenen. Een jaar verloren? Moeilijk in te schatten. Ik ben sindsdien mentaal een stuk sterker.”

Buiten de lijntjes

In de zomer van 2011 volgde een nieuwe stap: Urbino, een stad in De Marken, Italië. “Daar had vooral mama het moeilijk mee. Haar ‘kleine’ meisje naar Italië… (lacht) Maar mijn ouders hebben me in al mijn keuzes gesteund, ook al hadden ze het niet altijd even gemakkelijk met mij. Ik wil al mijn kattenkwaad niet op tafel gooien, maar ik kleurde als kind graag eens buiten de lijntjes.

“Op mijn achttiende, in mijn laatste schooljaar in Sint-Niklaas, ging ik met enkele speelsters van Kieldrecht op kot, waardoor ik toch al een beetje mijn plan kon trekken. Dat heeft me in mijn eerste maanden in Urbino goed geholpen, tot er drie meter sneeuw voor mijn deur lag en ik een week opgesloten zat. Toen wilde ik echt naar huis. Heimwee. Ik heb dat nog altijd. Ik vertrek graag naar Italië, mijn tweede thuis intussen, maar ik kom ook graag terug.”

Na een prima tweede seizoen in Urbino (2012/13) – La Gazzetta dello Sport verkoos Van Hecke zelfs tot ‘meest efficiënte speelster van de competitie’ – kon de Oost-Vlaamse vorig jaar naar River Volley Piacenza, kampioen en bekerwinnaar. Wéér een trapje hoger. “In zijn eerste speech was de president heel duidelijk: titel, beker, een goede Champions League… ‘Wauw!’ Ik twijfel niet snel aan mezelf, maar het verschil met Urbino was toch groot. Veel meer druk. Na vier nederlagen op rij stopten ze ons zelfs drie dagen op afzondering in een hotel. Maar daarna alles gewonnen, hé.” (lacht)

Een leerrijk seizoen. “In Urbino werd ik veel meer aangespeeld en kon ik uitblinken, maar in Piacenza (Noord-Italië, dichtbij Milaan, nvdr) heb ik technisch meer bijgeleerd en veel aan mijn minpunten – verdediging en blok – moeten werken. Soms frustrerend, zeker, maar wel noodzakelijk.” Toch is Italië niet meer het volleybalmekka van Europa. “Ik woon en speel er heel graag, spreek de taal en heb er nog een contract voor een jaar, maar de teams hebben het financieel moeilijk. Vorig seizoen was er zelfs even sprake dat zowel de mannen- als de damesploeg van Piacenza opgedoekt zou worden, iets wat ik op het internet moest lezen. Ook dát is Italië.” (lacht)

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: DIRK WAEM/BELGAIMAGE

“Op school was ik een echte stresskip, over mijn volleybal heb ik meer controle.”

“Na mijn knieblessure besefte ik pas echt dat volleybal mijn leven was.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content