Henk Vos geniet bij Germinal Beerschot van zijn nadagen als voetballer maar is niet van van plan na dit seizoen zijn schoenen aan de haak te hangen.

In 1988 kreeg Germinalvoorzitter Jos Verhaegen een tip. Bij de amateurs van RBC voetbalde een speler die een versterking zou betekenen voor de toenmalige derdeklasser. Dus toog Verhaegen naar Roosendaal om er Ruud Brood aan het werk te zien. Het was geen nutteloze verplaatsing : “Want in die wedstrijd viel een andere speler me op. Een jongen van zeventien jaar die een half jaar niet gevoetbald had. Henk Vos heette hij, klasse te koop en sterk. Ik ben nog een tweede keer gaan kijken. Vos was nog aangesloten bij Eindhoven VV. In Roosendaal hoorde ik dat het iemand was met een reputatie, een risicogeval. Dat schrok me niet af. Integendeel : die moet je juist pakken ( grijnst). Met nieuwjaar kwam hij bij ons. Met hem werden we kampioen in derde klasse, het jaar daarop nog eens in tweede klasse. Na een half jaar eerste klasse kwam Standard hem halen voor dertig miljoen frank. Hoeveel wij voor hem betaalden ? ( Grinnikt.) Eén miljoen frank. We ruilden hem voor Peter Alkenade, die zo terug naar Eindhoven ging.”

Verhaegen bekommerde zich hoogstpersoonlijk om Vos : “Ik gaf hem werk. Hij kon aan de slag in mijn bedrijf, elke morgen mocht hij mee met de camionette, keukens en badkamers gaan leveren. Nooit kreeg ik klachten over hem. Ik heb er wel veel tijd ingestoken, hij had een moeilijke jeugd achter de rug. Een paar keer per week praatte ik met hem, over van alles en nog wat. Ik vertelde hem waarvoor hij moest oppassen. Henk was een beetje opvliegend, hé.”

Henk Vos zelf geeft toe dat Verhaegen bepalend was in zijn carrière : “Omdat hij me enorm strak hield en ook de transfer naar Standard goed heeft begeleid. Hij praatte vaak op me in. Als jonge snaak kan je dat van je af laten glijden of er iets mee doen. Ik pikte het op, leerde er veel uit. Hij gaf me ook werk, ik mocht mee met het camionnetje van de firma. Ik was altijd mooi op tijd, hoor. Heel veel jonge spelers vergissen zich op een gegeven moment in de stappen die ze zetten. Die zijn vaak groter dan ze beseffen.”

Na zijn vertrek bij Germinal kreeg Jos Verhaegen af en toe nog eens een nieuwjaarskaartje van Vos : “Ik zei hem : als je me ooit nodig hebt, bel je maar. Op een dag kreeg ik een telefoontje. Of hij stage mocht volgen bij Germinal Beerschot ? Op training zagen we dat hij nog tegen een bal kon trappen. Omdat we krap zaten qua spitsen en onverwacht in degradatiegevaar belandden, boden we hem een contract voor drie maanden aan. Uiteindelijk is het niet nodig gebleken, redden we ons ook zonder hem, maar wat hadden we na de blessure van Dembele in de spits gedaan als er iets met Cadu of Cavens was gebeurd ?”

Germinal Beerschot

Henk Vos : “Toen ik bij NAC de trainerscursus volgde en nog ergens een individuele stage moest volgen, liet ik mijn manager John Evers naar Verhaegen bellen. Eerst zou ik enkel de trainingen observeren. Ik stelde mezelf voor en bleef de eerste dag vanaf de zijlijn kijken. Tot keepertrainer Pier Theys me vroeg of ik even kon meehelpen met de twee keepers. Toen trapte ik een balletje, dat ging goed. De voorzitter stond te kijken, van het één kwam het ander. Ik heb het niet zelf gevraagd, maar ik voetbal nog altijd erg graag.” Veel bekenden uit zijn Germinaltijd zag Vos niet meer terug. “Met alle respect : ik denk niet dat ik al van een van deze spelers gehoord had. Wie ik nog kende, waren Jos Verhaegen, Pier Theys en de scout, Rik Van Goethem.”

De integratie verliep vlot : “Je kan zeggen : ik ben Henk Vos en ik zal jullie allemaal eens tonen hoe het moet. Maar als iets me dwars zit, zeg ik het ook gelijk. Buiten het veld ben ik wel een beetje de sfeermaker, ja. Dat moet ook, als enige Hollander.”

Fysieke achterstand had Vos niet : “Ik was bij Oss nog maar drie of vier weken gestopt. In zo’n korte periode verlies je niet veel. De trainingen gaan me goed af, al ben ik niet meer zo snel als vroeger. Alleen leer je met ouder worden dat je door slim te bewegen ook vrij kan komen.

“Bedoeling was dat ik de club hielp in de strijd tegen de degradatie. De rol die de trainer voor mij uittekende, probeer ik zo goed mogelijk uit te oefenen : invallen en proberen de bal voorin vast te houden en extra steun te geven aan de spits. Tot nu toe lukte dat redelijk goed. Ik ben vooral tevreden dat ik dit nog mag meemaken, maar ik zou toch wat graag meer speeltijd willen. Ik weet niet hoe het zou zijn als ik nog eens van het begin af zou mogen starten. Ik zou wel eens willen zien hoe lang ik het nog zou volhouden.”

Wat is het verschil met Nederland ? “Dat het allemaal meer verdedigend is, vanuit een gesloten organisatie. In Nederland speel je meer open, bijna altijd 4-3-3. Het verschil valt me nu meer op dan vroeger, maar het stoort niet. Als je zoals Germinal Beerschot om de punten moet knokken, waarom zou dat niet mogen ? Dan moet je je als speler helemaal wegcijferen voor het teambelang. Daar moet alles voor wijken.”

Ondanks de negatieve verhalen over het Belgisch voetbal ziet hij wél talent : “Zo’n Pieter-Jan Monteyne bijvoorbeeld. Als die zich verder ontwikkelt, moet dat een kandidaat worden op de linkerflank voor het nationale elftal. Je hebt nog talent. Jonathan Blondel van Club is een heerlijke voetballer.”

Standard

Bij Standard debuteerde Vos met een sterke prestatie in de bekerwedstrijd op Gent, maar maakte vervolgens kennis met de vroegere regel die bepaalde dat elke club in competitie slechts drie buitenlanders mocht opstellen. “Dat waren Guy Hellers, Radanovic, en Frans Van Rooij : de centrale as van Standard.” Als buitenlander op overschot mocht hij een half jaar naar FC Metz. Daarna verving Arie Haan George Kessler als trainer. Arie Haan : “Toen ik bij Standard kwam, moest-ie weg. Henk had altijd wat moeilijkheden met trainers en clubs. Ik zorgde er gelukkig net op tijd voor dat hij kon blijven. Omdat hij over ongelofelijke kwaliteiten beschikte. Als spits had hij een gouden linkervoet, hij was snel, technisch goed, kopbalsterk. Wat wil je nog meer ?

“Het enige dat ontbrak, was stabiliteit en rust naast het veld. Ik hield me speciaal met hem bezig op training. Bij ons evolueerde hij van pure spits naar een plaats links aan de buitenkant. Dagen, maanden trainde ik daar met hem op, individueel en tijdens de gewone trainingen. Hij pikte dat heel goed op. Met mij klikte het perfect : ik wist ook waar hij vandaan kwam, dat hielp. Er was een bepaalde feeling tussen ons, al moest ook ik voortdurend opletten dat het niet verkeerd liep. Met Henk moet je op een speciale manier omgaan. Dieper wil ik daar niet op ingaan. Respect moest hij voelen.” Vos geeft dat ook toe : “Ik kon blijven teren op mijn talent. Ze moesten me elke dagen scherp houden, zodat ik de zaak niet liet verslappen.”

Met de spelers schoot Vos goed op, zegt Stéphane Demol : ” Henkie was een goeie gast, op en naast het veld. Niet zo’n Hollander die alles beter weet en kan. Wel iemand met wie het plezant voetballen en leven was. Na de wedstrijd durfden we wel eens op stap gaan met een man of vijf, zes. Henkie ging altijd mee, hij was geen voortrekker maar ging altijd mee. Soms had hij geen geld bij, maar dan schoten we hem wat voor. Hoe hij aan de naam van enfant terrible kwam, weet ik niet. Toen hij jong was had hij iets met karate of kickboksen – Vos : ‘Dat klopt, om mijn agressie te kanaliseren’ – maar wij maakten nooit nare dingen mee met hem.”

Frankrijk

“Misschien was ik beter wat langer bij één bepaalde club gebleven,” zegt Vos, “maar de wet van vraag en aanbod bepaalde waar je ging of bleef. Altijd was er wel een club die naar me toekwam, ik heb nooit met mezelf geleurd.

“Van geen enkele beslissing in mijn carrière heb ik spijt. Ook niet van de overstap van Standard naar Sochaux. Toen was ik bijna rond met Duisburg, maar Sochaux bood méér. De Franse slag, alles rustig aan, beviel me iets minder. Met de kinderen namen we de Nederlandse gewoontes, alles op uur en tijd, mee. Om vijf uur ’s avonds gingen wij aan tafel. Dan zaten de Fransen nog aan het aperitief. In Frankrijk leerde ik hoe relaxed mensen soms kunnen zijn. Soms té relaxed. Dat is niets voor mij. Als we om tien uur ’s morgens training hadden, zat ik om vijf voor tien vaak nog in mijn eentje in de kleedkamer. Om tien na tien aankomen, me snel omkleden en gauw het veld op, me haasten : niets voor mij.”

Nederland

Wéér Arie Haan haalde Vos uit Frankrijk weg : “Ik haalde hem naar Feyenoord toen hij bij Sochaux op een dood spoor zat. Altijd hetzelfde probleem, het had altijd te maken met stabiliteit. Je moest goed op hem letten. Bij Feyenoord ging het na een moeilijke start goed. En toen ging hij ineens op witte schoenen voetballen. Nou, dat moet je daar niet doen. Vanaf dan kon hij in de ogen van het publiek niets meer goed doen. Of hij het maximum uit zijn carrière haalde ?” Haan zucht : “Er zat veel meer in. Ik maakte bij Feyenoord hetzelfde mee met Henk Fraser. Nog zo’n type dat alles kon, maar die je goed in het oog moest houden.”

Henk Vos : “Mijn beste periode als voetballer kende ik bij Standard, maar die jaren bij Feyenoord waren de mooiste uit mijn carrière : elke thuiswedstrijd 40.000 mensen. Ik werd er kampioen, speelde Champions League. Maar bij Standard was mijn aandeel in het succes groter. Bij Feyenoord hadden we een grotere kern en zat ik regelmatig op de bank. Bij Standard was ik écht belangrijk. Als ik dat voel, geef ik ook veel terug.

“Van Feyenoord naar Den Bosch vond ik geen stap terug. Bij Feyenoord spéélde ik niet meer, bij Den Bosch wél. Ik had rustig op de bank kunnen blijven zitten en mijn geld tellen, maar ik wilde voetballen. Feyenoord wilde me uitlenen aan Heerenveen, maar als Brabander had ik geen zin om voor een half jaar naar Friesland te verhuizen. Helaas degradeerde Den Bosch. Toen ging ik terug naar huis, naar RBC. Iedereen riep : ‘De cirkel is rond, hier neemt Henk Vos afscheid.’ Toen ze me geen zekerheid konden geven via een langer contract, kwam NAC langs, dat Europees zou spelen. Dat leek me wel een leuke uitdaging op mijn vijfendertigste. Voor het geld deed ik het niet..

“Bij NAC voetbalde ik met Orlando Engelaar, met wie ik al eens had samengespeeld in het tweede van Feyenoord. Met alle respect : ik snapte helemaal niet dat zo’n jongen in het tweede van Feyenoord voetbalde. Bij NAC deed hij het fantastisch, bij Genk krijgt hij heel veel vrijheid, de trainer dwingt hem niet in een tactisch keurslijf. Of hij ooit het Nederlands elftal haalt ? Je raakt in België toch wat uit beeld. Het overkwam mij ook. Bij Standard kwamen ze vanuit Zeist eens kijken, maar ik hoorde er nooit meer iets van. Wat moet ik daar dan achteraf over roepen ?”

Toekomst

Weet hij nog hoe vaak hij riep dat hij nooit trainer zou worden ? Vos lacht : “Héél vaak, ik zou inderdaad nooit trainer worden. Omdat ik de grootste moeite zou hebben om keuzes te maken, om uit een groep waar je elke dag mee werkt spelers in de tribune te zetten. Ik maakte het zelf mee hoe het aanvoelt als je ten onrechte naast de ploeg belandt. Ik ben erg sociaal ingesteld, ik kan heel moeilijk tegen onrecht. Als ik zeker weet dat een bal in corner ging en die wordt niet toegekend, dan kan ik echt over de streep gaan, hoor. Nog altijd. Zo’n speler van Cercle Brugge die onterecht een rode kaart kreeg terwijl een ploegmaat de fout maakte, daar blijf ik me plaatsvervangend kwaad over maken. Om te leren hoe je dat aanpakt, dient zo’n trainerscursus.”

Die cursus heeft hij te danken aan Top Oss. “Toen NAC mijn contract niet verlengde, boden zij me een aantrekkelijk perspectief : nog wat spelen én een project als jeugdopleider. Zo begon ik aan die cursus. Daar ben ik ze nog steeds dankbaar voor. Alleen gingen onze wegen niet meer dezelfde kant op. Als ze mij halen als nummer negen moeten ze me niet op de linkerkant opstellen. Een half jaar speelde ik als linksbuiten. Elke keer weer een actie maken en dan een voorzet geven, dat kon ik niet meer, daar bracht ik ook het team niets meer mee bij. Met de dag kreeg ik steeds minder zin om te trainen. Als je elke dag 110 kilometer heen en even ver terug rijdt, heb je veel tijd om na te denken. Ik heb altijd tegen mijn vrouw gezegd dat ik zou stoppen als ik ergens met tegenzin ging trainen. Na de gewonnen bekermatch tegen RKC kwam ik thuis en zei tegen mijn vrouw : ik stop. ’s Anderendaags belde ik om te zeggen dat ik niet meer kwam. Na Top Oss kwam niemand meer. Omdat ik nog zo’n zin had, dacht ik om op een lager niveau met Nieuwmoer te voetballen.”

In juni wil hij zijn diploma van oefenmeester halen. Niet dat hij zich meteen een topclub ziet trainen. In juni, spraken Vos en Verhaegen af, wordt weer rond de tafel gezeten om te zien of beide partijen volgend jaar doorgaan met mekaar. “Ik ben nog helemaal bezeten van het spelletje, ik wil volgend jaar nog graag voetballen, bij Germinal Beerschot, een andere Belgische eersteklasser of desnoods op een lager niveau. Wie zegt dat Germinal Beerschot mijn laatste club als speler is ?”

Geert Foutré

‘Zo’n Pieter-Jan Monteyne kan op de linkerflank het nationaal elftal halen.’

‘Vos had veel meer uit zijn carrière kunnen halen.’ (Arie Haan)

‘Vos was een risicogeval. Die moet je juist pakken.’ (Jos Verhaegen)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content