Gesprek met Thomas Van der Plaetsen, jonge tienkamper met een mening en medaillehoop op het WK indoor. ‘Als er in België prestaties neergezet worden, is dat altijd de verdienste van individuen, nooit van een topsportstructuur.’

De piste van Atletiekclub Deinze, geprangd tussen het Kanaal van Schipdonk en het voetbalstadion van de plaatselijke derdeklasser KMSK, ligt er verlaten bij. Miezerig weertje, de bomen kaal, gegeseld door de vele winterstormen. Een weinig stimulerende omgeving. “Maar als alles in bloei staat, vind ik het wel een fijne plek om te trainen”, zegt Thomas Van der Plaetsen (23). De piste, op een paar minuutjes fietsen van het ouderlijke huis in Petegem-aan-de-Leie, is sinds zijn veertiende zijn speeltuin. Toen, in 2005, werd Van der Plaetsen Belgisch kampioen hoogspringen met een sprong van 1m89 en kwam het competitiebeest in hem naar boven. “Ik dacht: oei, ik kan dit precies wel goed. (lacht) Want ik trainde amper, meestal kwam ik zelfs alleen naar de club.”

Op het European Youth Olympic Festival gaat de Oost-Vlaming in 2007, als zestienjarige, over 2m04 en wordt hij Belgisch scholierenkampioen op de negenkamp. Werpen, lopen, springen: ontluikende liefde. “Ik had wel een basis. Op school, in het tweede middelbaar, gooide ik een golfbal over de volledige lengte van een voetbalveld, thuis kon ik op onze trampoline al vrij snel een salto maken, in de lessen handbal smeet ik de bal van de ene kant van het veld in doel. Alles op souplesse, want toen ik in 2008 – bij de junioren – aan mijn eerste tienkamp deelnam, haalde ik in het bankduwen amper zeventig kilogram.”

Een jaar erna wordt Van der Plaetsen in Novi Sad meteen Europees juniorenkampioen, met 7769 punten zet hij ook nog eens de beste wereldjaarprestatie neer. “Na amper anderhalf jaar training, dat was ook voor mij een verrassing. Want qua pure kracht was ik een van de zwakste atleten. Logisch, want ik had nog nooit aan krachttraining gedaan. Maar blijkbaar had ik talent. Wie op die leeftijd en zonder al te veel training 7000 punten haalt, heeft het potentieel om door te breken. De uitdaging die ik zocht was: hoe kan ik in elke discipline verbeteren?”

Aan de zijde van zijn broer, Michaël, wordt de weg uitgestippeld. Eigenzinnig. Want, klinkt het: een broer als coach, dat kan nooit lukken. “Michaël kwam uit de Gentse topsportschool, maar moest op zijn 23e stoppen met atletiek. Aanslepende blessures, een gevolg van veel te veel krachttraining. We hadden voor onszelf uitgemaakt dat we een totaal andere weg zouden inslaan. Michaël trok geregeld naar het buitenland om te kijken hoe ze daar hun atleten begeleiden. Naar Vitali Petrov bijvoorbeeld, de coach van onder anderen Sergej Boebka en Jelena Isinbajeva. Mijn broer overkijkt het geheel, maar voor bepaalde disciplines werken we samen met specialisten.”

De reacties in het bekrompen Belgische atletiekwereldje waren vaak vernietigend, ondervonden ze. “De andere coaches lachten met onze oefeningen, terwijl ze van de wereldkampioen polsstokspringen kwamen. Voici les Van der Plaetsens, les maîtres de l’innovation… Maar we hebben ons daar nooit iets van aangetrokken. (fijntjes) En de tijd heeft ons gelijk gegeven.”

Gebrek aan geld

Van der Plaetsen is ontspannen. Bevrijd ook, sinds hij vier weken geleden een punt achter zijn studie – toegepaste informatica aan de Hogeschool Gent – zette. “Dat is toch een groot verschil, want ik was altijd bezig. Bij momenten heb ik gevloekt, maar het heeft me tegelijk ook gehard. Het zal vooral mentaal een stuk rustiger worden. Tijd hebben om eens te ontspannen, om mijn diploma te ‘onderhouden’.”

Nu komt zijn sport op de eerste plaats. “Ik hoop de volgende tien jaar met de wereldtop mee te draaien en op zoek te gaan naar mijn limieten. Hoe ver kan ik in alle disciplines gaan? Enorm onvoorspelbaar, ja, maar dat is tegelijk ook de charme van een tienkamp. Veel afwisseling, compleet, puurheid, een discipline die tot de verbeelding spreekt. En: je mag lichamelijk echt niets mankeren. Toen ik bij de junioren een polsblessure opliep, nadat ik over een horde gestruikeld was, heb ik een jaar aan geen enkele tienkamp kunnen deelnemen. Voor een verspringer is zo’n blessure niet meteen een probleem, voor ons wel. Wie medisch niet goed begeleid wordt, kan – zeker in de tienkamp niet – nooit de top bereiken. Alleen kost dat handenvol geld.”

Geld dat er niet is, een oud zeer in de Belgische sport. Toen Van der Plaetsen in 2009 Europees kampioen bij de junioren werd, hadden zijn ouders al om en bij de 25.000 euro geïnvesteerd. “De federatie kan zijn toppers niet volgen. Een bron van frustratie, want we willen echt vooruit. Ik heb momenteel een voltijds contract bij Bloso en daar kan ik van leven, alleen werden de voorwaarden – top acht van de wereld – nog maar eens verscherpt. Voor begeleiding en stages moet ik op de Vlaamse Atletiekliga terugvallen. In 2012, bijvoorbeeld, kreeg ik een beurs van 18.000 euro, ontoereikend voor een olympische voorbereiding. Dit jaar is het iets meer, maar ik moet wel het bedrag met mijn broer verdelen, want ze weigeren Michaël fulltime als coach te betalen. Ik heb blijkbaar geen voltijdse begeleiding nodig. (zucht)

“Het is een goede zaak dat jonge atleten financieel ondersteund worden, maar je brengt geen atleten naar de wereldtop door ze een snoepje te geven. Topatleten hebben het gevoel dat ze tegengehouden in plaats van vooruitgeholpen worden. Het topsportbudget van de Vlaamse Atletiekliga is al een paar jaar aan het stagneren, zodat er op het vlak van sponsoring meer inspanningen gedaan moeten worden. Een sportfederatie moet, net zoals een bedrijf, groeien. Tijdens de contractbespreking met de mensen van Bloso heb ik de vraag gesteld: ‘Ik moet steeds beter doen, maar waarom gaat de federatie er niet op vooruit?’ Geen antwoord gekregen.”

Van der Plaetsen geeft het voorbeeld van de Britse atletiekfederatie, die in 2008 de Nederlandse sportbestuurder Charles van Commenée als technisch directeur binnenhaalde. “Hij heeft een aantal dinosaurussen – bestuurders die al jaren meedraaiden – buiten gegooid en vervangen door enthousiaste medewerkers, die nieuwe sponsors binnenhaalden en waardoor het budget van UK Athletics gevoelig gestegen is.

“Als er bij ons prestaties neergezet worden, is dat altijd de verdienste van individuen, nooit van een topsportstructuur. Successen ondanks, en niet dankzij de sportfederaties. Want zij hebben noch de kennis noch de middelen om atleten naar de top te brengen. Kevin en Jonathan Borlée hebben hun prestaties voor een groot deel te danken aan hun vader, Jacques, die zelf voor omkadering en sponsoring gezorgd heeft. En nu hebben de Borlées ook nog eens de Waalse atletiekfederatie moeten dagvaarden om Jacques’ vergoeding van 2013 te krijgen… (schudt het hoofd)

“Op het einde van hun carrière zijn bepaalde atleten of coaches zó verbitterd, dat ze nooit in ‘het systeem’ zullen stappen. Heel spijtig. Hans (van Alphen, nvdr) kon ook al veel verder gestaan hebben, maar heeft nooit de middelen gekregen. Tot hij vierde op de Spelen in Londen werd… Heel frustrerend, vechten tegen windmolens. En eenmaal je compromissen moet sluiten – slechts een maand in plaats van twee maanden op stage naar Zuid-Afrika gaan – is het niet meer plezant. Ik wil mezelf niet met Ashton Eaton, de wereldkampioen, vergelijken, ik stel alleen vast dat zijn budget jaarlijks een miljoen dollar (730.000 euro, nvdr) bedraagt en het onze voor dit jaar 20.000 euro. Dan strijd je niet met gelijke middelen, maar ‘ze’ weten ook dat we het zelf wel zullen proberen op te lossen omdat we bezeten zijn door onze sport.”

Emotionele rollercoaster

De progressie van Van der Plaetsen sinds 2009 is spectaculair, maar de weg was lang en hobbelig, bezaaid met blessures en persoonlijke drama’s. Zoals in 2011, toen hij op het EK indoor in Parijs in een nieuw Belgisch record zesde werd en de… mazelen kreeg. “We waren met zijn drieën: Kristof Van Malderen, Nadir El Fassi – zilver op de zevenkamp – en ik. Ongelofelijk ziek geweest. Mijn vader, een dokter, had mij gewaarschuwd: ‘Niets doen. Rusten.’ Drie, vier weken in bed gelegen, wéken niet kunnen trainen. Ik weet nog dat Kristof me een e-mailtje stuurde, waarin hij schreef dat hij al opnieuw aan het trainen was, maar tijdens het lopen soms helemaal niets meer zag. ‘Alsof ik blind ben.’ Hij is, net als de Franse tienkamper, nooit meer op niveau teruggekeerd. Carrière voorbij.”

Maar ook Van der Plaetsen twijfelde aan zijn toekomst. “Toen ik voor de eerste keer opnieuw een kogel van vier kilogram vastpakte, gooide ik amper tien meter. Mijn lichaam was volledig op. Ik besloot toch aan de Hypo-Meeting in Götzis deel te nemen, want ik wou absoluut naar het EK voor min-23-jarigen. Ik weet nog goed dat ik de dag ervoor een sms’je naar een vriend stuurde: ‘Ik hoop dat ik de limiet, 7500 punten, kan halen.’ Maar door de sfeer van de meeting verzamelde ik bijna 8000 punten.”

In juli 2011 pakt Van der Plaetsen in Ostrava de Europese titel bij de beloften én het Belgisch record (8157 punten) van Frédéric Xhonneux, goed voor een selectie voor het WK in Daegu. “En toch niet tevreden. Meer dan twee meter tegenwind in mijn reeks van de 100 meter, terwijl ze in de andere reeksen met bijna twee meter rugwind konden lopen. Meteen bijna vijftig punten achterstand. Dat was een mentale klap, maar tijdens een wedstrijd mag je niet cijferen. Ongelofelijk veel pech gehad: veertien meter met de kogel, maar mijn evenwicht verloren, en in het hoog- en polsstokspringen drie keer lichtjes de lat aangeraakt. Veel te veel punten laten liggen, eigenlijk had ik toen al mijn selectie voor de Spelen in Londen – 8200 punten – moeten pakken.”

Euforie, ontgoocheling, maar vooral verdriet, wanneer Michaël en Thomas bij hun terugkeer uit Tsjechië te horen krijgen dat hun vader – Luc – pancreaskanker heeft. Hinken op twee gedachten: bij zijn doodzieke vader blijven of aan zijn eerste WK deelnemen? Luc hakt zelf de knoop door: “Ga gerust, jullie leven en toekomst gaan voor. Het leven is aan de levenden.”

Team Van der Plaetsen – Thomas, Michaël en Helena, zijn zus/manager – vertrekt naar Zuid-Korea, waar het op de dag van de wedstrijd het onvermijdelijke te horen krijgt: papa is overleden. “Van dat WK weet ik bijna niets meer. Het was alsof ik in een roes was, van alles en iedereen afgesloten. Dat ik toch nog 8069 punten behaalde, was een mirakel, maar de tweede dag was ik fysiek en mentaal volledig op. Zou ik het opnieuw doen? Op dat moment leek kiezen voor mijn carrière een logische – geen gemakkelijke! – beslissing. Een bizar jaar. Ik heb toen een maand helemaal niets gedaan en met vrienden door Europa gereisd. Geen vlucht, gewoon even tot rust komen.”

Naar 8400/8500 punten

In het voorjaar van 2012 zet de stad Deinze het project ‘Thomas naar Londen 2012’ op poten, maar de olympische droom spat op een gammele springplank in Merksem uiteen. Met een hamstringblessure moet hij forfait geven voor de meeting in Götzis, waar Van Alphen het Belgisch record naar 8519 punten duwt. Geen EK, geen BK, geen Olympische Spelen. Een nieuwe opdoffer. “Met het geld dat de stad Deinze ophaalde, om en bij de 16.000 euro, heb ik mijn blessure bij een Ierse kinesist laten behandelen en kon ik een tijdje samenwerken met Dan Pfaff, een Amerikaanse coach, die mij enorm goed geholpen heeft.”

En toch: de doelen zijn bepaald, van de weg wordt niet afgeweken. “Dit jaar moet ik naar de 8400 punten kunnen gaan (zijn persoonlijk record bedraagt momenteel 8255 punten, nvdr). Haalbaar, want mijn Belgisch record op de zevenkamp – 6188 punten – vertaalt zich outdoor naar 8500 punten en daarmee zit je altijd dicht bij het podium.”

Maar eerst nog de zevenkamp op het WK in Sopot. “Ik ga voor een medaille.” On-Belgisch. “Moet ik zeggen dat ik blij ben dat ik naar het WK mag? Mijn Belgisch record in Apeldoorn was de tweede beste wereldjaarprestatie (na Eelco Sintnicolaas, 6244 punten, nvdr) en op grote kampioenschappen heb ik nog nooit grote fouten gemaakt. Mentaal sterk en veel zelfvertrouwen, ja, maar het is soms ploeteren.”

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: JELLE VERMEERSCH

“Je brengt geen atleten naar de wereldtop door ze een snoepje te geven.”

“Ik heb veel zelfvertrouwen, maar het is soms ploeteren.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content