Goed een jaar geleden stapte Rudolf Vanmoerkerke op bij basketbalclub Oostende. Hij bundelde zijn mijmeringen, bedenkingen en raadgevingen in een boek. Door Koen Meulenaere, Onze Scout, in de hem eigen stijl opgetekend. Bij wijze van voorpublicatie : enkele passages.

Half acht, geen spiegelei vandaag, en wij zitten opnieuw met open mond te staren naar het dynamisme van deze gevorderde zeventiger. Vanmoerkerke in de fleur van zijn jeugd in de jaren vijftig, dat moet een pletwals geweest zijn. Blij dat wij toen niet geboren waren. Het werkschema ligt voor ons op tafel, en vandaag zullen wij, enfin hij, het hebben over het fenomeen ‘de coach’. Onontbeerlijk in een sportclub, hoewel de meeste voorzitters hem liever met een schop onder zijn achterste de keien zouden optrappen. Hoe kiest men een goede coach ? Over deze vraag buigen wij ons.

“Stel, louter hypothetisch : u bent hij wiens naam ik niet mag noemen en u hebt Eddy Casteels aangetrokken. Eerste jaar kampioen geworden, tweede jaar geen platte prijs. Met een budget van 120 miljoen frank. Heeft die coach gefaald ?”

– “De vraag is niet zozeer of hij gefaald heeft, maar of hij de juiste man was voor de manier van spelen die het bestuur in gedachten had. Eddy Casteels is geen slechte coach, op voorwaarde dat hij mag basketten zoals hij denkt dat het hoort.”

“Maar dat mag hij dus niet van u ?”

– “Neen, hij moet spelen zoals het bestuur of de voorzitter dat vraagt. Als hij daarmee niet akkoord gaat, moet hij niet tekenen, en als hij vindt dat hij daartoe niet de juiste spelers krijgt evenmin. Wie het nadien toch op zíjn manier doet en géén resultaat haalt, tja, dat is een slechte coach. Alles staat of valt met duidelijke afspraken bij het sluiten van het contract. Casteels is één van de vele coaches die uitgaat van zijn spelsysteem, en daar niet kan of wil van afwijken. Dat maakt het de tegenstander soms erg makkelijk. Lucien Van Kersschaever was ook zo iemand. Een monument, veel verdiensten voor het basket, maar niet bekwaam om te improviseren. Hij kan zijn mannen trainen en drillen, hij kan ze zijn systeem quasi perfect doen uitvoeren, hij kan jongeren opleiden en beter maken, maar voor Van Kers is de match gedaan vóór ze begint. Hij heeft dan alles uitgedokterd en voorbereid, en als het op het veld anders loopt, verkrampt hij.”

“Drugsgebruik is één van de grote kwalen onder de ‘brothers’, dat zijn de zwarte Amerikanen, maar dat ontdek je meestal pas als het te laat is. Het gaat om kerels die in eigen land weinig betekenen, maar die er hier plotseling met kop en schouders bovenuit steken en de grote vedette zijn. Bovendien in een hun totaal vreemde omgeving waar ze zich dikwijls steendood vervelen. Dan worden de verlokkingen van drugs en drank en vrouwen en gokken bijzonder groot. Wat ik op dat gebied allemaal heb meegemaakt, is niet te beschrijven. Van zodra ze worden meegetroond naar het nachtleven van Brussel of Antwerpen, zit je in de penarie. In feite zou je ook nog een privé-begeleider moeten inhuren voor die kerels, maar dat is praktisch en financieel niet mogelijk. Als ik kon, opteerde ik voor mannen die getrouwd waren. Die brachten hun eigen gendarme mee. Maar een garantie was dat allerminst, voor hetzelfde geld lieten ze die gendarme zitten en trokken bij een ander in.”

“De grootste persoonlijkheid met wie ik te maken heb gehad, was zonder enige twijfel Rik Samaey, vooral toen hij wat ouder werd. Hij is de enige Belg die ik ooit tijdens de wedstrijd de Amerikanen ter verantwoording heb weten roepen, terwijl de hele zaal het goed kon zien en horen. En waar ze dat van een ander nooit hadden genomen, namen ze het van Rik wel en speelden daarna de pannen van het dak. Om dat voor elkaar te brengen, moest je haar op je tanden hebben.”

“Wat stelt u eigenlijk voor om het Belgische basketbal vooruit te helpen ? Wat is het Plan Vanmoerkerke ?”

“Eén : de eersteklasseclubs moeten worden gegroepeerd in een autonome liga onder de koepel van de federatie, met een professionele leiding en met één of twee grote sponsors van wie de namen aan de competitie worden verbonden. Zoals de Jupiler-liga in het voetbal. De liga organiseert de competitie en de beker, die wordt beslist met een final four in één zaal en één weekend. Twee : de clubs, acht tot tien in totaal, moeten elk afzonderlijk een professionele omkadering krijgen, eventueel met financiële steun van de liga, en hun budget moet door de liga gecontroleerd worden. Drie : de liga onderhandelt met de overheid om meer investeringen in een moderne en multifunctionele sportinfrastructuur te doen. Vier : de liga onderhandelt met de televisiestations over een manier om haar competitie op televisie te krijgen, waarbij elke club per seizoen met minstens twee volledige matchen op het scherm komt. Daardoor krijgen niet alleen de ligasponsors maar ook alle clubsponsors return voor hun investering. Dat zal het niveau van de sponsors opkrikken, en ipso facto de geldelijke mogelijkheden van de clubs. Indien nodig kan de liga zelf bijdragen in de productiekosten, eventueel via een formule van ruilpubliciteit. Vijf : de liga en de bond zorgen samen, elk voor de helft, voor een jaarlijks budget van 250.000 euro om een sterke en professioneel begeleide nationale ploeg tussen de lijnen te brengen. Ze probeert ook hier de televisie tot rechtstreekse uitzending van de interlands te overhalen.”

“Ik kon desnoods tot iets van een zestig miljoen frank per jaar bijeenbrengen, maar dan moest ik er mij wel permanent mee bezig houden. En zestig miljoen was echt de limiet. Als er dan iemand komt die honderd twintig miljoen kan binnenhalen…”

“Vande Lan… “

“… dan moet je die man zijn gang laten gaan. En mijn eigen principes getrouw moet die man het dan ook voor het zeggen krijgen.”

“Op voorwaarde dat hij het jaar nadien opnieuw 120 miljoen frank bijeen krijgt, of de club is na één seizoen om zeep. “

“Daar hebt u een punt, maar dat moeten we afwachten.”

“Aha. Dan heb ik dit stekelige vraagje voor u. Stel dat die fameuze man, we zullen nu geen naam op hem kleven, er niet meer in slaagt het budget rond te krijgen, en de club, uw club nog altijd en niet de zijne, komt in de problemen, springt u dan opnieuw in de bres ?”

“Dat zullen we dan wel zien. Ik zeg niet onmiddellijk nee, daarvoor is de club mij te dierbaar. Maar het hangt af van de voorwaarden. Waarom ben ik er uit gestapt ? Want ze hebben mij alle mogelijke erefuncties aangeboden. Omdat ik me in de herfst van mijn leven niet meer wil inschakelen in een organisatie die altijd volgens mijn ideeën heeft gefunctioneerd, en die dat nu plotseling volgens de ideeën van een ander moet doen. Ik leg me daar bij neer en ik vind het logisch, maar ik wil er zelf niet meer bij betrokken zijn.”

‘Hoe ik basket zie, door Mister V’, opgetekend door Koen Meulenaere, Roularta Books, 167 blz., 12,50 euro.

‘Diegene die geld binnenbrengt, moet het voor het zeggen hebben.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content