Philippe Saint-Jean is vijftig geworden en mag eindelijk zijn debuut in eerste klasse maken, zij het met een afgeroomd Excelsior Moeskroen. Hij beseft dat de tocht gevaarlijk is, maar kent geen stress. ‘Ik weet wat ik kan en ik kijk op geen uur.’

L e formateur va (enfin) diriger une équipe de D1. Het stond in Sport/Foot Magazine nadat bekend was geraakt dat Philippe Saint-Jean trainer van Moeskroen zou worden. “Ik wil het etiket van jeugdtrainer niet”, benadrukt hij daarom bij aanvang van het interview. “Ik ben als trainer begonnen toen ik een jaar of zesentwintig was, omdat ik door een knieblessure moest stoppen met voetballen. Eerst de scholieren en de junioren, dan met succes vijf jaar de eerste ploeg van Braine-l’Alleud in provinciale en bevordering. Sommige spelers waren ouder dan ik. Mijn werk was hetzelfde als hier : met jeugd werken, spelers laten vertrekken en opnieuw beginnen.”

Hij werkte daarna nog voor Union, voor Franky Vercauteren bij KV Mechelen, was vijf jaar directeur van Futurosport in Moeskroen, bij de bond assistent van Ariël Jacobs en Jean-Francois de Sart en zelf ook een tijd verantwoordelijk voor de beloften en de aspiranten. De voorbije drie jaar bracht hij Tubeke van derde klasse naar de rand van eerste. “Ik heb dus wel degelijk ervaring met volwassenen. Ik heb altijd wel met jeugdopleiding in het hoofd gezeten, maar mijn ambitie was toch vooral met profs werken.”

“Je moet zelf in eerste gespeeld hebben voor deze job”, heeft voorzitter Jean-Pierre Detremmerie altijd gezegd. “Alleen nog maar om autoriteit te hebben bij sommige spelers. In deze wereld zijn zoveel knepen die je niet in boeken en op de universiteit leert. Philippe Saint-Jean zal zich daarom eerst elders moeten bewijzen als trainer.”

Philippe Saint-Jean : “Hij heeft waarschijnlijk wel gelijk dat het iets makkelijker is voor wie de geur van de kleedkamer in eerste kent. Tien jaar geleden was dat de mening van iédere voorzitter, maar tijden veranderen. In Frankrijk zijn er veel mensen die niet in eerste speelden en, zoals ik nu, verantwoordelijk zijn voor de eerste ploeg én het opleidingscentrum. Trainer zijn, is een andere job dan voetballer zijn. Je moet het leren en ik denk dat voetballers te snel trainer worden.”

Ga je Hugo Broos straks de hand drukken ?

“Natuurlijk. Vergeet niet dat ik de voorbije jaren met Tubeke al vier keer tegen hem speelde. Ik heb geen problemen meer met Hugo. Trouwens, Franky Vercauteren, Jacky Munaron en Herman Van Holsbeeck zijn zeer goede vrienden van mij, maar ik heb tegen hen nooit iets gezegd over Hugo.”

In de krant lazen we bij je gedwongen vertrek op Futurosport dat Broos nooit een discussie aanging en je ook nooit iets in het gezicht zei, maar je wel op alle mogelijke manieren in de rug heeft geschoten.

“In het begin heb ik als directielid veel met hem gepraat en misschien is het probleem geweest dat ik hem meteen gezegd heb dat ik op een dag zijn plaats wou innemen. Misschien wordt dat in dit milieu geïnterpreteerd als dat ik aan de poten van zijn stoel zou zagen, maar het tegendeel is waar. Ik ben een man van mijn woord, anders had ik nooit twintig jaar in de beurs kunnen werken. Weet je, het eerste jaar, toen er hier een probleem was met Hugo, heb ik hem in de directie verdedigd en er na een nul op vijftien zelfs voor gezorgd dat hij kon blijven.”

Er was een fundamenteel verschil in visie ?

“Ja, de kloof was groot, dat bleek toen Kevin Pecqueux bij de eerste ploeg kwam. Het werd voorgesteld alsof het ging om drie of vier verdedigers, maar het was veel meer. Altijd met de bal trainen, dribbelen bijvoorbeeld. Ik ben er absoluut voor om spelers te leren dribbelen, ook verdedigers. Hij was radicaal tegen.”

Waarom pleit je voor drie achterin bij de jeugd ?

“Omdat dat systeem de jeugd qua techniek, snelheid, duels en dekkingswijzen veel kan bieden. Ajax doet het al dertig jaar met drie achterin, Anderlecht nu ook sinds een jaar of twee, drie bij de jeugd. Ik denk dat het momenteel nog altijd het beste is, maar ik wil graag discussiëren met wie tegen is. Dat is altijd mijn manier van werken geweest. Ik denk dat het juist daarom zo goed klikt tussen mij en Franky Vercauteren. Wij houden er ook van om altijd alles op papier te zetten, voor en na de discussie. Wij vragen ons steeds weer af : wat is het allerbeste op fysiek gebied ? En op technisch vlak ? Als een staf een gesloten gezelschap is, stop ik direct. Ik heb hier ook meteen tegen de assistenten gezegd : er zullen nog mensen bij komen. Specialisten op hun terrein, op mentaal vlak bijvoorbeeld. De dag komt dat we hier met tien trainers op het veld zullen staan, want zo kan je op individueel gebied veel beter werken op alle verschillende aspecten.”

Waarom speel je met de eerste ploeg niet met drie achterin ?

“Tactiek blijft ook altijd afhankelijk van de kwaliteit van de spelers, maar zeker is dat we altijd in zone zullen voetballen. Ik doe het al achttien jaar. Er is niks veranderd sinds de drie in zone van het Ajax van Cruijff en Keizer en de vier in zone van AC Milan, maar in België hadden veel spelers en trainers het over iets anders als het over zone ging. We merkten dat ook altijd weer bij de nationale belofteploeg. Niet de man, maar de positie van de bal is het belangrijkste. Met de komst van Trond Sollied is er veel veranderd in België. Hij had een andere mening dan de gangbare en liet ze horen, hij maakte alles duidelijk voor zijn spelers en werkte altijd met hetzelfde basisschema. Ook Frans Masson met de professionele trainerscursus van de bond en de discussies die er gevoerd werden, droeg er toe bij dat in dit land langzamerhand de principes van het zonevoetbal gedefinieerd en aangeleerd werden.”

Je oefent drie systemen in, 4-3-3, 4-4-2 en dan nog iets met een speciale pressie als er geforceerd moet worden, horen we.

“Ja, maar ik wil daar niet te veel over praten. Feit is dat we veel beweging en flexibiliteit willen en dat we de supporters spektakel beloofden. We zullen met drie aanvallers spelen, maar niet iedere wedstrijd negentig minuten. En we zullen niet zakken, maar aanvallend verdedigen. Maar dat vergt tijd.”

Wat is voor jou spektakel ?

“Ik hou niet van tien passen na elkaar tussen de verdedigers en de middenvelders. We moeten diagonaal en direct spelen. Ook centrale verdedigers moeten het spel kunnen maken, want zij zijn vaak aan de bal. Nu zie je dat ze de bal krijgen, hem stoppen, kijken, naast hen of naar de keeper passen… Tien passen voor niets. Binnen enkele weken moet direct de tegenaanval starten. Er is ook techniek voor nodig natuurlijk. Jean-Philippe Charlet bijvoorbeeld kon het bij de jeugd, maar is bang geworden om nog een verticale pass te trappen. Hij speelt op zekerheid, misschien uit schrik voor de vorige trainer. Voor mij is een verticale pass die niet helemaal precies aankomt, maar ons wel toelaat om meteen druk te zetten, geen slechte pass. Liever zo dan tien keer lateraal of achteruit te spelen, want dat levert met zekerheid nooit gevaar op. Terwijl zelfs een slechte pass vooruit voor ons een goede tegenaanval kan opleveren.”

Met Laybutt, Pieroni, Mpenza en Dugardein vertrokken zo ongeveer de vier beste spelers van de ploeg. Hoe gevaarlijk is jouw debuut in eerste klasse ?

“Natúúrlijk is het gevaarlijk, zeker ook gezien de zware competitiestart. Maar ik heb geen stress, ik weet wat ik kan en ik kijk niet op een uur. Wedstrijd na wedstrijd moeten we individueel en collectief vooruitgang boeken. Tegen Anderlecht en Genk zullen we niet voor een punt spelen. Week na week moeten we ons spelstramien laten zien. Op een jaar zal dat wel resultaat geven.”

Waar moet Excelsior dit seizoen eindigen ?

“Met de glimlach zeggen de voorzitter en ik wel eens dat we dezelfde ambitie hebben als vorig seizoen, maar dat betekent niet dat wij als vijfde of zesde moeten eindigen. Het is een eerste jaar met veel, té veel veranderingen. Iedereen kan zien dat de jongens van tweede en derde klasse allemaal iets hebben dat hun plaats in onze kern rechtvaardigt, maar tien nieuwe spelers is te veel natuurlijk. Het probleem in het begin was bovendien dat de ervaren spelers die niét waren vertrokken, bijna allemaal geblesseerd aan het seizoen begonnen.

“De ambitie is stelselmatig vooruitgang te boeken en binnen drie jaar weer de subtop te halen, met minder middelen. We denken dat we het kunnen met het huidige potentieel als iedereen, jonge en ervaren spelers samen, bereid is daarvoor te werken. De eerste doelstelling dit jaar is : een ploeg bouwen die ons voetbal kan brengen. De tweede : evenwicht in de kern brengen met jeugd of transfers van lagere reeksen. De derde : de B-kern, die we de A-print noemen, tegen het einde van het seizoen op een hoger niveau brengen, dat van tweede klasse. En de vierde doelstelling is : Futurosport.”

Wat moet er daar veranderen ?

“De filosofie. Minder lopen, meer techniek en creativiteit vooral. Meer met de bal spelen, spelen om te spelen zelfs.”

Met de eerste ploeg trainde je tot nu toe altijd tactisch. Is er wel spelplezier genoeg ?

“Ja, ja, zeker toen we op het einde van de stage met 0-7 wonnen van Walhain en bijna alle oefeningen die we op stage deden in de wedstrijd te zien waren. Het komt dus langzamerhand.”

Ervaren spelers krabben zich in het haar.

“Ik vind het normaal dat zij de meeste moeilijkheden kennen en jongeren dat makkelijker oppikken. Ervaren jongens als Tonci Martic, Koen De Vleeschauwer en Marc Schaessens zitten met een vast stramien in hun hoofd en moeten dat nu loslaten. Er verandert veel, hé, ook omdat we direct naar ons voetbal toe willen. Maar ik sta altijd open om te discussiëren met spelers. Op stage gebeurde dat, aan het tactische bord. Dat was zeer interessant.”

Is je aanpak niet te schools ? Ik hoor dat je zelfs punten geeft. Een routinier kreeg al eens 1 op 10 voor zijn prestatie in een vriendenwedstrijdje.

“De quotering gebeurt door elk staflid afzonderlijk en maakt het mogelijk om later terug te gaan in de tijd, zo individuele prestaties op regelmaat en groei te toetsen. En 1 op 10 is een duidelijk signaal dat een speler naast zijn schoenen loopt.”

“Niet iedereen zal mij met open armen ontvangen”, zei je al. “Eerste klasse is een vuile wereld waar alles toegelaten is.”

“Niet vuil, maar toch een bijzonder milieu. We willen er een dorp in een dorp proberen te maken. Maar wat voetbal ook zo speciaal maakt, is dat je er concurrentie moet accepteren en dat het bestaat dat je goed werkt en toch niet kunt deelnemen aan het spektakel. We zullen het proberen. Tot nu toe is het mij altijd gelukt. In Brakel, op Futurosport, in Tubeke. Altijd was het moeilijk in het begin, want het is voor iedereen een andere manier van werken, maar na een tijd voelde iedereen zich goed in zijn vel. Ik hoop dat alles proper gespeeld wordt. De spelers zijn het voorbeeld. Het opleidingscentrum is belangrijk. Mijn eerste elftal moet een model zijn, op en naast het veld. Ook gedrag is belangrijk. Voor sommige spelers is dat moeilijk. We willen een andere cultuur kweken, maar op zes maanden gaat dat niet. Ik moet werken met deze kern en ik weet dat het een moeilijk jaar wordt. Maar het zullen de spelers zijn die zullen bepalen met wie we volgend seizoen voortdoen of niet.”

Je hebt in Franstalig België het imago van de theoreticus, de perfectionist, ‘l’intellectuel du foot’. Veel woorden, veel papier, veel structuur. Ben je wel voldoende krijger om te overleven aan de top ?

“Absoluut. Ik ben mij zeer bewust van het belang van het mentale aspect. Tactiek, techniek en fysiek zijn belangrijk, maar mentaliteit is nog belangrijker. Je kunt snel zijn en het tactische inzicht hebben om te weten waar je moet zijn, maar toch te laat komen, omdat het in het hoofd niet goed zit. Je kunt technisch sterk zijn, maar toch de bal verliezen, omdat je op mentaal vlak niet oké bent. Ik heb vier, vijf schema’s voor het mentale aspect. Strijd is natuurlijk belangrijk, maar ook de geest. De geest voor de ploeg, voor de hele kern. Solidariteit. Zie het voorbije EK. De sterkste ploeg op mentaal gebied was Griekenland. De Grieken wílden meer dan bijvoorbeeld de Fransen, die al alles wonnen. Een kwestie van mentaliteit dus.”

Niet van fysieke frisheid ?

“Een beetje, maar ik denk dat je voor zo’n toernooi vooral de frisheid in het hoofd moet zien terug te vinden. Met Tubeke speelden wij vorig seizoen zonder problemen 52 wedstrijden. Amateurs, hé. Schitterend. Alleen de laatste match, die over de promotie moest beslissen, presteerde niet iedereen volgens zijn mogelijkheden. Enkelen waren niet fris in het hoofd, misschien dat sommigen niet echt naar eerste klasse wílden. Mentaliteit.”

Je bent bijgelovig, lazen we ergens. Zelfde kleren, zelfde eten, zelfde chauffeur altijd. Waarom ?

“Bij Tubeke was dat beter zo, want dan was iedereen op zijn gemak. Zelf ben ik niet gelovig en eigenlijk ook niet zo bijgelovig. Ik ben in Tubeke ook tégen rituelen ingegaan, hoor. Zo liet ik er de dug-out verplaatsen, omdat die bij Theo Buelinckx achter de lijnrechter stond. Dat was een héle grote zonde, maar door de resultaten is het mij vergeven ( glimlacht).”

Je werkte twintig jaar voor een wissel-agent. Wat leerde je al die jaren op de beurs ?

“Veel maturiteit en verantwoordelijkheidsbesef, want je speelt met het geld van anderen en je moet snel beslissen. Ik vergeet nooit de woorden van mijn baas : ‘Probeer niet het vak te leren, want dat zal je nooit kennen, maar zorg ervoor dat je elke dag iéts leert. ‘ Ik heb meer aan die zin gehad dan aan eenentwintig jaar op de schoolbanken. Zo doe ik het en dat is ook de raad die ik mijn spelers meegeef : leer één ding per dag. Dat zeg ik ook tegen iemand als Marc Schaessens, bijna zesendertig jaar : je kunt nog veel leren in het voetbal, zelfs met jouw ervaring.”

Welk type voetballer was jij ?

“Een spits. Een goaltjesdief die tussen al die grote verdedigers goed het spel las en vaak scoorde aan de eerste paal. Op het einde van mijn carrière speelde ik twee maanden op de rechterflank. De trainer wou toen dat de rechtsback en de rechtermiddenvelder samenspeelden, ruimte voor elkaar schepten en constant van plaats wisselden. Dat ging zo goed dat ik toen al wist hoe mijn stramien er ongeveer zou uitzien : iedereen beweegt en verandert van plaats. Nu ja, iederéén, dat is te veel hier, maar toch sómmigen.”

door Christian Vandenabeele

‘De dag komt dat we hier met tien trainers op het veld zullen staan.’

‘Ook gedrag is belangrijk. Voor sommige spelers is dat moeilijk.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content