De Nigerese spits Ouwo Moussa Maâzou steekt zijn ambitie niet onder stoelen of banken, maar ze moeten zich in het Waasland niet ongerust maken: ‘Ik wil nog gerust twee à drie jaar bij Lokeren blijven.’

Als Lokeren van zich doet spreken, is dat meestal niet door de jeugdopleiding. Om te overleven zoeken de Waaslanders hun heil veeleer in Europese scoutingnetwerken en nog meer in de goudader van de Afrikaanse markt. De kleedkamer heeft dan ook wat weg van een toren van Babel: heel wat verschillende geluiden door elkaar. “Het eerste wat me opviel in België, was de sfeer in de club. Ik had zin om te voetballen met al die Afrikanen, Macedoniërs en Kroaten. Zeker toen ik nog bij de reserven speelde”, zo vertelt Ouwo Moussa Maâzou (20), het goudhaantje van Daknam.

Wat is zijn roepnaam eigenlijk? “Om het even,” zegt hij, “mijn voornaam is Maâzou en mijn familienaam is Moussa. Toen ik in Lokeren aankwam, sprak men mij eerst aan met Moussa, maar mijn ploegmaats begonnen me Maâzou te noemen.”

Maâzou dus, heer uit Niger, geboren als Hausa (de grootste etnische groep), telg van een stam met koninklijk bloed. “Maar weet je, in Afrika stelt dat niet zoveel voor”, legt hij uit. “Mijn moeder is een Sarkawaprinses. Ik ben in de hoofdstad geboren, maar zij komt uit een dorpje in het noorden van het land en wanneer ze daar terugkeert, valt iedereen voor haar op de knieën. Dat is althans wat de familie vertelt, want ik ben er zelf nog nooit geweest.”

Over Niger weet men doorgaans alleen: veel woestijn. Als men er überhaupt al iets over weet, want het land met tien miljoen inwoners dat veertig keer zo uitgestrekt is als België, wordt nogal eens verward met zijn buurland Nigeria. De hoofdstad van Niger is Niamey, zover komen we nog, maar voor de rest moeten we een beroep doen op de kennis van Maâzou. “Het land werd destijds gekoloniseerd door Frankrijk. Het grootste gedeelte bestaat inderdaad uit woestijn en de voornaamste bron van inkomsten vormen de veeteelt en de visvangst. Er is ook een aantal uraniumvoorraden, maar niettemin blijft het land een van de armste ter wereld. Een niet te onderschatten rijkdom kent het land wel: vrede. Er is nooit oorlog, wij zijn een rustig volk. Misschien heeft de verschroeiende hitte daar iets mee te maken. In de woestijn wordt het overdag 45 graden en is het ’s nachts ijskoud. In Niamey is het nog een beetje te doen, daar is het overdag maar 39 graden …”

Wanneer Maâzou over zijn vaderland praat, houdt hij zich niet in. Voor de rest blijft hij bescheiden: “Ik ben van nature een beetje stil en verlegen. Ik ben niet iemand die voor de ambiance zal zorgen in de kleedkamer. In Afrika ben ik ook nooit naar een discotheek geweest. Om 21 uur ga ik al slapen.”

Gek of serieus

Maâzou brak deze herfst helemaal door, maar hij kwam al tijdens de vorige winterstop naar ons land. ” Georges Leekens schonk me direct vertrouwen”, zegt hij. “Hij is heel belangrijk voor mij, want hij heeft me in de ploeg gebracht. Tegen Dender was dat. Ik had weinig supporters, het was koud.”

Zes maanden na zijn aankomst volgde de ontbolstering. “Ja, dat ging nog vrij snel. Ik heb nu ook geen last meer van de kou. Ik heb uit Afrika een crème van galamboter meegebracht en als je die aanbrengt, voel je de koude niet. Ik tekende bij Lokeren omdat papaWilly Verhoost me vertelde dat er veel Afrikanen speelden. Dat zorgde voor een gemakkelijke integratie. Ik zat op een appartement met Mamadou Sakho, we waren altijd samen. Dat zijn allemaal redenen waarom ik zeg dat ik topschutter wil worden: als een trainer je het vertrouwen geeft en alles om je heen draait zoals het moet, dan is dat mogelijk. De mensen verklaren me gek, maar ik zweer je dat ik het serieus meen. Ik wil topschutter worden. In het slechtste geval tweede. Na de training ga ik nog altijd even door met Wlodek Lubanski, een halfuurtje afwerken op doel om aan precisie te winnen. Men heeft me verteld wat voor een grote voetballer Lubanski was. Ik kan veel leren van hem, van Leekens en Verhoost. Zij moeten mij met beide voeten op de grond houden, vermijden dat ik te hard van stapel loop. Ook wanneer ik topschutter ben, zal ik nog naar hen luisteren.”

Ambitie op maat. Hij wil voortdurend meer goals maken, maar niet om in het buitenland een lucratief contract los te weken: “Ik voel me hier goed. Ik kan nog gerust twee à drie jaar in Lokeren blijven. Mijn carrière bouw ik liever stap voor stap op.”

Zijn verblijf in Lomé, de hoofdstad van Togo, was de eerste buitenlandse ervaring van Maâzou, maar lang duurde die niet. “Ik begon te voetballen bij Sahel, een van de grote clubs uit Niamey. Op mijn zestiende ging ik naar een club uit de tweede klasse en kwam ik uit voor de nationale juniorenploeg. L’Etoile Filante de Lomé, de vroegere club van Adekanmi Olufade, heeft me daar opgemerkt en ik ben naar Togo vertrokken. Maar ik kon me niet aanpassen. Ze waren daar allemaal ouder en steviger dan ik.”

En dus keerde Maâzou terug naar Niger. Bij AS Fan, de club van het leger, werd hij topschutter en vervolgens ook international. “Daar ben ik Verhoost tegengekomen,” zegt hij, “en die stopte me geld toe om aan krachttraining te doen. Hij drong eropaan dat ik me zou ontwikkelen en dat ik mijn linker zou verbeteren.”

Fastfoodtent

En zo kwam de jongen, die ooit nog ballenraper was bij interlands waarin zijn grote broer het nationale doel verdedigde, in Europa terecht, het beloofde land voor elke Afrikaanse sportman. “Ik sta op met voetbal en ga met voetbal slapen”, zegt Maâzou. “Ik vreet voetbal.” Vreet hij ook hamburgers? “Neen, bijna nooit,” reageert hij, “maar er is ooit een foto van mij in een fastfoodtent in de krant verschenen en toen moest ik voor de televisie vertellen hoeveel ik er wel niet at … Terwijl ik de Afrikaanse keuken veel lekkerder vind. Ik heb trouwens een Nigerees restaurant ontdekt in Brussel. De eigenaar begint me al goed te kennen. Ik mag zelfs niet betalen wanneer ik erheen ga. Dat vind ik wel wat vervelend, want ik hou er niet van dat ze doen alsof ik een ster ben. ”

Maâzou lijkt dus goed op weg om in devoetsporen te treden van andere illustere Afrikanen van Lokeren. “Men vertelde mij dat Olufade en Aristide Bancé hier gespeeld hebben, maar die kende ik niet voor ik naar hier kwam.” Stephen Keshi misschien? “Ah, heeft de vroegere trainer van Togo hier gespeeld?” Samson Siasia? “Die ook al? Wist ik echt niet. Dat zijn toch al heel wat mooie namen.” S

door stéphane vande velde

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content