Aagje Vanwalleghem wil als gymnaste op de Olympische Spelen een finale halen. Evident is dat niet voor de 16-jarige West-Vlaamse met Braziliaanse roots.

Paniek in de interviewruimte van het Gentse ‘Huis van de Sport’ aan de Watersportbaan. Heeft iemand Aagje Vanwalleghem gezien ? De 16-jarige gymnaste heeft een demonstratietraining afgewerkt, maar daagt niet op voor de geplande persbabbel. Waarschijnlijk heeft ze hier meer moeite mee dan met de moeilijke oefeningen die ze straks op de Olympische Spelen moet uitvoeren, lacht haar trainer, de Nederlander Gerrit Beltman. Ze zal toch niet weggelopen zijn, zeker ?

Ze is niet weggelopen. Even later neemt Aagje een beetje nerveus plaats voor de microfoon. De openingsvraag komt recht uit de handleiding hoe-stel-ik-geïnterviewden-op-hun-gemak ? “Hoe gaat het er mee, Aagje ?” Aagje, opgelucht en kort : “Goed !” Iedereen lacht, het ijs is gebroken. Gaandeweg babbelt de jonge West-Vlaamse met Braziliaanse roots steeds vlotter. Gerrit Beltman kijkt goedkeurend toe.

Sinds 2002 is de Nederlander hoofdcoach van de meisjes bij de Gymnastiek Federatie Vlaanderen. Hij was Nederlands bondscoach op het WK in het Chinese Tiantjin waar een van zijn atletes een finale haalde toen hij aangeklampt werd door wat toen nu de Vlaamse Turnliga heette. Of hij niet naar Vlaanderen kon komen om een aantal atleten te begeleiden ? Beltman : “Ik stelde voor dat ze wat meisjes naar Nederland zouden sturen om mee te trainen. Het grote probleem in Vlaanderen was de enorme trainingsachterstand. Geen enkele club hier traint twee keer per dag. In Nederland doen alle grote clubs dat. Een aantal meisjes kwam naar Nederland, waaronder Aagje die toen twaalf was. Toen ik voorstelde dat ze konden blijven, was er maar één die dat ook wilde : Aagje. De taal was geen probleem, de school evenmin. Maar het was vooral zij die dat wilde.”

Een eigen mening heeft de oudste van drie adoptiedochters zeker, weet haar moeder Hilde Vanwalleghem. De onderwijzeres uit Wevelgem is net terug uit Gent, waar ze Aagje opzocht op een moeilijk moment in de eenzame afzondering in de ultieme voorbereiding op de Spelen. Want zowel Aagje als Gerrit zijn keikoppen en dat botst wel eens. Hilde Vanwalleghem : “Aagje heeft een heel goeie trainer, op technisch vlak misschien de allerbeste, maar hij is wel erg veeleisend. Aagje is een karaktertje, maar als ik haar vergelijk met wat ik van andere pubers op die leeftijd hoor, valt dat heel goed mee. Ze steekt thuis de handen uit de mouwen, helpt bij het huishouden. Wat ze doet, wil ze goed doen. Maar er zijn ook dagen die ze verkwanselt omdat ze piekert omdat ze alles perfect wil doen.”

Hilde Vanwalleghem adopteerde Aagje, die amper twee maanden oud afgestaan werd door haar moeder, een vrouw van indiaanse afkomst uit het noordoosten van Brazilië. Op haar negende nam haar adoptiemoeder haar terug mee naar Brazilië, net zoals ze later ook haar twee andere adoptiekinderen confronteerde met hun roots in Ethiopië. “Ik wilde niet dat ze zich als puber zouden afvragen waar ze vandaan komen.” Aagje ontmoette in Brazilië haar biologische moeder en vader, plus haar grootouders, maar het contact bleef vaag : Aagje praat Nederlands met een licht West-Vlaamse tongval. Van de cursus Portugees die haar moeder haar op haar achtste liet volgen, blijft weinig over. Dat wordt straks overgedaan.

Geen enkele band had Hilde Vanwalleghem met turnen, toen ze op zoek ging naar een uitlaatklep omdat Aagje zo’n actief kind was. “Turnen kon je vanaf de derde kleuterklas, zwemmen ook. Ik bezocht de twee turnclubs in Wevelgem en koos degene die me het beste leek.” Bij de recreanten werd Aagje als kleuter al na een maand naar een hogere leeftijdscategorie gehaald waar ze de drie niveaus in een maand doorliep. Met nieuwjaar zat ze al bij de besten. Als tienjarige belandde ze van het C-niveau bij de A-klasse in Vlaanderen. Daar schommelde ze rond de vierde, vijfde plaats, altijd net geen podium.

Hilde Vanwalleghem : “In Wevelgem trainde ze maar acht uur per week, het plaatsen en afbreken van de toestellen inbegrepen. Met zes uur effectieve training moest ze optornen tegen kinderen die veertien uur per week trainden. Haar trainers zegden me vlakaf dat zij haar niveau niet meer aankonden : in Wevelgem zat er geen progressie meer in. Zij stelden voor haar naar Brugge te sturen om verder door te groeien. Zo kwam ze aan tien uur per week. Een van haar trainers ging haar op school in Wevelgem tijdens de middag opzoeken om nog wat extra te trainen.”

Het aanbod voor haar dochter om in Gent de middelbare studies in de topsportschool aan te vatten, legde Hilde Vanwalleghem aanvankelijk naast zich neer : “Omdat ik de trainster daar niet beter vond dan die in Wevelgem.” Op een stage in Nederland duidde Gerrit Beltman een paar Vlaamse meisjes aan die het konden maken. Aagje vond hij goed, herinnert Hilde Vanwalleghem zich, al zag hij haar geen absolute wereldtopper worden en vreesde hij dat ze moeilijk haar familie zou kunnen missen. Achteraf benadrukt de Nederlandse bondscoach de toenmalige verdienste van de twee clubtrainers uit Wevelgem.

Daar schuilt vaak het probleem met jong talent, legt hij de vinger op de wonde : “Alleen als een clubtrainer een open mind heeft en snapt dat hij een atleet heeft van wie het niveau het zijne te boven gaat, zal hij hem of haar hoger sturen. In voetbal gebeurt dat spontaan, in andere sporten minder. Aagje mag haar clubtrainers in Wevelgem voor de rest van haar leven dankbaar zijn. Zonder hun ingesteldheid was ze waarschijnlijk nooit buiten Wevelgem gekomen. Waarom zou er minder talent zijn in Nederland en België ? Er gaat gewoon te veel talent verloren omdat trainers en trainsters het te lang bij zich houden.”

Aagje moest en zou naar Nederland gaan, herinnert ze zich zelf nog heel goed. “Ik weet nog dat ik niets uit Nederland hoorde en dat ik bijna elke dag tegen mijn mama zeurde om naar Nederland te bellen. Dat hield ik vol tot ze dat deed.” Hilde Vanwalleghem bevestigt : “We hoorden heel lang niets van Gerrit. Op een dag stuurde ze hem een mail : ‘Allez, Gerrit, wanneer ga je me iets laten weten ?’ Maar hij was gaan zeilen. Toen hij terugkeerde, belde hij meteen op. Aanvankelijk had Aagje het moeilijk in Nederland. Ze bleef maar herhalen hoe streng Gerrit voor haar was en hoe ze naar huis verlangde. Maar na ruim een half jaar hoorde ik ze al plannen maken voor het volgende schooljaar in Nederland.”

Toen Beltman zich in Nederland naar de zin van zijn club te veel met buitenlandse meisjes bezighield, kwam het tot een breuk. Korte tijd later aanvaardde hij de aanbieding om in Vlaanderen hoofdcoach te worden. Hij ziet hier heel veel mogelijkheden : een federatie die ambitieus is, een infrastructuur in opbouw, de schoolse opleiding die langzaam beter wordt, een topsportstatuut dat verder staat dan in Nederland. “Het enige verschil met Nederland was dat het niveau hier veel minder was. Zeg maar vijf tot acht jaar achterop.”

Aagje, zag de Nederlander, had het potentieel van een ruwe diamant : “Ze had een lichaam dat nog sterker kon worden. Het is een meisje dat goed uit haar ogen kijkt. Ze komt een zaal binnen met een blik die zegt : hier wil ik graag zijn.” De absolute wereldtop moet ze niet nastreven. “Ze zal altijd de duimen leggen voor concurrentes die tegelijk lenig én sterk zijn. Aagje is vooral sterk, ze mist lenigheid in de schouders.”

Toch gelooft Beltman dat haar Braziliaanse afkomst een voordeel is. “Toevallig vertaalde ik onlangs een stuk van een Duitse professor die zich afvraagt waarom een blanke man in ’s hemelsnaam de honderd meter probeert te winnen ? Dat lukt hem nooit, want genetisch gezien komen de beste sprinters uit West-Afrika. In het Braziliaanse ras zit een stuk van die snelkracht, dat explosieve. Zij heeft snelle benen, is niet supergroot. Daar zit een voordeel.”

Topturnen is veeleisend. Na de examens op school traint Vanwalleghem gemiddeld zes uur per dag, vijf dagen per week. Op zondag is ze vrij. Haar vrije tijd brengt ze door met paardrijden. Ze heeft niet het gevoel dat ze een normaal leven mist. “Onlangs vroeg een vriendin nog of ik meeging naar een fuif. Nee, hoor. Niets voor mij.” Hilde Vanwalleghem : “Ze sluit zich bewust voor de bekoringen af. Later kan ze nog altijd een jong leven leiden. Ze hoeft nog geen vast vriendje te hebben. Het is niet goed als pubers te vroeg aan een relatie vasthangen, ze moeten eerst de wereld verkennen.” Ze wil eerst en vooral haar eigen mogelijkheden verkennen. Aagje : “Ik wil gewoon altijd de beste zijn, ik wil tonen wat ik kan.”

Beltman lacht daar niet mee : “Aagje wéét wat ze zegt, ze flapt er niet zomaar iets uit. Ze hééft de mentaliteit van een topsporter. Dat is aangeboren. Het gedrag dat er bij hoort, ga je leren.” Negentig procent van haar mogelijkheden zijn benut, antwoordt hij op de vraag naar de resterende progressiemarge van de 16-jarige. “De resterende tien procent zit in haar technische ontwikkeling. Maar er zit nog minstens vijftig procent in het mentale vlak. Je lichamelijke kwaliteiten bepalen je startwaarde, maar je mentale kwaliteiten bepalen tot waar je komt.”

Het verschil tussen Aagje en de absolute toppers in Athene, zegt Beltman, is een enorme achterstand qua opleiding. “Voor een wereldtopper is ze te laat begonnen. De toplanden beginnen serieus te werken met zes of zeven jaar. Je moet minstens zes jaar investeren om op een niveau te komen dat je internationaal mee kan. Als je slim bent, investeer je in je twee gevoelige leerperiodes : rond acht, negen jaar en met dertien, veertien. Dan heb je er dubbel profijt van. Begin je maar op je twaalfde, pik je van die cruciale periodes maar één mee.”

Nadeel is ook dat ze niet omhooggeduwd wordt door de concurrentie in eigen land. Niet alleen in Vlaanderen, maar ook in België staat ze helemaal alleen aan de top, weet Beltman. “Het volgende talent is drie jaar jonger. Eigenlijk zou het niet slecht zijn om aan te sluiten bij atleten uit andere landen, bijvoorbeeld Nederland en Luxemburg, om via kruisbestuiving beter te worden, maar dat ligt politiek gevoelig.”

Op een toernooi in Brazilië informeerde de Braziliaanse federatie nieuwsgierig naar haar toen ze haar Braziliaanse roots opmerkten. Hilde Vanwalleghem: “Daar was ze best trots op, maar ik vind dat ze met Beltman even goed kan worden als daar.” Vanwalleghem mikt op een finaleplaats, een medaille moet niet van haar verwacht worden, waarschuwt Beltman. “Een finale in de sprong kan, als ze geen fouten maakt. Toestellen waar ze met de benen mag afzetten, zoals sprong en grond, beheerst ze goed. Op de brug was ze goed, tot haar lichaam veranderde. Op dat vlak moet ze omschakelen, als het ware weer leren turnen. Pure lenigheid is niet het sterkste punt.”

Hilde Vanwalleghem reist haar dochter achterna met de rest van de familie. Ze huurde er een mobilhome voor. “Wij zeggen : ‘Je mag al blij zijn dat je mag gaan’. Maar voor haar is dat niet genoeg.” Aagje : “Ik wil niet gewoon deelnemen, ik wil ook iets betekenen. Ik zou graag de allround finale halen en, als het mogelijk is, de toestelfinale op sprong.” En na de Spelen ? “Dan wil ik graag naar de Spelen in 2008.”

“Zegt ze dat ?” Hilde Vanwalleghem twijfelt : “Ze zegt dat niet altijd spontaan, hoor. Maar ze mag doorgaan. Straks moet ze nog twee jaar middelbaar. Overschakelen van topsport en studie naar algemeen secundair onderwijs zie ik niet haalbaar, het verschil is te groot. Van mij moet ze niet stoppen. Dat is zoals een boer die zijn land ingezaaid heeft, het klaar ziet liggen maar toch beslist niet te oogsten. Maar het is aan haar om een keuze te maken.”

door Geert Foutré

‘Aagje wéét wat ze zegt, ze flapt er niet zomaar iets uit.’ (de trainer)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content