Van het Stade de France naar een kruipkotteke op de Freethiel. ‘Ik klampte me vast aan de woorden van Broos en ging ervan uit dat ik weer zou spelen.’ Maar Glen De Boeck vergiste zich.

Twintig maanden geleden speelden de Rode Duivels tegen Frankrijk een laatste oefeninterland op Europese bodem voor de afreis naar het WK in Japan. Met een doelpunt en een sterke prestatie dwong Anderlechtaanvoerder Glen De Boeck een basisplaats af in de nationale ploeg. Vanavond is Frankrijk opnieuw de tegenstander van België, maar van de man uit Schelle geen spoor. De Boeck speelde vorige week met de invallers van Anderlecht in Beveren. Niet als etappe in een stapsgewijze terugkeer na een blessure, maar gewoon om het wedstrijdritme te onderhouden.

Het is dinsdagmiddag, the day after. Hij voelt zich belabberd. “Het was op het vierde of het vijfde veldje, met in elke hoek één lamp. Oranje licht, je kent dat. Klein kleedkamertje, een kruipkotteke. De ene kant van het veldje vol slijk, de andere kant hobbelig als wat. Het voelde weer als bij de provinciale scholieren van Boom. Plezant is het niet. Reservevoetbal, dat is terug naar af voor wie driehonderd matchen in eerste klasse heeft gespeeld, vijftig in de Champions League en meer dan dertig met de nationale ploeg. Om ritme op te doen, zeggen ze, maar daar geloof ik niet in. Je doet meer ritme op door een keer goed te trainen. De opmerkingen van het publiek aan de kant vielen nog mee. Je hoort ze nu en dan wel wat roepen, maar als mensen daar plezier in hebben, moeten ze het vooral doen.”

Yves Vanderhaeghe was er ook bij in Beveren en werd bovendien nog vervangen ook. De Boeck schiet in de lach : “Ja, je hoopt dat het je nooit zal overkomen. Nu dit me overkomt, geef ik eerlijk toe dat ik niet weet wat ik ermee aan moet. Elf jaar lang ging ik naar de wedstrijdbespreking met in het achterhoofd één vraag : wie zijn de tien anderen die spelen ? Je kijkt niet eens naar het bord, want je bent zeker dat je speelt. Dat is nu helemaal anders. En dat is wel even aanpassen.”

Vóór de winterstop speelde hij nu en dan nog met het A-elftal. “Dat is anders, want je komt niet in aanmerking voor de reserven omdat je genoeg wedstrijden speelt om het ritme te onderhouden. Je hoort er nog echt bij. Maar na vier competitiematchen en twee bekermatchen in de terugronde heb ik maar één keer gespeeld – tegen Gent. Als het zo blijft duren dat ik alleen nog speel als iemand anders geschorst of geblesseerd is, ben ik benieuwd hoe ik me daar over zal kunnen zetten.”

Hij mist het. Ontzettend. “Je mag zo hard trainen als je wil, het zijn de wedstrijden die het maken. Vooral mentaal. De leegte nu na een wedstrijd is onbeschrijflijk. In het begin van de week gaat het nog, omdat ik me niet neerleg bij de situatie en er altijd voor ga op training, tot je voelt aankomen dat je weer niet zal spelen. Dan komt de theorie en wordt dat gevoel bevestigd. Dat is een moeilijk moment. Rond halfzeven moet je dan een knop omdraaien, want er kan altijd iets gebeuren tijdens de opwarming of in de wedstrijd. Dan moet je er toch klaar voor zijn. Tijdens de match leef je mee, maar erna is de ontgoocheling groot. Na het douchen krijg ik telkens een klop tegen mijn kop. Dat eerste uur, anderhalf uur is heel moeilijk.”

Om zijn ontgoocheling ten volle te begrijpen moeten we terug naar vorig seizoen, vindt hij. “Ondanks een gescheurde meniscus vroegen ze me om de laatste twaalf wedstrijden te spelen. Zolang het ging en liefst tot we geplaatst waren voor de Champions League. Ik speelde een erg sterke te-rugronde, maar moet me toch geforceerd hebben. Daardoor had ik vorige zomer, voor het begin van het huidige seizoen, wat last. Niet van de knie, want de meniscus werd geopereerd, maar van een spierscheurtje, volgens mij te wijten aan overbelasting op andere plaatsen.”

Uit een gesprek met Hugo Broos bleek dat er niets aan de hand was. “In het evaluatiegesprek op oefenkamp in Oisterwijk liet hij zich erg lovend uit over mijn kwaliteiten. Hij was één van de eerste trainers, of toch één van de weinige, die dat ooit rechtstreeks naar mij had gedaan. Weet je, zei hij me vlakaf, dat je een heel belangrijke pion bent voor Anderlecht ? Het verschil tussen Anderlecht mét en Anderlecht zónder Glen De Boeck was heel groot volgens hem. Hij staafde dat met voorbeelden. Hoewel ik op die stage wat sukkelde, maakte ik me geen zorgen : hij zei dat ik zou spelen als ik fit was.”

Maar De Boeck haalde de competitiestart niet. “Ik weet niet waar het juist is veranderd voor de trainer. Het duo TihinenKompany deed het goed, dat kan ik gemakkelijk toegeven. Maar ik klampte me vast aan zijn woorden, probeerde zo snel mogelijk fit te zijn en ging ervan uit dat ik dan weer zou spelen. Maar dat gebeurde niet.”

Hij kreeg een paar redenen te horen. “Als we met drie achteraan speelden, kwam ik niet in aanmerking, in een verdediging met vier wel. Maar nu spelen we met vier achterin en ik speel nóg niet. De situatie is dus duidelijk in mijn nadeel geëvolueerd. Van de drie centrale verdedigers ben ik gewoon nummer drie. Ik ben nog steeds dezelfde speler, de ploegmaats in mijn compartiment zijn niet veranderd, alleen Kompany is erbij gekomen. Stel nu nog dat hij onmisbaar zou zijn, dan zeg ik, gezien de eerdere uitleg van de trainer : ik kom op de tweede plaats. Maar is voetbal logisch ?”

Op dit moment, zegt De Boeck, is er over zijn situatie geen communicatie meer met Broos. Tijdens de winterstage op Gran Canaria bleek dat de standpunten uit elkaar liggen. “De trainer vindt dat ik niet meer hetzelfde niveau haal als vorig jaar. Maar als hij me niet de kans geeft om vijf matchen na elkaar te spelen, hoe kan ik dan het ritme en het niveau van vorig jaar halen ? Hij vindt dat ik maar aan tachtig procent van vorig jaar zit. Wel, ik meen dat ik zelfs met dat percentage belangrijk kan zijn voor de ploeg – opnieuw refererend aan wat hij vorige zomer zei.”

Niet dat hij Hugo Broos door deze situatie een slechte trainer is gaan vinden. “Helemaal niet. Maar ik erger me, vanuit mijn standpunt, wel aan een aantal dingen. Hij bekijkt het vanuit zijn standpunt en een trainer die wint, heeft altijd gelijk. Ik vind van niet, maar dat is normaal. Waar ik het moeilijk mee heb, is dat ik een half jaar geleden onmisbaar was en nu overbodig ben. Dat weet hij.”

Wel is zijn relatie met Broos veranderd. De Boeck : “Hij praat meer – of liever : is meer bézig met de spelers die spelen. Weet je, je maakt dit liever niet mee, maar met het oog op mijn trainerschap later is het wél goed dat ik het heb meegemaakt. Ik weet nu hoe ik zulke zaken met routiniers moet afhandelen. Ik had best iets meer communicatie kunnen gebruiken, dat zeg ik eerlijk. Vooral omdat het een vorm van respect is voor jongens die jarenlang hebben gespeeld en die bovendien in zijn eerste jaar op Anderlecht zeer belangrijk zijn geweest voor de ploeg. Dat heeft hij trouwens zelf ook gezegd. Anderzijds is het stilaan algemeen geweten dat Broos niet zo’n communicator is. Daar moeten we respect voor opbrengen.

“Ach,” zegt Glen De Boeck, “hieruit blijkt weer maar eens hoe relatief alles is : succes, topvorm, de mooie prestaties uit het verleden.”

Mentaal is het moeilijk, want dit doorkruist zijn plannen. Hij had zich een voorstelling gemaakt van de laatste rechte lijn van zijn loopbaan. “Voor aanvang van dit seizoen had ik nog drie jaar contract. Ik nam me voor om zeker nog twee jaar top te zijn. Mocht het in dat laatste jaar door omstandigheden wat moeilijker worden, dan moest ik dat maar aanvaarden. Nu komt het allemaal vroeger dan ik het mij had voorgesteld. Mentaal is dat moeilijk. Ik kan me goed inbeelden dat ik op dit moment niet de gezelligste levenspartner ben. Ik verdien nog steeds dezelfde boterham, maar ik kan daar niet zomaar blij mee zijn en me verder van niks iets aantrekken. Het zou gemakkelijker zijn, maar zo zit ik niet ik mekaar. Ik wil mijn plaats terug, hoe moeilijk dat ook lijkt te zijn. Ik moet nu rekenen op blessures van andere spelers. Dat hoop je van niemand, maar zo is het blijkbaar wel.”

De keren dat hij speelt, is het nog steeds als aanvoerder. Gek, toch. Heeft hij nog wel hetzelfde gezag ? De Boeck : “Ik begrijp je vraag, want denk er zelf ook geregeld over na. Als ik inderdaad vaste bankzitter word, is het naar volgend jaar toe misschien wel het moment om Baseggio de vaste aanvoerder te laten zijn. Binnen de groep is het respect naar mij nog steeds groot. Dus denk ik : laat de situatie nog maar zoals ze is. Ik zal dit volgende zomer wel evalueren, zoals mijn toekomst in zijn geheel. Nu niet, want ik denk niet dat het goed is om in een onbekende situatie impulsieve beslissingen te nemen.”

Want er was wat interesse. Van RC Genk, in de krant stond iets van Standard en het Verre Oosten was zowel vorige zomer als nu een mogelijkheid. De Boeck : “Iedereen weet dat ik ontgoocheld ben en dus krijg je van overal telefoons met de meest aanlokkelijke aanbiedingen. Maar ik loop al veel te lang mee om daarmee bezig te zijn. Ik denk dat het belangrijk is om de zaken met wat afstand te benaderen. Ik wil spelen, dat is juist, maar ik heb ook nog mijn contract hier. Getekend overigens in een periode van hoogconjunctuur en dat is niet onbelangrijk : de huidige laagconjunctuur maakt het moeilijker om te veranderen.

“Bovendien, heeft Anderlecht snel gezegd, willen ze de groep tot het einde van het seizoen samen houden. Dat moet je respecteren. Ik heb mijn huidige contract met mijn volle verstand getekend. Het zou dan ook te gemakkelijk zijn, en zelfs van weinig respect getuigen tegenover de club, als ik nu oorlog zou voeren of boel zou maken omdat ik niet speel. Wie voor Anderlecht tekent, weet dat hem dit kan overkomen. Daarom dring ik op dit moment niet aan. Ik wil eerst nog meewerken aan het behalen van de titel en wie weet ook de beker, want die heb ik in negen jaar Anderlecht nooit gewonnen. Dit is ook geen drama, hé, tenslotte zitten we nog altijd maar over voetbal te praten. Niet over oorlog of zo.”

Graag zou hij na dit seizoen nog vier jaar voetballen. “Gezien mijn fysieke conditie denk ik dat vier jaar nog mogelijk is, maar misschien praat ik over twee jaar wel anders. Misschien dat het dan moeilijk wordt om nog een nieuw contract te krijgen hier op Anderlecht. Mogelijk kan het dan net onder de top wel nog. In het Antwerpse of zo, iets dichter bij huis.” Stilaan kijkt hij nóg verder vooruit. “Misschien begin ik volgend jaar samen met Yves en nog enkele andere jongens aan een trainerscursus.”

Yves Vanderhaeghe. De naam is gevallen. Samen op de kamer, samen op de bank. Steun en toeverlaat ook ? “Uiteraard praat ik er met hem over, maar naast de steun die je vindt bij je naasten, moet je het toch vooral zelf verwerken. De supporters ? Er zijn er weinig die het begrijpen, maar je moet dat nuanceren : wie het begrijpt, stapt niet op mij af. Hetzelfde met brieven : zij die het met de trainer eens zijn, schrijven mij niet, behalve dan de echte sadisten die me nog wat dieper willen duwen (lacht). Ik ontvang veel post. Er is zelfs een website opgestart, www.glendeboeck.be, waar je een petitie kan ondertekenen om me terug in de ploeg te krijgen. Bij deze mag iedereen die tekenen. U wordt bij voorbaat bedankt (lacht).”

door Peter T’Kint

‘Waar ik het moeilijk mee heb, is dat ik een half jaar geleden onmisbaar was en nu overbodig ben.’

‘Ik ben zeker dat Kompany nog moeilijke periodes zal kennen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content