Na het winnen van de landstitel verloor Michael Klukowski zaterdag met Club Brugge de bekerfinale. Niet zo lang geleden zat hij nog in de Franse achtste divisie.

De timing van Michael Klukowski is geweldig. Hij was er in 2003 bij toen La Louvière voor de eerste keer sinds zijn oprichting in 1912 de beker van België won, alsook toen het daarna in Europa debuteerde tegen Benfica Lissabon. En hij vertrok er net op tijd om in Brugge voor de derde dubbel in 111 jaar te spelen. “Nu weet ik zeker dat het een goede keuze was om al in januari naar Club te gaan in plaats van pas volgend seizoen”, lachte hij vorige week in het vooruitzicht van de bekerfinale. “Nog zes maanden in La Louvière blijven, terwijl de transfer al geregeld was, vond ik niet interessant. Ik wist dat ik hier in het begin op de bank zou zitten, maar ik zag dat niet als een nadeel. Uiteindelijk is gebleken dat die situatie mij toeliet om mij langzaam aan te passen. Ik kende niet de druk van meteen te moeten presteren in een nieuwe ploeg. Stel je voor dat ik direct twee slechte matchen had gespeeld. Wat gebeurt er dán ?”

Club Brugge pakte zaterdag de dubbel niét.

De roots van Michael Klukowski liggen in Polen. Zijn ouders zijn van Warschau afkomstig. Moeder was een topschaatser, vader werkte bij de post. In 1981 ontvluchtten ze het communisme en emigreerden naar Canada. “Zij wilden iets van hun leven maken”, vertelt Michael. “De keuze was Australië of Canada, daar lagen enorme mogelijkheden en nog altijd. Het werd Canada.” Onderweg kwam hij ter wereld. “Omdat er vanuit Polen geen recht- streekse vlucht was, moesten ze met de auto via Oostenrijk naar Zwitserland. Maar mijn moeder was hoogzwanger van mij en mocht het vliegtuig niet op. Terugkeren kon niet. Uiteindelijk bleven zij met mijn broer tot na de bevalling bij familie in Amstetten, een klein dorp in Oostenrijk. Toen ik drie maanden was, staken we de Atlantische Oceaan over. Ik ben sindsdien nooit meer in Amstetten geweest, maar op een dag ga ik er zeker heen.”

In Canada vestigden de Klukowski’s zich eerst in Québec, een jaar later in de buitenwijken van Toronto. Moeder ging er werken in een warenhuis, vader in een restaurant. Michael groeide er met zijn drie jaar oudere broer Adam op tussen migrantenkinderen. Hij onderscheidde zich in lopen en basketballen, maar voetbal was zijn ding. Het zit in het bloed. “Mijn vader voetbalde nog, maar niet op professioneel vlak, en mijn grootvader zou voor en na de Tweede Wereldoorlog een zeer goede spits geweest zijn in Polen en Duitsland. Ik kom wel eens oude trainers tegen die zeggen dat hij een grote speler was, maar niet op het goede moment.

“Mijn moeder benadrukte graag het belang van studeren, zij het zonder druk, mijn vader wou graag dat ik voetballer werd. Ik mocht van hem ook ijshockey spelen, maar dat wou ik niet. Na school gingen we, mijn broer en ik, vaak met hem sjotten. Van toen ik heel klein was, had ik een goede trap met links. Mijn vader zei altijd dat ik ook mijn rechter moest gebruiken, maar dat was niet evident. De laatste jaren werkte ik vaak op mijn rechter en maakte ik veel vooruitgang.

“Ik scoorde veel. Als ik het doel zag, trapte ik. Ik was een linksvoetige spits en in mijn eerste match maakte ik er al meteen vijf. Indoor. Bijna ieder jaar veranderde ik van club. Ik was goed en ik zocht de beste ploeg, want ik wou graag kampioen spelen. Had je mij voor mijn komst naar Europa moeten zeggen dat ik later bij Club Brugge profvoetballer zou worden als verdédiger, ik had je gek verklaard. In mijn ogen was dat onmogelijk, want ik hield niet van verdedigen. Al moet ik zeggen dat ik héél in het begin keeper wou worden. Als ik met vriendjes speelde, stond ik toen vaak met handschoenen op het veld.”

Toen Michael Klukowski 15 jaar was, testte hij via Wlodek Lubanski bij Lokeren en Standard. Maar hij mocht niet blijven. “Ik speelde toen met Standard een internationaal toernooi in Rijsel en dat ging goed, maar ik was jong en ze waren niet klaar om mij te nemen. Mijn vader had ervoor gezorgd dat ik in België kon testen. Hij had in Toronto van Lato het nummer van Lubanski gekregen en had hem gebeld met de vraag of ik niet naar Europa kon. Hij zag dat ik talent had en wou niet dat ermee gemorst zou worden, hij redeneerde : om prof te worden, moet hij hier zo snel mogelijk weg. Ik reisde alleen naar Brussel, waar Lubanski mij opwachtte. Ik was het gewoon. Toen ik zeven jaar was, vloog ik al alleen van Canada naar Polen om bij mijn grootouders op bezoek te gaan. Zeven en een half uur vliegen. Dat is voor mij nooit een probleem geweest. Voor sommige anderen wel. Ik ken spelers die net als ik de kans kregen om Canada te verlaten, maar de uitdaging niet aangingen en bleven waar ze waren.”

Twee jaar later vertrok hij toch naar Europa. Het werd de goede keer, al zou zijn pad niet over rozen lopen. Een Frans-Canadese makelaar zorgde voor een stage bij Saint-Etienne. “Waarna die mij op hun kosten naar Dijon stuurden. Ik leefde er een jaar op hotel. Saint-Etienne betaalde er alles. Een moeilijke tijd, omdat ik er alleen was, geen Frans sprak en de training ’s avonds was. Ik maakte er mijn studies af. Ik studeerde er per post. Examens deed ik in Dijon onder leiding van een Franse leraar die mijn kopij naar Toronto faxte. Ik speelde er als spits bij de min-17-jarigen. Een mooi kampioenschap. Wedstrijden tegen Lyon, Saint-Etienne, Sochaux. Maar de eerste ploeg miste de promotie, de hele staf verdween en ik zat weer zonder club.

“Ik testte daarna bij Rijsel, dat mij uitleende aan Tourcoing. Als aanvallende middenvelder, achter de spitsen, speelde ik er een goed seizoen in de vijfde divisie. In het CFA, het Championnat de France Amateur. Na zes maanden mocht ik al met Rijsel meetrainen. Ik tekende er een overeenkomst voor twee jaar. Maar het eerste seizoen mocht ik zelfs niet meedoen bij de reserves. Ze gebruikten er mij als verdedigende middenvelder en ik kende problemen met de aanpassing. Ik verzeilde dat jaar in de derde ploeg, in de achtste divisie. Voetballen op synthetische velden tegen kleine clubs met jongens die soms nogal brutaal speelden.

“Het tweede seizoen werd ik centrale verdediger, omdat er achterin bij de reserves iemand geblesseerd was. Ik ben er gebleven en speelde alle wedstrijden. Vierde divisie was dat. We promoveerden. Dat is een belangrijk jaar geweest, waarin er zeer veel tactisch getraind werd. Ik werd ook een paar keer als linksachter uitgespeeld, maar toen voelde ik mij beter centraal. Je moet er minder lopen en je tegenstander staat er vaker met de rug naar doel dan op de flank. Met een goede timing en een goed kopspel kan je je in het centrum van de verdediging gemakkelijk integreren, vind ik.”

La Louvière kwam hem in Rijsel halen. Hij tekende er zijn eerste echte profcontract. De warmte van de club trof hem, hij voelde er zich uitstekend tussen de vele jonge buitenlanders. Ariël Jacobs zette hem haast meteen in de ploeg, als linksachter nog wel. Michael Klukowski debuteerde tegen Club Brugge en scoorde voor het eerst tegen GBA met een trap van op 25 meter. In zijn eerste profjaar won hij de beker van België, in zijn tweede speelde hij voor de Uefacup tegen Benfica. Hij liet zich kennen als een tweevoetige speler met een goed positiespel en een harde werker die in alle omstandigheden cool blijft en zelden geel pakt. “In Frankrijk speelde ik vooral 4-4-2, zoals dit seizoen ook met Albert Cartier bij La Louvière, terwijl ik in België haast ieder weekend ontdekkingen deed. Want hier zijn bijna zoveel tactische varianten als er ploegen zijn. Ariël Jacobs paste zich vaak aan de tegenstander aan, daar leerde ik ook veel van.”

Na 2,5 jaar vertrok hij bij La Louvière. Niet naar RC Genk, dat in de media het vel van de beer verkocht voor hij geschoten was, maar naar Club Brugge. Hij wisselde die tijd ook van makelaar. Jacques Liechtenstein voor Mi- chael Beck. “Dat is eigenlijk meer een vriend dan een manager. Ik ken hem van bij Rijsel, waar hij prof was en omwille van een blessure vroegtijdig zijn carrière moest beëindigen. Hij had mij altijd gezegd dat hij manager wou worden en werkt nu samen met Martin Dahlin. Hij woont in Rijsel, we kwamen elkaar geregeld tegen en hij gaf mij geregeld raad. Toen Club Brugge zich meldde, was zijn advies ook : beter Club Brugge dan Genk. Het speelt ieder seizoen voor de eerste plaats en neemt altijd deel aan de Champions League of de Uefabeker. Dat is toch niet onbelangrijk, als je weet dat sommige spelers in grote clubs in Italië en Engeland nog nooit in de Champions League voetbalden.”

Hij werd gehaald als vervanger voor Peter Van der Heyden, die volgend seizoen bij Wolfsburg speelt. Lang zat hij op de bank, maar sinds de enkeloperatie van Van der Heyden is hij basisspeler. Daar was in de competitiewedstrijd op La Louvière al een goede invalbeurt aan voorafgegaan. Hij kwam toen in de plaats van Nastja Ceh, beproefde meteen zijn afstandsschot en zorgde voor de assist bij de bevrijdende tweede goal van Gert Verheyen. In de bekerwedstrijd op La Louvière startte hij als verdedigende middenvelder en eindigde er op de linkerflank. De verwachtingen zijn dat hij het bij Club Brugge zal maken.

“Ik kan nog beter”, vindt hij. “Als ik er wat meer wedstrijden op zal zitten hebben, fysiek nog gegroeid zal zijn en helemaal in het ritme zal zitten. Uiteindelijk speelde ik toch een hele tijd niet. Bij Brugge is er meer energie om vooruit te gaan, hier kan ik mijn offensieve kwaliteiten verder ontwikkelen. Er ligt hier meer ruimte op de flanken, omdat de tegenstanders ons afwachten, daarbij vooral het centrum afsluiten en de zijkanten vrijlaten. Maar goed verdedigen, is voor een verdediger nog altijd het belangrijkste. Kwestie is offensieve risico’s te nemen op het goede moment. Trond Sollied is een trainer die spelers op hun gemak stelt. We weten wat we moeten doen en hij is zeer rustig. We trainen altijd met de bal, beter kan je het als een voetballer niet treffen. Misschien werk je nog harder dan als je vaak in het bos moet lopen, maar je voelt en je beseft het ook niet, omdat het tegelijk plezierig is.”

Club Brugge zal zijn laatste club niet zijn. Zoals Tomasz Radzinski in Engeland voetballen, is zijn ultieme droom. Voor Canadezen is de Premier League dé Europese competitie. “Ik hoop daar op een dag een kans te krijgen”, knikt hij. “Ik houd van de Engelse spelstijl, maar daar ben ik nu niet mee bezig. Nu telt Club Brugge.”

Zijn ouders keren straks terug naar hun roots in Polen. Zijn broer zal dat niet doen. Hij liep twee jaar hotelschool in Warschau, voetbalde er ondertussen op amateurniveau en werkt nu in de buurt van Toronto als manager in een hotel. Michael leerde dan weer zijn vriendin Justyna kennen in War-schau. Ze wonen samen in Wasquehal, in de agglomeratie Rijsel. In september kan ze aan de slag in een kapsalon in Vieux Lille.

“Ik wil nóg harder werken dan voorheen,” besluit hij zijn verhaal, “om nóg beter te doen. Ik kan ook redeneren : drie jaar Club Brugge, ik ben op mijn gemak. Maar zo ben ik niet. Het kan heel snel bergaf gaan in voetbal, merkte ik al bij sommigen.”

Om zijn hals hangt een kruisje. Hij staat er niet alleen voor. “Ik ga geregeld naar de kerk en ik bid iedere avond thuis. Als ik mijn parcours bekijk en de moeilijke momenten in Frankrijk die ik doorkwam, dan weet ik zeker dat God mij daarbij geholpen heeft. Maar ik ben iemand die in goede tijden nog meer bid dan in slechte. Ik maakte mij ook nooit nerveus, omdat ik wist : slaag ik niet in Europa, dan keer ik terug en ga ik studeren in de Verenigde Staten. Waarom dan bang zijn ?”

door Christian Vandenabeele

‘Vroeger was ik een spits. Als ik het doel zag, trapte ik.’

‘Ik hou van de Engelse spelstijl.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content