Cameron is de dochter van Frank Vandenbroucke. Ze is zestien en staat aan het begin van een grote atletiekcarrière. Ze wil slagen. Niet alleen voor zichzelf.

Het is een heel eenvoudig huis, een van de vele langs deze grote steenweg. Hier, vlak bij Armentières, wordt evengoed Frans als Nederlands gesproken. Maar het Vlaams in een dialectvorm waar er geen twee van zijn. Welkom in Ploegsteert, het kleine dorp dat uit de schaduw trad dankzij een buitengewoon talent dat er vandaag niet meer is: Frank Vandenbroucke. Zijn ouders, Chantal en Jean-Jacques, zijn er wel, vrijgevig als altijd. De tv staat aan, de Tour de France natuurlijk. Op elke muur van deze bescheiden woonst foto’s van de dierbare, te vroeg overleden zoon. De Hostellerie, het café dat Chantal uitbaatte en waar heel het dorp bijeenkwam om de wedstrijden van VDB te zien, is nog slechts een stoffig lokaal. ‘Kort na Franks overlijden ben ik ermee gestopt’, zegt de mama van de voormalige renner. ‘Ik vond de moed niet meer om er nog mee door te gaan. Er gaat geen dag voorbij zonder dat het over hem gaat. Maar nu hebben we een andere kampioene in huis.’

Cameron is haar naam. De dochter van Frank uit zijn relatie met Clotilde. Ze is geboren in 1999. Je ziet meteen dat ze de dochter van haar vader is. ‘De mensen zeggen dikwijls dat ik fysiek op papa lijk, maar de manier van doen en praten van mama heb.’ Ze erfde ook de sportieve kwaliteiten van haar vader. ‘Toen ik nog heel klein was, hebben ze me op een fiets gezet.’ Zoals de familietraditie het wil. ‘Ik was zes. Ik probeerde, maar had daar geen goed gevoel bij. Ik deed het niet graag. Als ik er nu op terugkijk, denk ik dat ik daarvoor niet gemaakt was. Ik was voortdurend bang om te vallen.’ Om haar te harden, sturen ze haar naar de wielerbaan in Armentières. ‘Maar dat ging niet. Ik hield niet van het wringen. Toen al zei ik bij mezelf dat het een sport voor jongens was.’

BELGISCH KAMPIOEN

Aangezien er geen sprake van is dat het dochtertje ‘niets bleef doen’, stelt papy Jean-Jacques voor om haar in te schrijven in de atletiekclub van Bizet, het naburige dorp waar ze vandaag nog traint. ‘In het begin kwamen we verplicht met alle disciplines in aanraking: werpnummers, springnummers, de spurt en de duizend meter. Ik was niet goed in werpnummers en in de spurt blonk ik niet uit. Dat ergerde me. Op de duizend meter daarentegen kon ik me uitleven, omdat ik heel de tijd vooraan liep.’ In de streek klinkt het al vlug dat ze het van geen vreemde heeft. Het moet gezegd: Frank Vandenbroucke was zelf een buitengewoon getalenteerde loper. Voor hij voor het wielrennen koos, was hij onder andere Belgisch kampioen veldlopen op zijn twaalfde. Cameron doet het hem na. ‘De eerste keer dat ik Belgisch kampioen veldlopen werd, was in Oostende, ik was negen. Een eigenaardig gevoel. In die tijd hield ik heel erg van veldlopen.’ In totaal zal ze drie keer op het hoogste podiumtrapje staan en twee keer op het tweede. ‘En dan, toen we veertien werden, mochten we kiezen welke discipline we wilden doen. Ik ben voor de 800 meter gegaan. Daarin voelde ik me het best.’ Ze maakt bliksemsnel progressie en het veldlopen verdwijnt naar de achtergrond, ook al blijft ze het in de winter beoefenen.

Op de piste loopt ze ver voor de tegenstand uit. Ze begint hoge doelen te stellen. ‘Vorige winter hoorde ik van de minima voor het EYOF (European Youth Olympic Festival, van 25 juli tot 1 augustus in Tbilisi, Georgië, en dit jaar voorbehouden voor sporters geboren in 1999, nvdr). De limiet bedroeg 2’14″29. Vorig jaar in Heusden bracht ik mijn persoonlijk record op 2’12″62. Ik wist dus dat het binnen mijn mogelijkheden lag. Ik was er al dicht bij begin mei in Tongerlo. Daarna liep ik 2’11″01 op de IFAM-meeting in Oordegem eind mei.’ Aangezien geen enkel ander meisje nadien nog even goed deed, trok Cameron naar Tbilisi om haar land te vertegenwoordigen, met als doel een plaats in de achtste finales. ‘Hoe meer het evenement naderde, hoe meer ik me bewust werd van de betekenis ervan. Ik zou aan mijn eerste internationale kampioenschap deelnemen. Het truitje van mijn land dragen, dat is gek. Ik hoop dat dit het begin is van een heel mooi avontuur.’

Plots neemt ze even een pauze en wendt ze de blik af. De emoties drijven boven. ‘Als hij me van daarboven ziet, hoop ik dat papa trots op me is. Dat hij ziet dat ik ook in staat ben om heel hard te trainen, zoals hij.’ Haar papa heeft ze dus verloren toen ze nauwelijks tien was. Op maandag 12 oktober 2009 is hij bewegingloos gevonden in zijn hotelkamer in Senegal. Hij was 34. Een fabuleuze carrière achter de rug, maar ook een leven vol excessen en uitspattingen die hem de bijnaam ‘enfant terrible van het Belgische wielrennen’ opleverden. Overleden ten gevolge van een longembolie, maar in duistere omstandigheden, een beetje zoals Marco Pantani in 2004. Cameron herinnert zich die vreselijke dag. ‘Ik was thuis met mama. Het was zeven uur ’s ochtends toen papy kwam. Ik vroeg me af wat hij daar deed. Hij heeft het me verteld. Ik weet niet meer of ik gehuild heb. Het was alsof ik blokkeerde. Misschien dat ik het niet besefte. Papa was zo vaak in het buitenland voor zijn beroep dat ik alleen maar dacht dat hij er heel de tijd zou blijven. Een week lang ben ik in de Hostellerie gebleven en niet naar school gegaan. In de loop der jaren ben ik het gaan beseffen. Ik mis papa, dat is zeker. Nu, het feit dat hij, zoals ik zei, heel vaak niet thuis was, heeft me wellicht in mijn rouwproces geholpen.’

GULLE PAPA

Op haar zestiende verdeelt Cameron haar tijd tussen de woning van haar mama in Moeskroen en het huis in Ploegsteert. ‘Het is hier dat papy me iedere dag traint, behalve de donderdag.’ Ze haalt ook een deel van de verloren tijd in. ‘Ik bekijk vaak op internet papa’s grootste exploten. Ik kijk daar graag naar en daardoor kan ik nog beter begrijpen waarom hij zo verafgood werd toen ik klein was. Echt waar, ik bewonder hem. Ik heb geen idool, geen posters en ik moet toegeven dat ik behalve Usain Bolt, de broers Borlée en Nafi Thiam niet veel namen in de atletiek ken.’

Haar God zal altijd haar papa zijn. ‘Ze zeggen dat ik dezelfde kwaliteiten heb als hij, maar dat is onmogelijk. Ik ben zo jaloers op zijn karakter. Als hij op een koers aankwam, was hij zelfverzekerd, vol vertrouwen. Hij wist dat hij zou winnen. Bij mij is het helemaal omgekeerd. Voor de start heb ik stress, twijfel ik, stel ik me vragen en mis ik vertrouwen.’

Ook al bracht haar beroemde vader het grootste deel van zijn tijd in het buitenland door, Cameron had haar bevoorrechte momenten. ‘Hij deed alles om altijd een lach op mijn gezicht te toveren. Hij was heel gul. Hij dacht alleen maar aan mij gelukkig maken. Hij wilde altijd dat ik de mooiste dingen had, al het allernieuwste. We hadden veel plezier samen, maar kregen nooit de kans om een hechte relatie op te bouwen. Dat is jammer, maar we kunnen er niets meer aan veranderen.’

Zoals de meeste supporters van VDB bewaart zijn dochter het beeld van een grote kampioen. ‘Ook al was ik klein en zag ik hem niet veel, ik besefte dat hij niet zoals eender wie was. Iedereen sprak van mijn papa en ik begreep niet altijd wat ze van hem zeiden. Maar hij maakte veel indruk op mij. Ik weet nog dat, als hij me aan de telefoon riep, ik niet heel goed wist wat hem te vertellen, omdat ik het gevoel had met iemand uitzonderlijks te praten. Vandaag mogen ze me zeggen wat ze willen, het verandert niets aan mijn bewondering voor hem.’

MEMORIAL VAN DAMME

Chantal verdeelt haar aandacht tussen de ontboezemingen van haar kleindochter en de twijfels die rond de prestaties van Chris Froome, de leider in de Tour, hangen en die de commentatoren op tv herhalen. Dan stellen we de lastige vraag. Over doping. ‘Frank was een uitzonderlijk talent’, antwoordt zijn moeder droog. ‘Hij koerste in de verkeerde periode en deed zoals iedereen.’ Cameron verduidelijkt rustig: ‘Dat verandert niets aan wat ik over hem denk. Mijn papa was geen uitzondering en ik zal nooit in hem een bedrieger zien.’

Op haar zestiende begrijpt Cameron, die de eer van de familie hooghoudt op de 800 meter, dat het moeilijk is voor haar om uit de schaduw van haar papa te treden. ‘Toen ik begon met wedstrijden te winnen, bleven ze maar zeggen dat ik zijn waardige erfgename was. Ze zeiden steeds opnieuw: ‘De koploopster is de dochter van Frank Vandenbroucke.’ Op school hadden sommige leerkrachten het erover onder elkaar. Op training vergeleek papy me vaak met hem: ‘Je papa zou dit of dat hebben gedaan…’ Nu gaat het beter. Ze beginnen over mij te spreken vanwege mijn resultaten. Hoe dan ook heeft die vergelijking nooit op mij gewogen. Integendeel, daardoor ben ik nog meer gemotiveerd en kan ik doorbijten wanneer ik afzie op training.’

Een hele tijd werkte Cameron, die niet heel veel zelfvertrouwen heeft bij de start, met een vast ritueel. ‘Toen ik jonger was, ging ik voor een wedstrijd altijd naar papa’s graf’, verklaart ze. ‘Dat gaf me moed en ik was ervan overtuigd dat als ik niet ging, ik niet zou winnen. Nu doe ik dat niet meer. Dat is voorbij en ik ga niet graag meer naar het kerkhof. Ik heb begrepen dat als ik win, ik dat alleen aan mezelf te danken heb.’

Voortaan is het aan de toekomst dat ze denkt. ‘Het EYOF is een goeie test. En in september krijg ik het enorme voorrecht te mogen lopen op de Memorial Van Damme. Ik hoop dat het niet de enige keer zal zijn. Maar ik wil niet te hard van stapel lopen. Alles op zijn tijd. Maar zeker is dat ik me niets anders zie doen dan atletiek.’

‘Ze zal het je niet zeggen, maar Cameron is thuis exact zoals Frank was. Ze heeft een gehard karakter. Een temperamentvol karakter? Ja, dat kun je wel zeggen’, besluit Chantal, terwijl ze naar de foto van Frank kijkt. ?

DOOR DAVID LEHAIRE – FOTO’S BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘Ze mogen me zeggen wat ze willen over papa, het verandert niets aan mijn bewondering voor hem.’ CAMERON VANDENBROUCKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content