De Lokerse vesting is nog nooit zo stevig geweest als dit seizoen.

Dat is voornamelijk te danken aan keeper Boubacar Copa, die zich vrijdag nog eens kan tonen tegen Club Brugge. ‘Didier Drogba vraagt me altijd wat ik in godsnaam nog bij Lokeren doe.’

Met gemiddeld minder dan één tegengoal per wedstrijd beschikt Lokeren over de beste defensie in eerste klasse. Dat is niet alleen de verdienste van de vier verdedigers, bij wie ook dit seizoen de voorbeeldige Olivier Doll uitblinkt door zijn regelmaat, maar ook van doelman Boubacar Copa. Op zijn 29ste keept hij op het toppunt van zijn kunnen. De specifieke stijl van de Ivoriaan deed veel volgers nog glimlachen toen hij in 2003 bij Beveren neerstreek. Inmiddels is hij een vrij betrouwbare doelman geworden die in de belangstelling staat van de sterkste ploegen, met name Anderlecht en Standard. Dat hij samen met Dieumerci Mbokani, Mbark Boussoufa, Nana Asare en Mohamed Sarr genomineerd is voor de Ebbenhouten Schoen 2009, is een duidelijk bewijs voor de enorme evolutie die hij heeft doorgemaakt. Die nominatie is trouwens historisch: voor het eerst sinds de oprichting van de trofee behoort een Afrikaanse doelman tot de kanshebbers.

Boubacar Copa: “Het stond in de sterren geschreven dat de doorbraak er ooit moest komen. Aanvankelijk richtten de Afrikaanse clubs alle aandacht op de spitsen zoals Roger Milla. Daarna kwam er ook interesse voor middenvelders zoals de Ghanees Abedi Pelé en vervolgens ook voor verdedigers zoals de Nigeriaan Stephen Keshi. De jongste jaren staan ook Afrikaanse doelmannen, zoals Carlos Kameni bij Espanyol Barcelona en Tony Sylva bij Trabzonspor, flink in de belangstelling.”

Die doelmannen kregen al op jonge leeftijd een op Europese leest geschoeide opleiding. Bij jou was dat niet het geval?

“Neen. Ik moest wachten tot ik in 2000 aan de slag kon bij Stade Reims, om voor de allereerste keer in mijn carrière onder handen genomen te worden door een specifieke keeperstrainer, Christophe Lollichon. Bij de Académie Mimosifcom van Jean-Marc Guillou in Abidjan en vervolgens ook bij ASEC Abidjan, dat volgens dezelfde principes werkte, trainde ik nooit met een echte trainer voor doelmannen. Bij de jeugd deden we eigenlijk nog het meest met Zezeto, want na de trainingen schepte hij er een duivels plezier in om vanuit alle hoeken het doel te bekogelen. En toen ik bij de eerste ploeg kwam, kreeg ik wel wat raad van Losseni Konate, die als basisspeler onder de lat stond. Verder dan dat ging het echter niet.”

Waar zou je staan indien je toevallig eerder een goede scholing had gekregen?

“Misschien zou ik dan toch al bij een echt grote club spelen zoals een aantal jongens van mijn generatie, Yaya Touré en Didier Zokora bijvoorbeeld. Maar ik heb goede hoop dat ik op een dag in hun voetsporen kan treden. Ik beklaag me trouwens ook absoluut niet dat ik bij de jeugd twee jaar als veldspeler heb gespeeld, meer bepaald in het middenveld. Tijdens die periode heb ik mijn techniek aanzienlijk verbeterd en ik ben ervan overtuigd dat dat me ook vandaag nog helpt. Een voetbalploeg bestaat vandaag de dag niet langer uit tien spelers en een doelman, maar uit elf voetballers van wie eentje zich beter uit de slag trekt met de handen dan de anderen. En die ene ben ik natuurlijk.”

Met dank aan Bölöni

Als meevoetballen niet zo belangrijk was voor een keeper, zou het voor jou moeilijker geweest zijn om door te breken.

“Daar ben ik van overtuigd. Een doelman is dikwijls de eerste die een nieuwe aanval op gang moet brengen. Hij moet dus niet alleen goed kunnen uitwerpen, maar ook zeker zijn van zijn stuk in het meevoetballen. En daar knelt bij veel van mijn collega’s nog altijd het schoentje. Bij een terugspeelbal denken ze maar aan één ding: de bal zo snel mogelijk weg keilen. Maar het leer gaat dan meestal buiten of komt in de voeten van de tegenstander terecht. Als ik echter een terugspeelbal krijg, dan behoud ik altijd het overzicht. Behalve natuurlijk als ik, zoals in Kortrijk, uitglijd, waarna de tegenstander de bal maar in doel te leggen had. ( grijnst) Gelukkig wonnen we daar toen nog met 2-3 zodat mijn flater geen kwalijke gevolgen had.”

Wanneer besefte je dat je een mooie carrière zou kunnen maken als doelman?

“Exact tien jaar geleden na de Afrikaanse supercup tegen Espérance Sportive de Tunis. We wonnen die wedstrijd met 3-1 en ik had het in die match zeker niet slechter gedaan dan mijn bekende overbuur Chokri El Ouaer. Het is trouwens dankzij die match dat heel het avontuur voor mezelf en mijn maats van de Académie begonnen is, want daarna maakten we allemaal de overstap naar Europa. Zo kwamen Aruna Dindane en Didier Zokora respectievelijk bij Anderlecht en Genk terecht en kon ik aan de slag in Frankrijk. De rest van de bende volgde Guillou naar de uitvalsbasis die hij inmiddels bij Beveren had gevonden. En daar streek ik uiteindelijk ook neer in 2003, meer bepaald op aansporen van Laszlo Bölöni. Hij had net als coach getekend bij Stade Reims, waar ik de concurrentie moest aangaan met Petr Cech en Bernard Lama. De Roemeen raadde me daarom aan te opteren voor een club waar ik speelgelegenheid zou krijgen, en die kans kreeg ik op de Freethiel.”

We zijn inmiddels zes jaar verder en de trainer van Standard is je nog niet uit het oog verloren. Je naam staat in ieder geval in zijn boekje voor de mogelijke opvolging van Espinoza en er wordt gefluisterd dat ook Anderlecht belangstelling heeft.

“Zodra een speler in een duel tegen paars-wit uitblinkt, mag hij zich aan interesse uit Brusselse hoek verwachten. Ik had het geluk dat ik dit seizoen tegen hen twee keer erg sterk speelde. Als ik Ariël Jacobs mag geloven, heb ik hen zelfs vijf punten afhandig gemaakt. ( lacht) Ik hoop dat ze me dat niet al te kwalijk nemen. Standard deed het tegen ons met vier op zes beter, al vond ik hun zege op Sclessin wat bij het haar getrokken. Maar hoe dan ook, als de verschillende resultaten van de twee titelkandidaten tegen ons uiteindelijk bepalend zouden zijn, mogen de Rouches me zeker bedanken met een transfer. Het zou een eer zijn om voor die ploeg te spelen, maar ik zou ook niet neen zeggen tegen Anderlecht, Genk of Gent. Het is mijn bedoeling om vooruitgang te boeken en bij een team van de top vijf aan de slag te gaan. Mijn contract bij Lokeren loopt nog een jaar, maar ik hoop dat voorzitter Roger Lambrecht even soepel met mijn contract zal omgaan als met dat van Georges Leekens.”

En als dat niet het geval is?

“Dan doe ik gewoon mijn contract uit, waarna ik gratis kan vertrekken. Ik denk echter dat het gezond verstand zal zegevieren en dat de club zich niet tegen mijn vertrek zal verzetten. Anders zal ik me proberen te troosten met een andere beloning zoals de titel van Ebbenhouten Schoen of Doelman van het Jaar. Makkelijk wordt dat niet met concurrenten als Mbokani en Boussoufa voor de ene trofee en jongens als Stijn Stijnen, Sammy Bossut, Mark Volders, Yves De Winter en Bojan Jorgacevic voor de andere. Die kunnen allemaal terugblikken op een sterk seizoen.”

Stunten op het WK

Tot nu toe kreeg je gemiddeld minder dan één doelpunt per match tegen. Dat is een enorm verschil in vergelijking met de beginperiode bij Beveren toen je je in één seizoen meer dan vijftig keer moest omdraaien.

“Ik had toen echt nog alles te leren. En dat geldt ook voor de jongens die samen met mij bij Beveren begonnen: Arthur Boka (nu bij Stuttgart, nvdr) en Emmanuel Eboué (nu bij Arsenal, nvdr). Als je ziet waar die nu staan, lijdt het geen twijfel dat ze overliepen van talent, maar net als ik hadden ze toen nog een schrijnend gebrek aan ervaring. Toen ik debuteerde, durfde ik niet van mijn lijn te komen. Ik rekende enkel op mijn reflexen. Nu aarzel ik niet meer om ballen uit de lucht te plukken ter hoogte van de strafschopstip of zelfs nog verder in het zestienmetergebied. Met de jaren heb ik ook kunnen rekenen op erg ervaren verdedigers zoals dit jaar Doll en Strul en voordien João Carlos. Met de Braziliaan voor mij speelde ik in een zetel. Dat ik flink wat vooruitgang boekte en na de wereldbeker van 2006 titularis werd van de nationale ploeg in plaats van Jean-Jacques Tizié is ook aan hem en aan Olivier te danken.”

Hoe staat het met de kansen om er in 2010 bij te zijn in Zuid-Afrika?

“Er zijn vijf Afrikaanse poules. Ivoorkust is ondergebracht in een groep met Malawi, Guinee en Burkina Faso. Er staan twee dingen op het spel. De winnaar van elke poule mag naar het WK in Zuid-Afrika. De eerste drie kwalificeren zich voor de Afrika Cup van komende winter in Angola. Ons kwalificeren voor de Afrika Cup mag geen probleem zijn, maar de strijd om de eerste plaats zal erg moeilijk worden. Ik ben er echter van overtuigd dat we boven onszelf zullen uitstijgen om ons te kunnen plaatsen. Vergeet niet dat het WK 2010 voor veel jongens bij ons de laatste kans is om zich op het wereldtoneel te tonen. Vaste waarden zoals Didier Drogba, Aruna Dindane of Didier Zokora zullen dan de dertig al voorbij zijn of die leeftijd naderen. 2014 zal voor hen en misschien ook voor mij te laat komen. Daarom willen we nu in Zuid-Afrika echt stunten.”

Ben je niet jaloers op de Ivorianen die in sterke competities zoals de Premier League spelen, zoals Drogba bij Chelsea of Kolo Touré bij Arsenal?

“Ik benijd hen wel, maar eigenlijk zijn zij nog veel meer verbaasd. Telkens ik die jongens zie, is het altijd hetzelfde refrein: wat doe jij in godsnaam nog bij Lokeren? Ik ben er zeker van dat ze me op een dag die vraag niet meer zullen moeten stellen. De vraag is alleen wanneer …” S

door bruno govers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content