Wouter Vrancken tekende voor vier jaar bij KV Mechelen nadat hij bij Genk op een dood spoor belandde. ‘Als je van Genk naar een middenmoter gaat, is KV Mechelen de beste keuze.’

KV Mechelen en Wouter Vrancken, dat lijkt een match made in heaven. We doen zelfs een niet eens gewaagde voorspelling: Vrancken (29) zal in een mum van tijd de Mechelse supportersharten veroveren. Altijd honderd procent in het duel – vijftig procent smeerlapje en vijftig procent pure win-naar -, borst vooruit, truitje nat en drijvend op het enthousiasme van de achterban. Niet voor niets hoort een onbesuisde rakker als Björn Vleminckx tot de publiekslievelingen in het Veoliastadion.

Volgens sportief directeur Fi Vanhoof en coach Peter Maes moet Vrancken maturiteit en mentaliteit aan de (jonge) kern toevoegen. Nochtans was het niet de mentaliteit die vorig seizoen in Mechelen ontbrak: met tien rode kaarten waren de Maneblussers in hun eerste seizoen eerste klasse sinds 2002 de ‘vurigste’ ploeg van het pak. We hebben een licht vermoeden dat er ook dit seizoen alvast weinig ploegen met plezier uitkijken naar een confrontatie met het duo Vrancken-Vleminckx.

Vrancken grijnst eens: “Denk je? Ik heb daar nog niet bij stilgestaan. Die kaartenlast bewijst alleen maar dat iedereen er honderd procent voor gaat. Wellicht heeft dat te maken met het enthousiasme van het publiek dat op de ploeg afstraalt. Ik denk dat ik vooral zal moeten coachen, want er wordt te weinig gepraat. Dat beseffen ze hier ook wel.”

Je was snel rond met Mechelen.

Wouter Vrancken: “Ik was op één dag rond, die reputatie van dure jongen zal dus ook wel wat overtrokken zijn, nee? Tussen de clubs duurde het een paar dagen.”

In een krantenartikel vertelde je: ‘Ik ben met de juiste mensen gaan praten.’ Wie zijn dat dan?

Willy Reynders, de voorzitter ( Harry Lemmens,nvdr) en de meneer met het geld, Jos Vaessen. We zijn op een correcte manier uit elkaar kunnen gaan. Ik voelde dat Mechelen echt een inspanning wilde doen en bovendien was mijn situatie bij Genk niet zo positief. Ik had een sterke voorbereiding achter de rug, ontving veel complimenten, maar tijdens de belangrijke oefenwedstrijden kreeg ik geen kansen. Dan stel ik mij de vraag: wat moet ik nog meer doen? Terwijl er voor het seizoen gezegd werd dat de besten zouden spelen, zonder rekening te houden met namen. Als ik mij niet vergis is dat een quote van ie-mand …” ( doelt op Ronny Van Geneugden, nvdr)

Op welk moment besefte je dat het er niet goed uitzag voor jou?

“Op stage in Nederland, ik merkte tijdens de trainingen dat er naar een typeploeg gewerkt werd en ik zat daar niet bij. Het was duidelijk dat ‘de afvallers’ minder kansen zouden krijgen in de belangrijke oefenwedstrijden. Die ‘basisspelers’ zouden spelen, goed of slecht.”

Je hebt aan het eind van vorig seizoen nochtans een gesprek gehad met Van Geneugden.

“Hij had me zelf voor een gesprek bij hem geroepen, omdat ik een viertal wedstrijden op de bank had gezeten. Eigenlijk hebben we toen vooral over dit seizoen gesproken, hij had liever dat ik bij de club bleef. ‘Als ik het bestuur was, liet ik je niet vertrekken’, waren zijn woorden. Het is nu toch gebeurd en eigenlijk ben ik daar blij mee. Nochtans heeft hij vlak voor mijn transfer nog eens herhaald dat hij me liever niet zag vertrekken, omdat ik een goede mentaliteit toonde, enzovoort … Met die praatjes ben ik natuurlijk niet veel.”

Hij heeft jou voor de groep een modelprof genoemd, zo slecht zal hij je dus wel niet beoordelen. Het was vooral een tactische keuze. Op het middenveld streeft Van Geneugden naar een evenwicht tussen linksbenige en rechtsbenige spelers.

“Tja … Ik geloof daar niet zo in. Ik wil geen prestaties afbreken, maar in mijn ogen is efficiëntie nog altijd het belangrijkste op een veld. Of je nu linksbenig bent of rechtsbenig, maakt niet uit, de ploeg staat voorop. Weet je wat het probleem is bij Genk? Op de verdedigers na is er niemand die vooruit verdedigt en druk op de bal zet. Er lopen vier aanvallers en Wim ( De Decker, nvdr). Wim houdt als schokbreker zijn positie, wat ook zijn taak is. En Dániel Töszér is niet de man die vooruit verdedigt.”

Heerenveen is Bergen niet

Je was heel gemotiveerd aan het seizoen begonnen, tijdens de teambuildingstage in Eupen was jij zelfs diegene die de meeste punten verzamelde. Het onderstreepte je ambitie.

“Ik geef me altijd honderd procent. Vorig seizoen was minder, van de hele ploeg, en dat moest worden rechtgezet. Er werden aankopen gedaan, ook dat vond ik normaal: bij een topclub moet er concurrentie zijn. Maar tijdens de stage had ik toch mijn bedenkingen bij sommige beslissingen. Los daarvan wil ik toch even benadrukken dat Genk een schitterende club is: de accommodatie, de mensen daar, de structuur, … Alles klopt. Buiten wat er op het veld gebeurt, is dat de top van België. Een ploeg kun je echter niet kopen.”

Iedereen had er nochtans vertrouwen in. Er werden voedingsspecialisten, techniektrainers, conditietrainers bijgehaald. Alle voorwaarden waren er om te presteren.

“Zeker. Er werd bloed afgenomen en allerlei testen gedaan. Zo kon je perfect analyseren hoeveel suikers je verloor voor, tijdens en na een wedstrijd. Je leerde hoeveel je moest drinken en eten om alles op peil te houden. Een voorbeeldje: op de dag van de wedstrijd is het best dat je ’s middags iets kleins eet om je honger te stillen en dan vier uur voor de wedstrijd zoveel mogelijk pasta. Dat zijn zaken die ik verder zal blijven hanteren.”

Waarom loopt het dan niet bij Genk?

“Dat is niet aan mij om te analyseren. Het enige wat ik wél vaststel: veel buitenlanders hebben het moeilijk om zich aan de Belgische manier van voetballen aan te passen. In het buitenland laten ze je wat meer voetballen, maar als je dan hier naar Bergen moet, een ploeg die je met tien man voor de backlijn opwacht en oorlog maakt … Dat is nog iets anders. De buitenlandse spelers geven dat zelf ook toe. In de voorbereiding speelde Genk een goede partij tegen Heerenveen. Waarom? Die gasten laten voetballen. Heel anders dan een uitwedstrijd op Bergen.”

Was het moeilijk om gemotiveerd te blijven?

“Neen. Ik sta lang genoeg in het voetbal om te weten hoe het wereldje in elkaar zit. Op het einde van mijn carrière wil ik niet terugblikken in de wetenschap dat ik er niet alles aan gedaan heb. Er zijn twee principes waar ik op sta: mensen recht in de ogen kunnen kijken en mezelf niets kwalijk kunnen nemen. Er gebeuren wel eens zaken waardoor mensen mij niet meer in de ogen durven te kijken, maar dat is hun probleem. Ik geef die met de grote glimlach een hand.”

Die zelfverzekerdheid groeide in Gent. Heeft Georges Leekens je meer in jezelf doen geloven?

“Ik herinner me nog goed hoe hij me een brave Limburger noemde. De verdienste van Leekens was vooral dat hij me een meer offensieve rol gaf. Bij Sint-Truiden was ik een zuivere verdedigende middenvelder, bij Gent mocht ik regelmatig in de zestien opduiken. Hij maakte van mij een andere voetballer.”

Infiltraties, dat is ook wat Peter Maes van jou verwacht.

“Ik moet kunnen lopen, zowel verdedigend als aanvallend. Daarnaast denk ik dat ze me ook haalden voor mijn mentaliteit. Die past bij het enthousiasme van het Mechelse publiek, dat speelde een rol in mijn keuze. Als je van Genk naar een middenmoter gaat, is KV Mechelen de beste optie.”

Lokeren niet?

“Dat liep om andere redenen mis. Bij Lokeren was het enkel Leekens die me er graag bij wilde, het bestuur minder. Tot concrete gesprekken is het met hen nooit gekomen.”

Je overstap naar Mechelen was deels met het oog op je gezin. Nu kan je in Limburg blijven wonen.

“Mijn gezin is het belangrijkste wat er is. Mijn twee dochters ( Anouck, 4 jaar, en Manou, 2 jaar) zitten in een Freinetschool, dat is alternatief onderwijs en die scholen vind je niet overal. Afhankelijk van hun interesses wordt er les gegeven. Zo kan je hen veel gemakkelijker iets bijleren. Bovendien ligt de school op 300 meter van waar we wonen. De kinderen krijgen geen huiswerk mee, ook dat vind ik belangrijk: dat een kind de kans krijgt om kind te zijn. Binnen het traditionele systeem hebben ze te veel huiswerk, kinderen moeten toch kunnen genieten van hun kindertijd? Ze leren zelf te organiseren, dan ben je beter voorbereid op later, vind ik.”

Liever een roeper dan een zwijger

Met trainer Peter Maes, ook een Limburger, klikte het meteen. Hoe belangrijk is dat voor jou?

“Naarmate je ouder wordt, heb je meer contact met de trainer. Maar of je negentien dan wel dertig bent: vertrouwen voelen is voor iedereen belangrijk. Bij Genk had ik ook veel contact met de trainers, maar dat wil niet altijd iets zeggen. Het belangrijkste is dat je op dezelfde golflengte zit. Bij Jacky Mathijssen in Sint-Truiden had ik dat heel fel: ik dacht precies hetzelfde over alles wat hij zei. Bij zijn tactische uiteenzetting hoefde ik nooit meer uitleg, ik kon mij daar overal in vinden. Eén keer heeft hij gevraagd naar Charleroi te komen, dat was toen ik bij Gent zat. Ik heb nog altijd een goed contact met hem. Net als met Leekens.”

Over trainers verkondigde je ooit dat je liever een roeper dan een zwijger hebt.

“Iemand die veel roept, houdt je scherp.”

Wat dat betreft, zit je bij Peter Maes goed.

“Je hebt zelf gezien hoe scherp iedereen trainde. Ik ben van het principe: je speelt zoals je traint.”

Maar het is wel erg vermoeiend voor een jonge groep.

“Liever dat dan iemand die alles laat passeren. Jonge gasten die met deze filosofie overweg kunnen, staan sterker voor het verdere verloop van hun carrière. Mechelen heeft een jonge groep, die moet je af en toe wakker houden.”

Dat kon jij op training bij Genk ook door stevig door te gaan op een ploegmaat.

“Ik niet alleen hoor. Ik kan er niet tegen als gasten er met hun pet naar gooien. Er mag gelachen worden, maar op bepaalde momenten moet je serieus kunnen zijn. Dan kom ik wel eens tussen.”

Zoals bij Jaja Coelho vorig seizoen.

“Vooral Wim De Decker heeft hem toen zwaar aangepakt. En eigenlijk heel de ploeg. Jaja probeerde constant te dribbelen en door de benen te spelen, hij verloor meermaals zijn bal en de rest moest lopen om die fout goed te maken. Het hoort erbij dat je dat rechtzet. Bij Sint-Truiden had je dat met Benjamin De Ceulaer ook. Een heel goede voetballer, maar eveneens soms te veel pingelaar. Die moest je ook wel eens opnieuw met de voeten op de grond zetten. Daarvoor hoef je niemand van het veld te sjotten, hé.”

Je transfer naar Mechelen kwam er enkel maar omdat Kevin Geudens met een zware beenbreuk lange tijd uitviel. Jij bent zijn vervanger. Geeft het een wrang gevoel om iemand die zo goed in de groep lag te moeten vervangen?

“Ik denk niet dat je mij moet zien als zijn vervanger. Zo zie ik het althans niet. Als hij terugkeert, kunnen wij ook samen spelen.”

Je tekende hier voor vier jaar en binnenkort word je dertig. Dit is wellicht je laatste club. Tevreden over je parcours tot nu toe?

“Zeker. Ik heb geen prijzen gepakt, maar wel bij mooie clubs gevoetbald. Sint-Truiden en KV Mechelen zijn clubs met veel engagement en prachtige supporters. Genk is qua structuur de top van België en Gent is een familiale club waar ik heel graag gespeeld heb.”

Geen spijt dat je nooit van een buitenlands avontuur kon proeven?

“Die kans heeft zich nooit voorgedaan. Je gaat ook niet zomaar verhuizen als daar weinig tegenover staat.”

Eigenlijk bereid je jezelf al voor op het trainerschap. In je vrije tijd ben je hulptrainer bij eersteprovincialer VV Nieuwerkerken. Hoe kom je daarbij?

“Ik ken de trainer en heel wat spelers. Ze hadden iemand te kort om training te geven, want ze oefenen vaak in groepjes. Je kan in je vrije tijd beter bezig zijn met voetbal dan op café te zitten. Ik ga me sowieso ook voor mijn UEFA B-diploma inschrijven. Ik denk dat ik na mijn carrière in het voetbal blijf. Het moet als trainer voldoening schenken om een ploeg naar je hand te kunnen zetten. Trouwens, Danny Boffin speelt ook bij Nieuwerkerken. Wie had dat ooit gedacht: dat ik nog training zou geven aan Danny Boffin? ( lacht)”

door matthias stockmans – beelden: jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content