Morgen staat Mario Been (49) met RC Genk in de bekerfinale tegen Cercle Brugge. Het is hem veel waard om de fusieploeg naar zijn vierde bekerwinst in vijftien jaar te leiden.

RC Genk kreeg 28.000 tickets voor de bekerfinale op de Heizel. En die zijn uitverkocht. De fusieclub is langzaam uitgegroeid tot een grootmacht in het Belgische voetbal. Sinds eind augustus 2011 maakt Mario Been deel uit van het blauw-witte verhaal. De Rotterdammer speelde Champions League met RC Genk, loodste de club vorig jaar naar de derde plaats in play-off 1 en was er dit seizoen verantwoordelijk voor dat de Limburgers voor het eerst in hun 25-jarige geschiedenis Europees konden overwinteren. Maar…

… het kan morgen uw eerste tastbare prijs worden als trainer op het hoogste niveau.

Mario Been: “Met Excelsior heb ik ooit de kampioensschaal gewonnen, maar inderdaad, dat was in de Eerste Divisie. Europees voetbal halen is leuk, overwinteren is nog leuker, uitkomen in de Champions League is een fantastisch avontuur, maar een beker, een tastbare prijs, iets dat je écht kunt vastpakken, dat ontbreekt nog op mijn erelijst als trainer. Als voetballer ben ik een keer kampioen geworden en won ik de beker met Feyenoord. Dat is dertig jaar geleden en dat wil dus zeggen dat iets winnen niet normaal is. Dat vertel ik ook aan mijn spelers: dénk aan die finale, want het is niet vanzelfsprekend dat je er volgend jaar wéér staat.”

Tot drie weken geleden stond u met RC Genk dertien punten achter op Anderlecht, maar in de play-offs was u ook al even gedeeld koploper. Bent u voor- of tegenstander?

“Er is veel kritiek op de play-offs, maar het lijkt me logisch dat ik er momenteel net iets meer voorstander van ben dan mijn collega John van den Brom, die zijn voorsprong ineens gehalveerd zag worden. Maar het is wel ontzettend spannend.”

Is het niet zo dat op deze manier de verliezer wordt beloond?

“Ik moest er ook aan wennen, zoals iedereen. Maar het gekke is: je hoort niemand klagen. Anderlecht, dat in feite de dupe is, kan op deze manier meer topwedstrijden spelen en hoopt daarvan te profiteren in zijn Europese campagne. Alle clubs hebben hun handtekening gezet onder dit plan, dus moet je achteraf niet gaan zeuren.

“Toen we aan het begin van de play-offs ineens maar zes punten achter stonden, sloop er toch iets in de ploeg van: winnen bij Anderlecht en het kan nog. Sterker, als je in die play-offs al je wedstrijden wint, bén je kampioen.

“Er valt eigenlijk geen zinnig woord over te zeggen, omdat in deze fase iedereen van elkaar kan winnen. Dan gaat het erom wie het meest ‘vast’ is in zijn manier van spelen. Wat dat betreft, houd ik me vast aan de periode voor de winterstop, toen wij met RC Genk het beste voetbal van België speelden. Daarna raakten we wat uit vorm en zo gek is dat niet. Europees voetbal en de beker meegeteld, speelden wij de meeste wedstrijden van alle clubs in België.”

Verschil met Nederland

U werkt nu bijna twee jaar in de Belgische eerste klasse, is het niveau mee- of tegengevallen?

“Absoluut meegevallen, want ik geef meteen toe dat ik me in eerste instantie toch een beetje verkeken heb op het voetbal hier. Ik dacht: we doen het lekker op de Nederlandse manier, aanvallen, positiespel en van daaruit kansen creëren en je wedstrijden winnen. Dat was wat naïef gedacht, want het voetbal hier is nog steeds heel behoudend. Ik heb me moeten aanpassen.

“Aanvallen is leuk, maar niet als je negentig minuten pressie speelt en met 0-1 verliest van een counterend Lokeren. Het is niet voor niks dat iedereen moeilijk zijn thuiswedstrijden wint. Ploegen die op bezoek komen, spelen vanuit een goede organisatie, koesteren de nul en gaan daarna kijken of er misschien meer in zit. Het resultaat is heilig, goals worden duur betaald.”

Is het volgens u dan toeval dat Sanharib Malki (Roda JC) en Alfred Finnbogason (SC Heerenveen) nauwelijks wisten te scoren in België, maar in Nederland hoog staan in het topscorersklassement?

“Eerder had je ook Björn Vleminckx, die in Nederland bij NEC topscorer werd, naar Club Brugge vertrok en er daar een stuk minder in schoot. Dat is inderdaad het verschil in een notendop. Hier wordt gewoon beter verdedigd dan in Nederland en zijn de ruimtes kleiner. De topscorers zijn echte killers: Mbokani van Anderlecht, Bacca van Club Brugge,… Ze krijgen niet veel kansen, dus de mogelijkheden die er komen, moeten erin. In de Eredivisie weet je dat je een paar minuten later wel weer een kansje zult krijgen.”

Als trainer in Nederland stond u voor aanvallend voetbal, maar in België is Mario Been realist geworden?

“Ik moest wel, want het gaat hier maar om één ding: winnen. Veel meer nog dan in Nederland waar dat ook belangrijk is, maar mensen het toch wel fijn vinden als dat gepaard gaat met lekker voetbal. Een volle Kuip zit niet te wachten op een defensief Feyenoord. Hier zien de mensen ook graag aanvallend voetbal, maar liever nog winnen ze gewoon hun wedstrijdje. Na een overwinning komen de voorzitter en de directeur altijd met een fles champagne naar mijn kleedkamer en dan gaat het echt niet over of het allemaal wel helemaal verdiend is geweest. Dan proosten we op de winst. Ik heb me dat karakter wat meer eigen gemaakt en dat mag je inderdaad realistisch noemen.”

Wordt in België meer van een trainer gevraagd dan in Nederland?

“In feite niet. Ik werk hetzelfde als in Nederland, ook qua tactische besprekingen. Ik maak wel veel gebruik van videobeelden en analyses, mijn assistenten Hans Visser en Pierre Denier steken daarin veel tijd. Ik heb zestien nationaliteiten in mijn selectie, de voertaal is Engels. Dan kun je maar beter laten zien wat fout en goed gaat, dan dat ik het in het Engels en steenkolen-Frans tot in detail moet gaan uitleggen.”

Rotterdamse bravoure in Belgisch Limburg, wordt dat geaccepteerd?

“Zolang je wint wel, maar ik pas mezelf aan. In Nederland kun je een speler ongezouten op zijn flikker geven, dus dat deed ik in het begin hier ook, maar al gauw merk je dan dat ze dat niet zo gewend zijn. Tegen sommige culturen kun je niet gaan staan schreeuwen. Dus ben ik op mijn 49e maar wat milder geworden.

“Ik voel me hier overigens als een vis in het water. Na dit seizoen sta ik nog een jaar onder contract en de leiding wil praten over een langere verbintenis. Ik hoor het wel, misschien komt er ook wel belangstelling van andere clubs. Het lijkt mij ook wel wat om ooit ergens in de zandbak of het Oostblok te werken, puur voor het avontuur en, oké, het geld.”

Omgaan met mensen

U was net weggestuurd door een groot deel van de spelersgroep van Feyenoord, toen RC Genk zich al meldde. Verbaasde u dat zelf ook?

“Algemeen directeur Dirk Degraen – met hem en technisch directeur Gunter Jacob werk ik prima samen – zei tijdens de gesprekken dat hij me had gevolgd bij Feye-noord. Hij zag dat ik met jeugd kon werken, dat ik in Rotterdam veel spelers heb laten debuteren die nu bijna allemaal international zijn geworden. En dat zoiets dan gaat met vallen en opstaan. Hij keek door de sportieve prestaties heen. Genk heeft als visie dat jeugd de kans moet krijgen, niet voor niets hebben ze hier fantastische spelers opgeleid als Kevin De Bruyne en Jelle Vossen. De leiding vond dat een Nederlander dat proces vorm moest geven. Ze hebben geloof ik ook met Henk ten Cate gesproken en later met mij. Ik paste in het profiel.

“Kijk trouwens eens naar mijn carrière. Je kan er lang of kort over praten, maar overal waar ik heb gewerkt, was ik toch redelijk succesvol. Met Excelsior werden we kampioen, bij NEC plaatsen we ons voor Europees voetbal en wisten we een seizoen later zelfs te overwinteren, in Rotterdam werd ik vierde en bekerfinalist (verloren van Ajax in 2010, nvdr). Alleen het tweede jaar ging het gewoon niet goed. Punt. Bij Genk vonden ze het niet zo’n probleem.”

Met RC Genk hebt u geen innige band, maakt dat het werken niet eenvoudiger?

“Nou ja, dat is natuurlijk wel zo. Misschien moet je als trainer wel nooit gaan werken bij de club waarvan je écht houdt. Want als het fout gaat, kan er écht iets knappen. Stel dat ze me hier nu wegsturen, dan zou ik dat oprecht heel vervelend vinden, maar het geeft toch een ander gevoel dan wanneer je grote liefde je buiten de deur zet. Maar de grootste les is geweest dat ik nu weet dat je ontslagen kunt worden als de resultaten tegenvallen.”

U hebt het hier nochtans ook moeilijk gehad.

“Ik had nu ook thuis kunnen zitten, als we vorig seizoen play-off 1 niet hadden gehaald. Zo simpel is het wel. Ik begon hier met een selectie die niet de mijne was, met vier spelers die op het laatste moment waren gehaald en die ik niet goed genoeg vond. Wat volgde, was een wisselvallig seizoen, door de Champions League ook een energievretend seizoen, waarin we ons pas laat wisten te kwalificeren voor play-off 1. Daarin werden we uiteindelijk derde en plaatsten we ons voor Europees voetbal. Dan ben je even gered.

“Dit seizoen gaat het goed. Voor de winterstop speelden we bij vlagen fantastisch voetbal en we wisten te overwinteren in Europa, voor de eerste keer in de geschiedenis van de club. Bij NEC schreven we ook op die manier historie.”

U houdt van dat soort statistiekjes.

“Omdat het niet normaal is dat NEC een poule overleeft met Udinese, Tottenham Hotspur en Dinamo Zagreb, zoals het ook niet gewoon is dat RC Genk dat doet in een groep met FC Basel, Sporting Lissabon en Videoton. Hier in de Cristal Arena hebben ze een eregalerij gemaakt. Dan zie je op de muur geschilderd dat deze club de nationale beker ooit heeft gewonnen onder Aimé Anthuenis en Jan Boskamp. Het is me veel waard dat straks mijn naam daarnaast wordt geschilderd. Daarmee schrijf je toch geschiedenis en blijft je naam altijd aan deze club verbonden.”

Zoals u ook de trainer blijft die met 10-0 heeft verloren van PSV.

“Dank je, een nagel aan mijn doodskist, die wedstrijd zal ik voor eeuwig met me meedragen. Als ik iets in mijn carrière zou mogen ruilen, is het die 10-0 tegen PSV. Ik heb daar, aan de zijlijn, echt geleden. Dat is het ergste wat je als trainer kan overkomen. Je bereidt je ploeg voor, je maakt afspraken en door blessures, pech en een rode kaart zakt alles als een kaartenhuis in elkaar en is het niet meer om te draaien. Ik ben verantwoordelijk voor die nederlaag, daar loop ik nog steeds niet voor weg.”

Wat maakt dit vak dan zo mooi?

“Precies dát: de onvoorspelbaarheid, elke wedstrijd is anders. En voor mij: het omgaan met mensen. Ik hou van voetbal en van mensen, als trainer heb je met die twee facetten te maken.”

U weet uit eigen ervaring dat dezelfde mensen van wie u zo veel houdt, u ook een mes in de rug steken als het fout gaat.

“En tóch is bij mij het glas nog steeds halfvol, maar dat ik teleurgesteld ben in een hele hoop mensen, is ook duidelijk. Je kunt er alleen niet in blijven hangen. Na mijn vertrek bij Feyenoord ben ik meteen naar Spanje gevlogen, gewoon om afstand te nemen. Ik wílde ook weg, zo boos was ik, maar als je dan een paar dagen op zo’n strand ligt, ga je je vanzelf afvragen of dat het dan is. Mijn vrouw was meteen heel duidelijk. Die vond na een tijdje dat ik me niet zo moest aanstellen. ‘Mario,’ zei ze, ‘laat het nou achter je.’ Gelijk heeft ze. Toen kwam RC Genk, dat was de beste therapie.”

DOOR MARTIJN KRABBENDAM

“Je kan er lang of kort over praten, maar ik ben overal toch redelijk succesvol geweest.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content