Hij volgt het allemaal niet meer van zo dichtbij, maar hij heeft wel een mening. ‘Formule 1’, zegt Thierry Boutsen, ‘is te gemakkelijk geworden.’

In juni 1999 verliet hij op brutale wijze de scène : tijdens de 24 Uren van Le Mans crashte Thierry Boutsen. Hij hield er een zware rugblessure aan over. De samen met Jacky Ickx beste Belgische ambassadeur van de Formule 1 keerde dit jaar terug naar de autocircuits. Maar niet om erop te rijden.

Hoe gaat het met jou ?

Thierry Boutsen : “Het heeft me bijna vier jaar gekost om de gevolgen van die crash achter me te laten. Dat was een periode van hoogten en veel laagten, en van heel veel pijn. Maar sinds vijf maanden voel ik geen pijn meer in mijn rug. Hoe dan ook was ik aan mijn laatste seizoen bezig. Vooraf had ik al beslist dat ik ’s anderendaags zou stoppen, mocht ik die 24 Uren van Le Mans winnen. Maar in plaats van op het podium belandde ik in een ziekenhuisbed. Nogmaals, ik had niet meer de motivatie om op het hoogste niveau verder te blijven doen. Ik wilde me op mijn tweede passie storten : vliegen.”

Je hebt er je nieuwe beroep van gemaakt.

“Ik had al voordien voor mijn reconversie gezorgd met het oprichten van Boutsen Aviation, een firma die zakenvliegtuigen opkoopt en weer verkoopt. Zodra ik kon, heb ik me fulltime aan deze onderneming gewijd. De zaken gaan goed. Momenteel heb ik zes mensen voltijds in dienst. Ik werk als een gek.”

Vliegen is een hobby gebleven ?

“Nee, zo kan ik het niet meer bekijken. Ik gebruik het vliegtuig voor mijn persoonlijke verplaatsingen en dan ben ik zelf piloot. Dat doe ik nog altijd graag, maar een vrijetijdsbesteding is het niet meer.”

Volg je de autosport nog ?

“Van ver. Mijn bezigheden laten me niet toe om het van dichterbij te volgen.”

Je aanvaardde wel om bij het Belgische kampioenschap Formule Renault 1600 betrokken te worden.

“Ik wilde in de mate van mijn mogelijkheden de Belgische automobielsport helpen, maar heb mijn partners meteen verwittigd dat ik er niet heel veel tijd in kon steken. Mijn schoonbroer Olivier Lainé wilde in deze categorie debuteren. Ik heb hem geholpen door de oprichting van Thierry Boutsen Racing. Maar veel stelt mijn bijdrage niet voor : ik draag mijn naam en mijn bekendheid bij en voorts een beetje logistieke steun.”

Het gaat dus eigenlijk niet zo best met de Belgische automobielsport ?

“De Belgische automobielsport moet opnieuw gedynamiseerd worden, maar zelfs als alles goed gaat, is dat een operatie die zeven, acht jaar vergt. Want niet alleen het sporttechnische aspect is belangrijk, er moet ook aan marketing gedacht worden, aan de verhoging van de spektakelwaarde enzovoort.”

Fernando Alonso en Kimi Räikkönen zouden geen Belgen kunnen zijn.

“Dat zijn slechte voorbeelden. Jongens zoals Alonso en Räikkönen, zo zijn er misschien twee op tweehonderdduizend. Doordat hun namen zo vaak in de media voorkomen, lijken hun prestaties bijna vanzelfsprekend geworden. Maar het gebeurt heus niet elke dag dat een jongen van 21, 22 jaar een grand prix wint.”

Je hebt het niet zo voor jeugdige overmoed ?

“Jonge mensen te vroeg in de Formule 1 lanceren is gevaarlijk. Dat kan lukken, maar meestal komen ze in een valkuil terecht. Geef die jonge mensen dan liever de tijd om te leren en zich te ontwikkelen.”

Worden jongeren nog wel degelijk opgeleid ?

“Misschien worden ze te vaak aan hun lot overgelaten. En hun taak is er ook niet op vergemakkelijkt. Vooral het financiële plaatje is nu moeilijker rond te krijgen dan in mijn tijd. In 1978 won ik wedstrijden in de Formule Ford met een totaalbudget van 360.000 frank. Ter vergelijking, voor een seizoen in de Formule Renault 1600 heb je nu 100.000 euro nodig. Het verschil is enorm. In 1980 werd ik Europees kampioen in de F3 met een budget van 3 miljoen frank. Vandaag moet je 24 miljoen hebben om aan de Euroseries 2003 deel te nemen.”

Ligt daar de oorzaak van het niet naar de Formule 1 doorstoten van de generatie Marc Goossens, David Saelens en Bas Leinders ?

“Het ontbrak hen ook aan vastberadenheid. Hoewel ik hoor dat zo’n Leinders barst van het zelfvertrouwen. Maar als ik hun parcours vergelijk met het mijne : ik kon me niet de minste fout veroorloven, want elke fout kon betekenen dat ik een van de weinige kansen op de Formule 1 verspeelde. De jongens die je noemt, hebben daarentegen heel wat kansen laten liggen.”

Het Formule-1-seizoen loopt naar z’n einde.

“Ik herhaal, ik volg het allemaal niet meer zo. Tijdens de GP van Frankrijk heb ik vastgesteld dat er niet veel veranderd is sinds ik in 1993 het circuit heb verlaten : dezelfde teams, dezelfde personen, nog veel rijders van vroeger, dezelfde ruzies.”

Maar de wedstrijden zijn wel veranderd.

“Door de technologische vooruitgang zijn die F1-wagens veel te gemakkelijk te besturen. Met al die elektronica wordt het risico op rijfouten bijzonder beperkt. Het is bijvoorbeeld bijna onmogelijk geworden om een start of een verandering van versnelling te missen. Kijk naar de jongeren in het circuit. Zodra ze aan het stuur van een F1-wagen zitten, draaien ze op de circuits ongeveer dezelfde tijden als de routiniers. Dat bewijst dat de Formule 1 te gemakkelijk geworden is.

“Onlangs sprak ik met David Coulthard, nog iemand die ik ken van vroeger. Hij vertelde me dat hij nooit mee moe is na een grand prix. Niks vermoeidheid wordt hij gewaar. Hij zou met gemak twee grands prix na elkaar kunnen rijden. Een rijder krijgt tegenwoordig zoveel technische bijstand : rijden is een fluitje van een cent geworden.”

Is het tactisch aspect daardoor in belang verminderd ?

“Ik zou niet spreken over tactiek, maar over het indelen van een wedstrijd. In mijn tijd vertrok je aan een grand prix in het besef dat je niet van banden zou wisselen, tenzij je een ongeluk had. Dus moest je tijdens het rijden letten op de sleet op je banden. En je startte met 250 liter benzine aan boord. Dat heeft gevolgen voor het manoeuvreren. Maar tegenwoordig hebben ze tractiecontrole, de automatische versnellingsbak, de elektronische programmering van de start. Ze rijden nooit meer met een volle benzinebak. Van banden verwisselen ze twee of drie keer. En het is de stand en niet meer de rijder die de tactiek bepaalt.”

Hoe raakt de Formule 1 uit het slop ?

“Ik ben beslist niet origineel, maar ik pleit voor een strikte beperking van de technische evolutie, zodat de pure rijvaardigheid van de coureurs in ere wordt hersteld. En er zouden maatregelen moeten komen waarmee de kleine teams hun achterstand tegenover de topteams kunnen verkleinen. Dat zou goed zijn voor het spektakel. Het is te gek voor woorden en een extreem onrealistisch voorstel, maar ik zou de grote constructeurs verbieden in de Formule 1. Want zij zijn het die de lat telkens hoger leggen, die er een massa poen in pompen en voor die investeringen een return verwachten.”

door Eric Faure

‘Ik zou de grote constructeurs verbieden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content