‘Ik wil me niet verstoppen achter mijn leeftijd’

© KOEN BAUTERS

Aster Vranckx (17) leidt momenteel een schizofreen bestaan. In het weekend schittert hij in het truitje van KV Mechelen om tijdens de week weer rustig in de schoolbanken plaats te nemen en op woensdagnamiddag stage te lopen in… de fanshop.

Als vijfdejaarsscholier kantoor aan de Topsportschool in Leuven combineert Aster Vranckx nog minstens een jaar zijn studies met profvoetbal. Vorige zomer werd hij door Wouter Vrancken bij de A-kern van Malinwa gehaald en al snel werd duidelijk dat de middenvelder een blijvertje zou worden. Meer zelfs: een fonkelende diamant die het in zich heeft om straks voor veel geld naar het buitenland te vertrekken. AC Milan, Juventus, Bayern München, Borussia Dortmund … het lijstje met geïnteresseerde clubs dikt wekelijks aan. Allemaal stuurden ze al scouts naar het AFAS-stadion in Mechelen.

Maar Aster Vranckx blijft rustig. Zijn maturiteit en gedrevenheid worden geroemd door trainers en ploegmaats. Alleen die studies, die liggen hem minder, ook de stage. ‘Bestellingen afhandelen, tickets printen, de juiste maten halen van kledij die fans bestellen. Ik vind het niet zo leuk, maar het moet nu eenmaal’, verklaart de jonge Vlaams-Brabander onomwonden wanneer we tegenover hem zitten in een van de skyboxen van KV Mechelen. Het is woensdagnamiddag, Vranckx is allang blij dat hij zijn shift in de fanshop kan overslaan.

Waarom koos je voor die opleiding, als dat zo tegensteekt?

Aster Vranckx: ‘ASO was te moeilijk – ik deed weinig voor school. Dan ben ik naar TSO gegaan, maar wiskunde ligt me niet, dus dan kun je daar ook moeilijk in verder. De volgende stap was BSO, kantoor, omdat dat de enige optie was om te combineren met de topsportschool. Hoe sneller het achter de rug is, hoe beter. Ik heb tegen mijn ouders altijd gezegd dat mijn ambities niet op school liggen. Voetbal is mijn ding. Daarmee wil ik iets bereiken. Maar je moet een diploma hebben, natuurlijk.’

Het gaat snel voor jou, maar je lijkt er onbewogen bij te blijven. Voel je dan nooit stress?

Vranckx: ‘Bij mijn debuut in de supercup tegen Genk was ik kalm. Mijn competitiedebuut op Anderlecht viel ook mee. Dat waren telkens invalbeurten. Maar de match daarna, tegen Kortrijk, was er wel stress, omdat ik wist dat ik zou starten. Ik wilde alles perfect doen en speelde op voorhand allerlei scenario’s af in mijn hoofd.’

Hoe uit die nervositeit zich dan bij jou?

Vranckx: ‘Dan blaas ik veel. ( lacht) Ik voelde het wanneer ik het veld op wandelde. Als je dan een pass mist, denk je meteen: oei, ik moet mij herpakken. Zeker als je mag starten, redeneer je: deze kans moet ik grijpen. Terwijl ik meestal redeneer: de volgende is goed. Ik weet wat ik kan.

‘Op Kortrijk werd ik aan de rust gewisseld en dat begreep ik. Ik was ontgoocheld in mezelf en wilde me ook niet verstoppen achter mijn jonge leeftijd. Al heb ik er wel uit geleerd: ik mag me niet druk maken wanneer het even niet loopt.’

Wat weet je nog van het moment waarop je hoorde dat je naar de A-kern mocht?

Vranckx: ‘Eind vorig seizoen kreeg ik het gevoel dat er een kans zou komen. Sven Swinnen, onze trainer bij de beloften en assistent van de A-ploeg, deelde mij dat mee. Ik was blij, want ik was de jongste in die grote groep beloften. Het erge is: voor mijn eerste training kwam ik meteen te laat. Ik miste het ontbijt… Da’s pas stressen! ( lacht) Ik voelde mij totaal niet op mijn gemak toen ik iedereen de hand schudde. Maar iedereen bleef vriendelijk, ze gingen ervan uit dat ik nog niet wist dat ik daar voor het ontbijt moest zijn.

‘Twee dagen later: opnieuw te laat! Door de file onderweg – vanuit Kortenberg is het ’s ochtends lang aanschuiven naar Mechelen. Mijn ouders brachten mij toen nog. Sindsdien regelde de club een chauffeur die mij komt ophalen thuis. De eerste trainingsweken stond die telkens om halfzes te toeteren aan mijn deur. Ik dacht: wat is dit? Want we werden pas om acht uur op de club verwacht. Ik lag nog gewoon in bed. ( grijnst) We hebben dat ophaalmoment toch wat kunnen verlaten.’

Wie in de groep nam jou in het begin bij de hand?

Vranckx: ‘Voornamelijk Jules Van Cleemput. En tijdens de wedstrijden praat iedereen op me in. Al laten ze mij tegenwoordig al meer mijn ding doen. Ze zien ook wat ik op training breng.’

Swinkels, Kaya, Van Damme, De Camargo: er lopen hier wel wat persoonlijkheden rond die durven te roepen. Ook op jou?

Vranckx: ‘Als je doet wat je moet doen, zullen ze niet roepen.’

Kinderachtig

Die wedstrijd van begin augustus op Anderlecht betekende je doorbraak. Met tien man haalden jullie daar een punt en jij speelde als een patron tegen grote namen als Samir Nasri en Nacer Chadli.

Vranckx: ‘Ik zat rustig op de bank en ging er eigenlijk vanuit dat ik niet zou invallen. Aanvankelijk was Alec Van Hoorenbeeck zich aan het opwarmen, tot er plots geroepen werd dat ik mij snel moest klaarmaken. Ik had mijn scheenbeschermers niet eens aan en kreeg door de nervositeit mijn veters niet gestrikt. Het duurde dus wel even voor ik klaar was, en de trainer maar roepen. Er bestaat zelfs een foto van, waarop je ziet hoe de kinesist me probeert te kalmeren. ( lacht) Op het veld liep het wel meteen lekker. Ik was vooral bezig met kort genoeg op de tegenstander te zitten. Hem niet laten wegdraaien. Eigenlijk gewoon zoals ik op training deed.’

Je was niet onder de indruk van Vincent Kompany?

Vranckx: ‘Toen we op Anderlecht arriveerden en ik hem zag, dacht ik wel: aha, dat is dus Vincent Kompany. Een speciaal moment. Maar ik ga geen selfies vragen, dat zou een beetje kinderachtig overkomen.’

Ook in augustus drong Ahmed El Messaoudi, een concurrent op je positie, aan op een transfer. Die voelde wellicht de bui hangen. Voelde je dat er meer mogelijkheden zouden komen toen hij vertrok?

Vranckx: ‘Dat maakte mij weinig uit. Het enige waarmee ik in mijn hoofd zat, was in de A-kern blijven. Ik wilde niet weer naar de beloften. Eenmaal je geproefd hebt van dat niveau, wil je alleen maar meer. Mijn mentaliteit is sowieso: de beste willen zijn. Ik zou er niet mee kunnen leven dat er iemand speelt van wie ik denk dat die minder is dan ik. Dat had ik bij de jeugd al. Dus is het aan mij om te tonen, ook op training, dat ik in de ploeg hoor te staan. Maar als ik merk dat iemand beter is, heb ik er geen probleem mee dat die speelt.’

Heeft de coach je uitgelegd welke plannen hij heeft met jou?

Vranckx: ‘Neen. Maar je voelt wanneer een trainer het voor jou heeft. Op training worden de jongeren wel strenger beoordeeld, merk ik. De passing moet elke keer top zijn.’

Hoe ging de stap van de jeugd naar de profs fysiek gezien? Je bent tenslotte pas zeventien jaar en Vrancken staat erom bekend pittig te trainen.

Vranckx: ‘Dat viel heel goed mee. Conditioneel was er zeker geen probleem, data toonden aan dat mijn waarden – zoals mijn VO2max – allemaal zeer goed waren. De manier van trainen, heel intensief, vergde wel veel van mijn lichaam. In het begin had ik na elke training wel ergens last van: mijn lies, mijn kuit… Dat is nu voorbij. Ik trek elke dag twintig minuten naar de fitness om oefeningen te doen op stabilisatie en mobiliteit.’

Pleintjesvoetbal

Je bent via de topsportschool in Leuven opgepikt door KV Mechelen.

Vranckx: ‘Ja, ik was veertien en een docent daar vroeg me of ik naar KV Mechelen wilde gaan. Ik vond Mechelen wel een mooie club en dus stemde ik in. Zo simpel was het.’

Op dat moment speelde je bij toenmalig tweedeklasser Woluwe-Zaventem in de jeugd, en voordien bij Hoegaarden en Tienen. Het bewijst dat je niet vanaf je tiende bij een topclub hoeft te zitten om het tot profvoetballer te schoppen. Waar leerde jij voetballen?

Vranckx: ‘Vooral op de pleintjes in Erps-Kwerps, waar ik opgroeide. Met mijn neven en broers speelden we er pittige wedstrijdjes en zij waren allemaal vijf à zes jaar ouder, dus ik leerde veel bij. Bij mijn clubs gebeurde dat eigenlijk weinig. Het tactische aspect van voetbal heb ik zelfs pas bij KV Mechelen leren kennen.’

Ik las dat je jezelf bijschoolde door naar filmpjes van Casemiro te kijken. Waarom hij?

Vranckx: ‘Ik kan op meerdere manieren spelen. Als ik op de 6 sta, draait het vooral om hard in de duels gaan, zoals Casemiro. Als ik hoger sta, probeer ik technischer te spelen. Ik pas mij gemakkelijk aan. Ik kijk geregeld naar filmpjes, maar niet om bewegingen na te doen, eerder tactisch, om te zien welke keuzes die ervaren mannen maken. Wat mij vooral opvalt, is hoe weinig balcontroles ze nodig hebben.’

Men vergelijkt je nu met Witsel, Dembélé, Tielemans. Is er iemand met wie jij je het meest verwant voelt?

Vranckx: ‘Vroeger vond ik mezelf een type zoals Mousa Dembélé: veel met de bal lopen en daarbij je fysieke kracht gebruiken. Zo speelde ik bij de jeugd ook. Maar bij de profs kan dat niet meer, want als je er eentje voorbij bent, maait een volgende je neer. Dus leer je sneller de bal af te geven. In die zin neig ik nu meer naar Axel Witsel, die het spel altijd simpel houdt en voor de balrecuperatie zorgt. De vergelijking met Youri Tielemans vind ik minder terecht, hij heeft een heel andere stijl.’

Er bestaat veel interesse voor jou. Elk weekend zit er wel een topclub in de tribune. Weet jij zulke dingen vooraf?

Vranckx: ‘Neen. Ik ben er ook niet mee bezig. Ik heb geen carrièrepad in gedachten. Ik heb wel een droomclub, dus als die ooit langskomt…’

Chelsea.

Vranckx: ‘Inderdaad.’

Zou je wel vroeg naar het buitenland vertrokken zijn indien zij een bod hadden uitgebracht?

Vranckx: ‘Neen. Ik besef dat dat niet de beste keuze is als tiener. Je komt daar meteen op een te hoog niveau terecht. Mijn manager heeft me ook nog geen enkele keer een concreet bod uit het buitenland voorgelegd. Zij volgen dezelfde filosofie als ik: beter hier bevestigen en verder ontwikkelen. Ik heb nog maar een handvol wedstrijden gespeeld bij de profs. Dat is niet veel.’

Je hebt wel al een persoonlijk sponsorcontract met Nike.

Vranckx: ‘Ja, sinds begin dit seizoen. Voorlopig leveren zij mij louter kledij en schoenen. Ik wilde wel graag zo’n Nikecontract. Niet veel mensen krijgen die kans, het maakt je op een of andere manier uniek.’

Werkpunten

Dat Mechelen degradeerde naar 1B en genoemd werd in de zaak Propere Handen, bracht dat jou aan het twijfelen over je toekomst hier?

Vranckx: ‘ Bwah… ik ging ervan uit dat een club als KV Mechelen niet zomaar kon verdwijnen. De degradatie vond ik uiteraard jammer, maar het belangrijkste was dat de jeugd op het eliteniveau bleef spelen. En als ik in 1B zou debuteren, dan vond ik dat nog steeds een mooi perspectief.’

Nadien volgden promotie naar 1A en bekerwinst. Hoe heb je die mooie momenten beleefd?

Vranckx: ‘Bij de promotiematch tegen Beerschot zat ik hier in het stadion, maar de bekerfinale heb ik gemist. Die heb ik zelfs niet gezien. Als jonge gast was ik eerlijk gezegd supporter van Anderlecht. Maar ik keek zelden naar wedstrijden, ik was daar eigenlijk niet zo mee bezig. Nu doe ik dat wel, om bij te leren en om tegenstanders te leren kennen.’

Welke werkpunten zie je voor jezelf?

Vranckx: ‘Mijn kopduels. Ik ben slecht in timing, zeker op uittrappen van de doelman. Ook het kaatswerk, dat moeten strakke ballen zijn in één tijd. En explosiviteit, maar dat neemt tijd in beslag.’

Anderlechtjonkies Jérémy Doku en Antoine Colassin ken je van bij de nationale jeugdploegen. Colassin evolueerde van middenvelder naar spits, zou dat iets voor jou zijn?

Vranckx: ‘Neen. Ik zou het wel kunnen, denk ik, maar ik heb geen zin in verdedigers die constant in je rug zitten en je proberen te breken. Mijn afwerking zou ook beter moeten. Als ik Igor de Camargo bezig zie op training: bijna elke voorzet is doelpunt. Het liefst speel ik op de 6 of de 8.

‘In feite maak ik nu bij de A-kern hetzelfde mee als bij de jeugd. Daar speelde ik ook meestal als verdedigende middenvelder en zette een coach mij plots hoger, als tweede spits. Vanuit de infiltratie scoor ik wel makkelijk. Maar het belangrijkste is dat ik op het veld sta.’

Liefde voor boksen

Aster Vranckx groeide op met een liefde voor de bokssport, doorgegeven langs vaders kant. Samen met zijn broers keek hij naar de topkampen. ‘Van Rico Verhoeven, Badr Hari of Floyd Mayweather‘, knikt Vranckx. ‘Soms boks ik zelf nog, met mijn broers in de club. Gewoon wat oefenen tegen een bal of een kussen, niet in de ring. Dat gebeurt nu minder dan vroeger omdat ik zoveel trainingen heb bij KV Mechelen.’

Zijn vader houdt niet van voetbal, omdat hij er te weinig fair play in terugvindt, maar zelf heeft Aster daar minder last van. ‘Mijn vader begrijpt die geniepige handelingen – aan het truitje trekken bijvoorbeeld – in het voetbal niet omdat hij nooit zelf voetbalde’, legt de Malinwa-speler uit. ‘Maar ik heb er geen probleem mee. Als ik iemand moet neerhalen om een doelpunt te vermijden, doe ik dat gewoon. Al zal ik niet snel bij scheidsrechters reclameren: ik ben jong, dan moet je je koest houden. Ik heb geen zin in een negatieve reputatie.’

Hij is het ook niet helemaal eens met de stelling dat boksen een meer faire sport is dan voetbal. ‘Iemand die bijna knock-out gaat, krijgt soms nog een mep. Zo fair play vind ik dat niet’, lacht Vranckx.

Aster Vranckx: 'Ik keek vroeger zelden naar voetbal, nu doe ik dat wel. Om bij te leren.'
Aster Vranckx: ‘Ik keek vroeger zelden naar voetbal, nu doe ik dat wel. Om bij te leren.’© KOEN BAUTERS
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content