De Israëlische spits van KRC Genk voelt zich gelukkig. De Klaagmuur is niet aan hem besteed.

E lyaniv Barda (hij wordt vandaag, op 15 december, 29 jaar) scoorde sinds hij in 2007 bij KRC Genk aankwam één keer per drie wedstrijden. Bovendien is hij wellicht slechts in de helft van die wedstrijden als pure spits uitgespeeld. Over zijn persoonlijke statistieken kan hij dus allerminst klagen.

Had je verwacht dat november zo moeilijk zou worden voor Racing Genk? Zijn de nederlagen in de competitie en de uitschakeling in de beker niet moeilijk te begrijpen na het uitzonderlijk sterke seizoensbegin?

Elyaniv Barda: “Een gedetailleerde analyse van onze thuisnederlagen tegen Anderlecht en AA Gent bewijst nog maar eens dat details in het voetbal een wereld van verschil kunnen maken. Het zat erin om die twee wedstrijden te winnen en dan had men niet over een inzinking van Genk gesproken. Alleen konden we in die duels onze kansen niet verzilveren en scoorden de tegenstanders wel vlot. Maar niemand moet zich zorgen maken over Genk. Voor het seizoen had iedereen hier willen tekenen om in december nog altijd helemaal voorin mee te draaien in de rangschikking.”

Op het ogenblik dat Anderlecht de koppositie overnam, leek het wel of iedereen vond dat het definitief was. Stevent Anderlecht op de titel af?

“Neen. Het paars-wit dat bij ons is komen winnen, haalt totaal niet hetzelfde niveau als het Anderlecht van vorig seizoen. Iedereen ziet dat de Europese wedstrijden hen enorm veel energie kosten. Ik heb veel respect voor Anderlecht omdat het een grote traditierijke club is, maar ik ben er niet bang van. We moeten positief blijven, we hebben in de eerste ronde toch heel wat mooie dingen laten zien. Elke club moet op een gegeven ogenblik een mindere periode door. Ik heb liever dat zoiets in november gebeurt dan tijdens de play-offs. Ons doel was een plaats in de top zes en tot nu toe doen we veel beter. Als we tegen de start van de play-offs niet al te veel achterstand hebben opgelopen zie ik niet in waarom we ten koste van de favorieten niet voor een verrassing zouden kunnen zorgen.”

Beschikt Anderlecht over kwaliteiten die jullie niet hebben?

“Ja: ze hebben veel meer traditie. De lat ligt er bijzonder hoog. Paars-wit moet gewoon altijd en overal winnen. En als je weet dat de club dat van je verwacht, dan ga je daar als speler ook elke week voor, omdat je heel goed weet dat elk ander resultaat een teleurstelling betekent voor het bestuur. Bij een club als Genk komt die enorme zegedrang nog maar net binnengesijpeld in de mentaliteit. Let op: ik voel op dat vlak al een groot verschil sinds onze overwinning in de beker in 2009, maar er blijft nog een flinke weg af te leggen.”

De spelers van Genk lijken ondertussen behoorlijk vermoeid.

“Fysiek zie ik nochtans weinig problemen. Mentaal is misschien een andere kwestie. Voor mezelf gaat het wel, maar sommige jongens hebben het inderdaad op dat vlak misschien moeilijker.”

Je moet Jelle Vossen vervangen tijdens zijn blessure. Kun je net als hij samen met Marvin Ogunjimi een onhoudbaar duo vormen?

“Ik beschouw mezelf niet als zijn vervanger. Ik kan zoals hij spelen als tweede spits, maar ook als diepste spits, of links of rechts op het middenveld. Sinds ik in België ben, heb ik, denk ik, al op al die posities gespeeld. Voor de blessure van Jelle Vossen moest ik op het middenveld spelen, maar dat belet niet dat ik zeven keer scoorde en vier assists gaf.”

Chaotisch derde seizoen

Wat vind je van de persoonlijke balans die je kunt voorleggen sinds je in België bent?

“Mijn eerste seizoen was fantastisch. Ik scoorde 16 keer bij een team dat meedraaide in de middenmoot van de klassering. Het jaar nadien deed de ploeg het niet zo best, maar hoewel ik verder van de goal speelde, scoorde ik nog vijf keer en gaf ik acht assists. Bovendien wonnen we de beker van België. Dat staat toch mooi op mijn palmares. Het derde seizoen verliep nogal chaotisch. Bij het begin van de competitie begreep ik echt niet waar Hein Vanhaezebrouck met zijn 3-4-3 naartoe wilde. Ik voelde me in dat systeem niet op mijn gemak.”

Had je dadelijk door dat het niet zou klikken tussen jullie?

“Het klikte juist wel heel goed. Ik wil hem ook absoluut geen verwijten maken. Als hij me op de bank heeft gezet, is het omdat ik niet beter verdiende. Ik haalde gewoon mijn normale niveau niet. Zo gaat dat in het voetbal. Nu ben ik in bloedvorm, toen leek ik geen deuk in een pakje boter te kunnen trappen.”

Men heeft je nog nooit kunnen betrappen op een kwaad woord over een trai-ner …

Never! Never!”

Heeft je joodse opvoeding daar iets mee te maken?

“Helemaal niet. Wel mijn opvoeding in het algemeen. Het gebeurt vaak dat spelers die op de bank zitten kritiek hebben op hun coach, maar ik hoop echt dat ik nooit in die val zal trappen. De schuld op iemand anders steken is gewoon veel te gemakkelijk. Trouwens, wat zou ik voor slechts over Vanhaezebrouck kunnen zeggen? Dat hij verkeerd bezig was omdat hij me niet opstelde? Dat is larie. Ik heb met mijn eigen ogen gezien dat hij er alles aan deed om de ploeg te doen draaien. Het lukte gewoonweg niet. De ma-yonaise pakte niet. Hij had eigenlijk maar één probleem: het was de allereerste keer dat hij voor een grote club werkte. Misschien dat hij later nog wel eens bij een topclub aan de slag kan, maar toen hij naar hier kwam, was hij daar niet klaar voor.”

Is door de komst van Frankie Vercauteren voor jou een nieuw leven begonnen?

“Toch niet dadelijk. Je weet toch nog dat Genk Samuel Yeboah had gehaald. Die kreeg in eerste instantie speelkansen, terwijl ik aan de bank gekluisterd bleef. Maar dat heeft niet lang geduurd. Toen ik mijn kans kreeg, vond ik dadelijk mijn draai in de 4-4-2 van Vercauteren. Ik had inderdaad de indruk echt te herleven. Maar dat gold voor de hele club. Bij Vercauteren zagen de spelers dadelijk dat ze te maken hadden met een coach die weet hoe het er bij een grote club aan toegaat. Altijd proberen te winnen is het leidmotief. Zowel thuis tegen Kortrijk als op het veld van Anderlecht. Hugo Broos was ook zo. En zelfs Ronny Van Geneugden. Dat klinkt misschien eigenaardig, maar het is wel zo.”

Te koud

Vorig jaar verlengde je je contract terwijl je ook naar goede buitenlandse clubs kon. Dat was toch wel verrassend …

“Dortmund wilde me en heeft met Genk onderhandeld. Maar ik kostte te veel: 8 miljoen euro.”

Zo veel vind je jezelf niet waard?

“Dortmund wilde alleszins niet zo veel betalen. (lacht)

Je hebt toen gezegd dat je bijtekende om familiale redenen. Vinden jullie België zo fantastisch?

“Ik voel me hier echt heel goed. Als de zon wat meer zou schijnen, zou ik zelfs overwegen om hier na mijn carrière te blijven wonen. Maar als je ziet hoeveel sneeuw er onlangs gevallen is … brr. Dat is me toch te koud. Toen ik deze morgen mijn moeder belde in Israël was het daar 29 graden. Ik tekende vooral bij vanwege de ambitie van Genk en het feit dat de club echt heel ver is gegaan om me te kunnen houden.”

Je bent de best betaalde speler bij Genk en een van de grootverdieners in het Belgische voetbal. Zorgt dat niet voor bijkomende druk?

“De eerste zes maanden nadat ik had bijgetekend heb ik inderdaad een grote druk gevoeld. Bij elke mindere prestatie verwees men naar de cijfers in mijn contract. Maar ik heb niets gestolen. Het was toch maar normaal dat ik opslag kreeg nadat ik 16 keer had gescoord.”

Naar verluidt zou je niet veel minder verdienen dan je collega’s bij Anderlecht.

“Mijn loon ligt misschien in de buurt van dat van de gemiddelde speler van paars-wit, maar ik verdien zeker niet zoveel als de e chte topvedetten. Hier werd ik soms scheef bekeken vanwege mijn loon. Bij Anderlecht zou niemand commentaar hebben gehad op mijn contract.”

Dat je in 2008 geen topschutter werd, terwijl die titel je niet meer leek te kunnen ontsnappen, is wellicht je grootste ontgoocheling sinds je in België speelt?

“Toch niet. Joseph Akpala is me tijdens de laatste speeldagen nog voorbijgegaan, maar zo zit het leven nu eenmaal in elkaar. Ik voelde me vorig seizoen veel gefrustreerder toen het team echt vierkant draaide, terwijl we allemaal wisten dat we wel potentieel hadden. Dat wordt dit seizoen trouwens bevestigd.”

De sabbat en Jom Kipoer

Is het niet moeilijk om voor een nationale ploeg te spelen die in veel landen op zijn zachtst gezegd niet altijd enthousiast wordt onthaald?

“Ach, je wordt alles gewoon … Het is wel duidelijk dat Israël niet overal even geliefd is.”

Voel je dat als speler ook?

“Uiteraard. Er zijn altijd overal politieagenten rond het stadion waar we trainen, in ons hotel, bij de bus … Er zijn extreme veiligheidsmaatregelen. Onze nationale ploeg is de best bewaakte ter wereld. ”

Zou het niet gemakkelijker zijn om pakweg Zweed of Deen te zijn?

“Ongetwijfeld, maar dat belet niet dat ik heel trots ben op mijn roots.”

In september wilde je niet spelen tegen Lokeren op de dag van Jom Kipoer, het joodse vergiffenisfeest. Is het een automatische reactie dat je die dag niet wilt spelen?

“Absoluut. Het stond buiten kijf dat ik die avond niet tussen de lijnen zou komen. Genk heeft trouwens niet te klagen: in vier seizoenen was het nog maar de eerste keer dat een wedstrijd samenviel met Jom Kipoer.”

Wat schrijven de regels van de joodse godsdienst voor die dag voor?

“Dat we niets mogen doen: niet eten, niet drinken, niet werken en de hele dag gaan bidden in de synagoge. Ik ben gewoon met die informatie naar de trainer gestapt en hij begreep het onmiddellijk. Als hij me die avond gedwongen had om te spelen zou ik met een groot probleem hebben gezeten. Ik was er op dat ogenblik nochtans op gebrand om weer in het team te raken. Tijdens mijn eerste seizoen bij Genk stelde ook Hugo Broos zich heel begripvol op. Toen viel Jom Kipoer op de avond voor de wedstrijd tegen Anderlecht en ik zei dat ik dus niet kon trainen. Toch zette hij mij de volgende dag in de ploeg en ik speelde een van de beste wedstrijden uit mijn loopbaan, hoewel ik dus de dag voordien niet gegeten of gedronken had.”

Als alle moslims op belangrijke religieuze dagen niet zouden spelen, zouden we misschien de competitie moeten stilleg-gen …

( lacht) “In ieder geval is Jom Kipoer maar één dag. De 364 andere dagen sta ik van ’s morgens tot ’s avonds klaar voor de club.”

Ook op de sabbat?

“Normaal mag je niet werken van de vrijdagavond tot de zaterdagavond, maar er is een uitzondering voor sportlui. Zelfs in Israël wordt op zaterdag gevoetbald. Voor de gewone mensen is de sabbat eigenlijk gewoon zoals de zondag bij jullie: men doet niet te veel …”

Ga je dikwijls naar Antwerpen?

“Behoorlijk vaak. Ik koop mijn eten in Antwerpen en Brussel en bezoek er de synagoge. Als ik bij Genk blijf, wil ik trouwens naar Antwerpen verhuizen. Mijn kinderen gaan nu naar een christelijke school. Op zich is dat geen probleem, maar ik wil ze binnenkort toch inschrijven in een joodse school zodat ze de joodse godsdienst en Hebreeuws kunnen leren.”

Welke opvoeding heb je zelf eigenlijk gekregen?

“Een normale opvoeding in een niet fanatieke joodse familie die ook alle andere godsdiensten respecteert. Mijn vader heeft een job in de administratie en mijn moeder is secretaresse bij een bedrijf dat actief is rond de exploitatie van de Dode Zee. Ik heb nog een broer die profvoetballer is bij Beer Sheva, onze geboortestad. Hij is zelfs international geweest bij de min 20-jarigen.”

Legerdienst in de keuken

Heeft je voornaam een speciale betekenis?

“Ja: God biedt meer. Mijn ouders droomden ervan om snel opnieuw een jongen te krijgen. Omdat hun gebed werd verhoord hebben ze me zo genoemd.”

Je tweede voornaam is Félix, dat klinkt nogal Frans …

“Dat is niet abnormaal. Mijn vier grootouders komen uit Tunesië en spreken perfect Frans. Ze zijn uit Tunesië naar Israël gevlucht omdat ze daar volop hun godsdienst konden beleven. Ze beschikten toen trouwens over een Frans paspoort, aangezien Tunesië bestuurd werd door Frankrijk. Toen ze in Israël gingen wonen, hebben ze dat paspoort wel moeten afstaan, terwijl mijn grootvader nochtans zijn dienstplicht heeft gedaan bij het Franse leger. Mijn ouders spreken ook Frans en ik nog een klein beetje. Maar als ik in die taal bel met mijn oma, ligt ze altijd dubbel van het lachen. Eigenlijk trek ik me beter uit de slag in het Spaans, want de familie van mijn vrouw komt uit Spanje. Ook die familie kwam naar Israël om haar godsdienst te kunnen belijden zonder vervolgd te worden.”

Je wilt niet over politiek praten?

“Dat klopt. Ik probeer dat onderwerp bij interviews altijd te vermijden. In het voetbal is er geen plaats voor politiek. Sport gaat samen met plezier en plezier zie ik in de politiek echt niet.”

Heb je geleden onder de politieke situatie in Israël?

“Als je daar middenin zit, let je daar niet op.”

Heb je van nabij aanslagen en moorden gezien?

“Ja. Omdat de competitie stillag door het geweld ging ik op een dag alleen joggen en toen gingen plots overal de alarmsirenes af. Dat doet toch wel raar: mijn hartslagmeter gaf 200 slagen per minuut aan.”

Heb je ook legerdienst gedaan?

“Ja. Drie jaar. Maar ik ben nooit een vechter geweest. Ik kon ook niet met wapens omgaan. Op het veld tref ik raak, maar echt schieten is niet aan mij besteed. Ik werkte tijdens mijn legerdienst in de keuken.”

Vind je het jammer dat men een verkeerd beeld ophangt van je land?

“Dat spreekt voor zich. De realiteit is heel anders. Het is niet altijd oorlog in mijn land. Momenteel is het er bijvoorbeeld erg rustig, maar daar praten de media niet over. Ze hebben het enkel over Israël als ze aanslagen kunnen tonen. Mensen kicken op bloed, niet op vrede. Het frustreert me mateloos als ik hier altijd weer hoor dat de mensen de indruk hebben dat er op elke hoek van de straat soldaten en politieagenten staan, want dat klopt niet.”

door pierre danvoye

“Ons doel was een plaats in de top zes en tot nu toe doen we veel beter.”

“Plots gingen de alarmsirenes af. Mijn hartslagmeter gaf 200 slagen per minuut aan.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content