Zo briljant als hij vroeger op het veld was, zo saai leek hij ernaast. Grote woorden of stoute uitspraken hoefde je niet te verwachten van Zinédine Zidane. Maar hij is niet helemaal de man die we dachten dat hij was…

De sombere blik van Zidane verraadt een zekere ontevredenheid. “Hoeveel doelpunten verschil?” “Twee”, is het antwoord van een van zijn ploegmaats. Zidane schudt het hoofd, dribbelt zijn tegenstander en knalt de bal met links vol in de winkelhaak. Het mag dan wel een toernooi van telefoniebedrijf Orange zijn, de voormalige vedette van Real Madrid heeft geen zin om zich te laten vernederen. Zelfs op zijn 41e is verliezen geen optie. De volgende ochtend doet hij alles nog eens over. Dit keer is de locatie het eigen voetbalcomplex, Z5, dat hij samen met zijn broers in Aix-en-Provence oprichtte. In die twee dagen zal de Fransman met Algerijnse roots, die dit seizoen als assistent naast Carlo Ancelotti plaatsneemt op de bank van Real Madrid, zich een beminnelijk man tonen. Hoegenaamd niet de verlegen en al te gereserveerde man van wie we dachten dat hij niet veel te vertellen zou hebben. Al is hij wel ongerust: “Ik hoop dat ik je niet zal teleurstellen.”

Je bent samen met Michel Platini ongetwijfeld het grootste nummer 10 uit de Franse voetbalgeschiedenis. Toch beëindigde je je carrière met rugnummer 5. Vond je dat jammer?

Zinédine Zidane: “Ik heb nooit echt een rugnummer kunnen kiezen bij Real Madrid. De voorzitter is van mening dat een voetbalploeg met nummers 1 tot en met 11 speelt. Daarover ben ik het met hem eens. Toen ik bij Real kwam was het nummer 5 van de net vertrokken ManuelSanchis het enige vrije nummer dus heb ik dat maar genomen. In het spel zelf wilde ik evenwel al van jongs af aan als nummer 10 spelen. Dat was de enige positie die me interesseerde. Ook omdat ik er de nodige kwaliteiten voor had. Vooral het spelinzicht dan. Ik zie de dingen sneller dan dat anderen ze zien. Ik voel ze zelfs. Een aangeboren talent want dat is al zo zolang ik me kan herinneren… Al moet je er nu ook niets bovennatuurlijks van maken. Ik voel gewoon aan wanneer ik wat moet doen. Zelfs wanneer ik vermoeid ben, lukt dat nog. Maar wanneer ik zoals nu simpelweg niet meer in vorm ben, gebeurt het jammer genoeg dat de benen niet meer kunnen uitvoeren wat het verstand zou willen.”

Is dat tijdens je carrière ook wel eens gebeurd?

“Een aantal keren zelfs. Nadat we in 1998 het WK hadden gewonnen, was ik helemaal uitgewoond. Ik wilde ten volle genieten van die overwinning en het heeft toch een goeie acht maanden en heel wat uren op het trainingsveld geduurd vooraleer ik weer de oude was. De laatste twee seizoenen bij Real Madrid wonnen we geen prijzen meer en was ik fysiek niet meer top. Als ik na een zoveelste wedstrijd waarin ik mijn team niet had kunnen helpen naar huis ging, was ik volledig uitgeput en duurde het best wel lang vooraleer ik daarvan hersteld was. Je mag de dingen nog zo snel zien, als je er fysiek niet meer staat, ben je daar niets mee natuurlijk…”

Michel Platini liet zich ooit ontvallen dat het voetbal beter af zou zijn geweest als spelers zoals jij en Ronaldinho in het centrum konden spelen in plaats van op een flank…

“De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik altijd al de neiging heb gehad om vanop links te spelen. Vraag me niet hoe dat komt, het was gewoon zo. Ik was niet snel genoeg om de achterlijn te halen en voor te zetten, maar ik vond het wel leuk om van links te komen en dan te kunnen kiezen uit een schot op doel of een steekpass. Dat neemt niet weg dat mijn favoriete positie wel degelijk de nummertienpositie was. Het klopt dat een echte tien vanuit het centrum opereert – wat dat betreft moet ik Platini dus gelijk geven. Bij Real moest ik me echter schikken naar de rest van de ploeg. We hadden Figo al op rechts en Morientes en Raúl in het centrum. Op verdedigend vlak moest ik de linkerflank mee dichthouden en zelfs op aanvallend vlak was het niet zo dat ik zomaar mijn zin mocht doen. Dat is ook logisch. Als je voor een ploeg speelt, is het laatste wat je mag doen het evenwicht verstoren.”

Is Real Madrid wat dat betreft een geval apart?

“Nee hoor. De tactische richtlijnen zijn er de laatste jaren, in eender welke club, alleen maar complexer op geworden. Vroeger wist je genoeg als de coach zei dat je in een 4-4-2 speelde. Sinds een jaar of tien werken de meeste coaches met verschillende systemen en die kunnen dan ook nog eens veranderen tijdens de wedstrijd zelf. Al die zaken hebben ertoe bijgedragen dat je tegenwoordig nog zelden een nummer tien centraal ziet spelen. Özil komt vaak vanop de flank, terwijl hij overduidelijk een spelbepalende figuur is. Uit statistieken blijkt nu eenmaal dat de meeste aanvallen vanop de flank vertrekken en dat een groot deel van de doelpunten op stilstaande fases wordt gemaakt.”

Was het bij Real dat je voor het eerst in aanraking kwam met die tactische richtlijnen?

“Neen, integendeel. In Spanje ontdekte ik een veel opener manier van voetballen. Daar werd voetbal weer een spelletje voor me, terwijl het er in Italië toch een stuk tactischer aan toeging. Elke training opnieuw werd er dertig minuten zonder bal getraind. Maar het moet gezegd dat we een heleboel wedstrijden gewonnen hebben dankzij onze tactische superioriteit. Ik herinner me een halve finale in de Champions League tegen Ajax. Bij de Amsterdammers hadden ze met Tijani Babangida een pijlsnelle flankaanvaller die wel 200 kilometer per uur leek te gaan. De week voor die wedstrijd hebben we de hele tijd getraind op hoe twee van onze verdedigers zich moesten opstellen zodat ze de looplijnen van Babangida konden afsnijden. De eerste verdediger moest in het duel gaan, terwijl de tweede exact tien meter lager in dekking stond. En het heeft gewerkt want we neutraliseerden Babangida en wonnen de wedstrijd.”

Pyjama

Hoe verliep je integratie bij Juventus?

“Via een ontgroening in de kleedkamer, of wat had je gedacht? Ik droeg vroeger van die hele lage, felgekleurde kousen. Ik kan je zeggen dat ze in Italië nooit zulke kousen dragen. (lacht) Na de training kwam ik in de kleedkamer en zag ik dat ze mijn kousen in reepjes hadden gesneden en met tape op mijn locker hadden geplakt. Mijn ploegmaats legden me uit dat kousen altijd tot halverwege de kuit kwamen en geen flashy kleurtjes hadden. Je zult begrijpen dat ik nooit meer lage kousen heb durven dragen.” (lacht)

Was dat het enige cultuurverschil waar je mee af te rekenen kreeg?

“Neen, er was ook nog dat dingetje met de pasta.”

Vertel…

“Ik snijd mijn pasta altijd in stukken, terwijl dat in Italië absoluut not done is. Dat heb ik nogal mogen horen. Nu goed, het is zo dat je de cultuur van een land leert kennen, hé.”

Beviel de stad Turijn je?

“De stad? Ik zat in Turijn altijd om 19 uur in mijn pyjama in de zetel. Zo zag mijn leven er toen uit.”

Er doet een verhaal de ronde dat je soms je muts opzette, de stad in trok en dan met enkele Algerijnse immigranten een potje straatvoetbal speelde. Klopt dat?

“Dat klopt wel degelijk. Al heb ik dat wel maar een keer of twee gedaan. Op aanraden van Edgar Davids. Die deed dat wel vaker. Dan sprong hij in zijn wagen, reed hij rond tot hij een groepje zag voetballen en ging hij vragen of hij mocht meedoen. Hij zei altijd: ‘Het is met die gasten dat je moet spelen, dat zijn de belangrijkste wedstrijdjes.’ Ik antwoordde dan dat we bij een grote club speelden, dat we elke dag moesten trainen en dat we toch moesten zien dat we geen blessures opliepen. Anderzijds bewonderde ik Edgar wel voor het feit dat hij zulke dingen gewoon deed.”

Ooit zei je in El País: “Negatieve druk dwingt je om de beste ter wereld te worden. Tegen mijn kinderen zeg ik wel dat ze mogen voetballen zonder dat ze daarom per se de beste moeten worden.” Wat bedoelde je daar juist mee?

“Dat ik het zelf niet meer weet. (lacht) Neen serieus: er is voor alles een goed moment. Als je jong bent, moet je je vooral amuseren. Te vroeg die druk voelen om de beste te worden is niet gezond, dat komt later wel. Voetbal was voor mij vaak een spelletje onder vrienden. Meer bepaald tot ik bij Juventus belandde. Zelfs bij Bordeaux was ik er nog altijd van overtuigd dat ik gewoon wat met vrienden aan het ballen was. In Italië leerde ik wat winnen is. En ik heb daarna nog veel gewonnen in mijn carrière, maar ik heb me misschien niet altijd even goed geamuseerd. Op een bepaald moment moet je kiezen: wil je prijzen pakken of wil je je blijven amuseren? Ik speelde altijd om te winnen en ik heb dan ook heel wat gewonnen. Ik was vroeger al een slechte verliezer, maar dan niet in de zin dat ik alles kapotsloeg. Ook als ik win, zal je geen grote vreugdeuitbarsting zien bij mij. Alles gebeurt hier, binnenin. Maar ik haat verliezen zo erg dat je het in mijn ogen kunt zien.”

In je ogen staat vooral te lezen dat er in jou een vulkaan aan gevoelens schuilt…

“Zoveel is zeker. Vanbinnen kook ik vaak. Daarom ook dat ik zo veel rode kaarten heb gepakt in mijn carrière. Veertien om precies te zien. En daar ben ik allesbehalve trots op. Maar ook ik ben maar een mens. Een mens die zich niet liet doen.”

Geen borstspieren

Met Frankrijk won je het WK 1998 en het EK 2000. Waar is het daarna misgelopen met les Bleus? Waren jullie fysiek niet meer top of waren jullie verzadigd na de vele zeges?

“Het was een opeenvolging van verschillende zaken. In 2002 is de groep een beetje uit elkaar beginnen te vallen. Daar kwam nog eens bij dat we de eerste nederlaag in vier of vijf jaar heel slecht verteerd hebben. Na die 0-1 tegen Senegal in de eerste ronde van het WK 2002 kwam alles op losse schroeven te staan, terwijl dat eigenlijk niet nodig was. We hadden het geluk gewoon niet aan onze zijde in die wedstrijd. We troffen paal en deklat dus we hadden net zo goed kunnen winnen. Nadien speelden we Pirès kwijt, viel ik geblesseerd uit en slaagden we er niet in om één doelpunt te maken. We hadden met Trezeguet, Cissé en Henry nochtans de topschutter van de Italiaanse, Franse en Engelse competitie in onze rangen. Nadien zijn we nooit meer op niveau geraakt. In 2004 was het wat beter, maar echt goed was het nu ook weer niet. Idem voor 2006.”

In dat jaar, op het WK in Duitsland, haalden jullie wel de finale…

“Zoals zo vaak in zulke gevallen was er een déclic nodig. In 2006 was dat de achtste finale tegen Spanje. In Spanje was men er toen vast van overtuigd dat ze ‘Zidane wel eventjes op pensioen zouden sturen’. Daardoor wakkerden ze ons eergevoel aan en uiteindelijk wonnen we met 3-1. Daarna troffen we Brazilië en dat was de best mogelijke tegenstander voor ons. Tegen Brazilië spelen is altijd speciaal. Ik weet wel dat de Engelsen voetbal hebben uitgevonden, maar elke voetballiefhebber zal het met me eens zijn dat de Brazilianen als het ware de vereenzelviging van het voetbal zijn. Zij tonen hoe voetbal gespeeld moet worden. Het is wel niet altijd efficiënt, maar dat maakt niet uit als je ziet wat voor weergaloos voetbal ze op de mat leggen. Zico, Socrates, Junior,… Als ik dat magische gele shirt zie, kan ik niet anders dan blijven kijken. Ik heb het soms wel eens gehad met voetbal op televisie, maar als Brazilië speelt, moet ik kijken. Elke keer dat ik tegen hen heb gespeeld, steeg ik boven mezelf uit.”

Praatte je bij Real vaak over Brazilië met Roberto Carlos en Ronaldo?

“Heel vaak zelfs. Het viel me op dat die gasten in Madrid hetzelfde leven leidden als in Brazilië. Ze waren vrolijk, ontspannen en altijd in voor een feestje. Soms kwamen ze op de ochtendtraining aan in dezelfde kleren als die van de vorige avond. Dan wist je dat ze de hele nacht doorgefeest hadden. Roberto Carlos kwam op zulke ochtenden naar mij en fluisterde dan ‘Zizou’ in mijn oor. Hij amuseerde zich altijd. En Carlos was zo’n oerkracht dat je het niet eens aan zijn prestaties op het veld zag dat hij een nachtje doorgedaan had. Die Brazilianen vinden niets erg en gaan altijd onbezorgd door het leven.”

Vertel eens wat meer over jouw voorbereiding op het WK 2006…

“Die begon een half jaar voor het WK. Sinds januari heb ik geleefd als een pater. Ik ging elke avond om 21.30 uur slapen, dronk in die zes maanden niet één blikje Cola en trainde me te pletter. Ik had zelfs een personalcoach.”

Deschamps heeft me ooit verteld dat de fysiektrainer van Juventus altijd lachte met het feit dat je geen borstspieren hebt…

“Als je me nu in mijn bloot bovenlichaam zou zien, zou je meteen beginnen te lachen. Ik heb nooit borstspieren gehad en ik denk ook niet dat ik er nu nog zal krijgen. Erg is dat niet want het is niet dat je zonder borstspieren geen goede voetballer kunt worden natuurlijk.”

Zowel bij Juventus eind jaren negentig als in 2006 bij je terugkeer waren er vermoedens van dopinggebruik…

“Volstrekte leugens. Ik heb nooit doping gebruikt en ben daar altijd heel duidelijk over geweest.”

De Franse zanger Jean-Louis Murat zei ooit: “Zidane in je ploeg hebben is hetzelfde als Jimi Hendrix bij je band halen, hem voorstellen om de leider van de band te worden en Jimi die antwoordt dat hij alleen triangel wil spelen.” Begrijp je wat hij daarmee bedoelt?

“Ik weet niet of Murat veel van voetbal kent, maar zo ja, dan zou hij gezien hebben dat ik op het terrein altijd een echte leidersfiguur geweest ben. Ik had daar gewoon weinig woorden voor nodig. Het klopt dat ik naast het terrein geen echte voortrekker was, maar dat heb ik ook nooit willen zijn. Dat interesseerde me niet. Zodra de wedstrijd gedaan was, wilde ik van mijn gezin genieten en thuis wat uitrusten.”

Aardige kerel

Als ik jou op televisie zie, heb ik altijd de indruk dat je wat gecrispeerd bent en dat je niets te zeggen hebt, terwijl je in het echte leven heel anders voor de dag komt…

“Zodra ik een camera zie, sla ik dicht. Vraag me niet waarom, dat is nu eenmaal zo. Ik denk dan aan mijn familie die kijkt en dan word ik zenuwachtig. Jammer eigenlijk want ik ben best wel een aardige kerel. (lacht) Maar dan wel alleen in een context waarin ik me op mijn gemak voel…”

Begrijp je dat men jou een gebrek aan politiek engagement verwijt?

“Neen, dat begrijp ik niet. Ik steun immers verschillende goede doelen en zet me in voor zaken die me raken. Met dat verschil dat ik dat doe omdat ik er iets bij voel en niet omdat men over me zou praten. Wat politiek betreft, weet ik heel goed wat ik kan en wat ik niet kan. Natuurlijk heb ik over veel dingen een mening en heb ik een bepaalde overtuiging. Om daar publiekelijk uitspraken over te doen moet je evenwel verbaal zeer sterk staan en ik beschik niet over de retorische wapens om me in zo’n geval te verdedigen.”

Rapper Joey Starr heeft ooit gezegd: “Als er Zidane président op de Arc de Triomphe staat geschreven, moet je je verantwoordelijkheid nemen…”

“Ik heb daar helemaal niet om gevraagd. Ik wilde gewoon voetballen en een gezin stichten… En ik heb gevoetbald en een gezin gesticht. Ik doe mijn best om een goede huisvader te zijn. (lacht) Ik heb nooit gevoetbald om bekend te worden. Meer nog, ik wilde groenteleverancier worden.”

Groenteleverancier?

“Toen ik klein was, zag ik steeds dezelfde man de groentewinkels in de buurt van ons voetbalpleintje bevoorraden. Hij vroeg ons telkens om hem even te helpen – waarschijnlijk omdat hij bang was dat we anders iets kapot zouden sjotten – en nadien gaf hij ons altijd een beloning. Ik was dol op die momenten. Ik hielp die man graag en was er vast van overtuigd dat ik later ook zoiets zou doen als werk. Sommigen wilden brandweerman worden, ik ging voor groenteleverancier.”

Wat als die droom was uitgekomen…

“Dan zou ik nog steeds dezelfde gereserveerde man zijn die het liefst van al bij vrienden of familie vertoeft. Ik heb de indruk dat de mensen het wel appreciëren dat ik zelden het hoge woord voer. Voor veel kinderen ben ik een idool geweest, daar ben ik me van bewust. Dat ik met het WK, EK en de Champions League aardig wat prijzen heb gepakt, is geen reden om een dikke nek te krijgen. Ik weet heel goed waar ik vandaan kom, wat men ook over mij mag zeggen… Ik ben gewoon echt heel bescheiden. Dat ik de beste speler ter wereld was, heb ik bijvoorbeeld nooit gedacht. Een van de betere spelers, dat wel, maar je zult me nooit horen zeggen dat ik de beste was.

“Al die spelers die ooit gedacht hebben dat ze de beste ter wereld waren, moeten het nu toch heel moeilijk hebben? Stel je voor dat je dat ooit echt van jezelf vond en dat je dan moet vaststellen dat je niet langer de beste bent… Dat moet verschrikkelijk zijn.”

Je zei nochtans daarstraks dat je altijd de beste wilde zijn…

“Het ontbrak me niet aan ambitie dus ik wilde wel de beste zijn en ik heb er ook alles aan gedaan, maar het is me gewoon niet gelukt. C’est tout. Toen me in Spanje de vraag werd gesteld of ik bij de beste vijf spelers ter wereld hoorde, heb ik geantwoord: ‘Als mijn naam niet Zinédine Zidane zou zijn, zou ik Zidane nooit bij de beste vijf zetten.’ Misschien dat ik bij de beste twintig wel mijn plek heb, maar tot de beste vijf behoor ik zeker niet.”

Wie hoort er volgens jou dan wel in dat rijtje thuis?

“Ik zou er meer dan vijf kiezen hoor. (lacht) Ik zou gaan voor Maradona, Pelé, Cruijff, DiStefano, Platini, Messi en de twee Ronaldo‘s.”

DOOR FRANCK ANNESE IN AIX-EN-PROVENCE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Op aanraden van Edgar Davids trok ik wel eens Turijn in om met straatvoetballers te spelen.”

“Ronaldo en Roberto Carlos kwamen op ochtendtraining soms aan in dezelfde kleren als die van de vorige avond. Dan wist je dat ze de hele nacht doorgefeest hadden.”

“Ik heb nooit doping gebruikt en ben daar altijd heel duidelijk over geweest.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content