‘Ik wilde weer een volwaardige basisspeler zijn’

© BELGAIMAGE - KURT DESPLENTER

Na twee seizoenen bij het beste volleybalteam ter wereld is Stijn D’Hulst terug op het oude nest. Bij de start van de competitie blikt de spelverdeler van Knack Roeselare terug en vooruit. ‘Om het beste uit mezelf te halen, heb ik druk nodig.’

Vijf titels, vier bekers en drie supercups: het palmares dat Stijn D’Hulst na zeven jaar Knack Roeselare kon voorleggen toen hij er in 2017 vertrok, oogt indrukwekkend. Toch werd het op persoonlijk vlak een afscheid in mineur. ‘Dat is misschien wat sterk uitgedrukt’, nuanceert de spelverdeler zelf. ‘Het was vooral een communicatieprobleem. Mijn contractverlenging ging in orde komen, vertelden ze me, maar pas op het laatste moment kreeg ik te horen dat ik niet kon blijven. Blijkbaar wisten ze dat al vroeger. Jammer dat ze dat niet meteen eerlijk toegaven, want nu kwam ik heel laat op de transfermarkt terecht.’

In het begin heb ik wel eens geklaagd: was ik maar twee meter. Maar misschien had ik dan niet even goede handen of hetzelfde inzicht.’ Stijn D’Hulst

Mede dankzij Vital Heynen, op dat moment Belgisch bondscoach en ook trainer van de Duitse recordkampioen Friedrichshafen, vond hij alsnog onderdak bij Düren. Na een sterk seizoen in de Bundesliga gevolgd door een uitstekende zomer bij de nationale ploeg versierde hij een transfer naar Civitanova, de absolute top in Italië. ‘Uiteindelijk is het toch allemaal goed gekomen – dat klopt – maar het kon ook helemaal anders gelopen zijn. Het geluk dat ik de voorbije jaren gekend heb, kwam er dus zeker niet dankzij Roeselare. Maar goed, het is niet blijven hangen want ik ben geen haatdragend persoon.’

Dat blijkt, want hier zit je. Waarom keerde je terug naar Roeselare?

Stijn D’Hulst: ‘Bij Civitanova heb ik twee ongelooflijke jaren beleefd – we hebben alles gewonnen wat er te winnen viel – en ze wilden me houden als tweede spelverdeler. Ik viel geregeld in en speelde mijn wedstrijden, maar ik miste het om een vaste waarde te zijn. De belangrijkste reden is dus dat ik weer een volwaardige basisspeler wilde zijn.

‘Ten tweede was er corona. Ik kon wachten en hopen dat ik een plaatsje zou bemachtigen bij een andere Italiaanse ploeg, maar de meeste clubs verkeerden in onzekerheid over hun uiteindelijke budget en beperkten hun inkomende transfers. Ik kreeg een concreet voorstel van een Poolse staartploeg, maar dat zag ik niet zitten. Onmiddellijk daarna kwam Roeselare op de proppen. ‘We beseffen dat we je drie jaar geleden op een ongelukkige manier hebben laten gaan en daarin zijn we fout geweest’, klonk het. Ik voelde ook dat ze me heel graag terug wilden en dat gaf de doorslag.

‘Een derde aspect is mijn privésituatie. Mijn vriendin heeft een eigen zaak en kan dus niet de hele tijd in het buitenland verblijven. Ook het overlijden van mijn papa vorig jaar in oktober speelde een rol. Mijn mama heeft me nooit gevraagd om weer naar België te komen, maar ik voelde wel het belang om er voor haar te zijn.’

Rollercoaster

Een onbetwistbare titularis zijn, noem je de belangrijkste reden van je terugkeer. Dat vertrouwen heb je nu wel gekregen, waar dat in je vorige periode bij Knack niet het geval was?

D’Hulst: ‘Het klopt dat ik nu wist dat ze mij echt zien als basisspeler, waar ik in het verleden telkens de concurrentie moest aangaan met een evenwaardige spelverdeler. Alle respect voor Sander Depovere, maar ik weet dat ze van mij verwachten dat ik de ploeg mee op sleeptouw neem en doe draaien. Het was voor mij een voorwaarde om hier te tekenen. Anders was ik waarschijnlijk tussen de toppers en het goeie leven van Civitanova gebleven.’

Daar haal je twee facetten aan. Vertel eerst eens over dat ‘goeie leven’.

D’Hulst: ‘Italië op zich is al een mooi land om in te leven. Bovendien is Civitanova een kleine maar bruisende badstad met veel lekkere restaurantjes. Het is er meestal aangenaam en zonnig weer, in februari kan je er al op het strand zitten. In die twee jaar bouwde ik er ook een band op met de mensen. Hun jovialiteit en gastvrijheid mis ik enorm. Ik wist dat ik snel Italiaans moest leren om mij te integreren en dus startte ik meteen met 25 uur les per week. Met de coach en de spelers probeerde ik eerst nog wat Engels, maar zeker in mijn tweede seizoen sprak ik enkel nog Italiaans.

( mijmerend) ‘Ja, ik was er supergraag. Soms word ik er zelfs emotioneel van, omdat het zo’n zotte periode was die door corona erg abrupt tot een einde kwam. Het gebeurde ook allemaal in een rollercoaster van emoties. Mijn papa die overleed op een vrijdag en zondag stond ik al op het veld omdat Bruno geblesseerd was. Je maakt die dingen mee met de spelers en de entourage, waardoor de band heel hecht wordt. Daarnaast was er het overweldigende sportieve succes met de scudetto ( de Italiaanse landstitel, nvdr), de winst van de Champions League en het WK voor clubs.’

Dan zitten we bij het tweede facet, de plejade aan wereldtoppers bij Civitanova. Hoe was het om dagelijks op het terrein te staan met enkele van ’s werelds beste volleyballers zoals Yoandy Leal, Osmany Juantorena en Bruno – ex-wereld- en huidig olympisch kampioen, als spelverdeler gelauwerd met zowat alle individuele prijzen (en goeie vriend van stervoetballer Neymar)?

D’Hulst: ‘Fantastisch. Voor een kleine Belg een grote eer om in hetzelfde team te spelen, maar ook naast het terrein klikte het wonderwel. Bruno is niet alleen de meest gehuldigde speler met wie ik volleybalde, maar ook een heel warm persoon. Aanvankelijk was hij een teamgenoot naar wie ik opkeek, maar na een paar maanden was hij een copain, die ik zelfs nu nog wekelijks hoor.

‘Natuurlijk staan die absolute toppers enkele treden hoger dan ik, maar ik voel me toch vereerd dat ik – hopelijk mag ik dat zeggen zonder onbescheiden over te komen – niet zomaar een meeloper was. Ik heb in belangrijke wedstrijden mogen aantreden en ben zeker qua spelinzicht een betere volleyballer geworden door met die mannen te trainen en te spelen. Daarenboven hadden we met De Giorgi een gedreven coach die zelf spelverdeler geweest is. Technisch wees hij op een aantal details, maar hij deed me vooral nadenken over hoe te spelen in bepaalde situaties.’

Shakeske

Hoe merkte je naast het terrein dat verscheidene van je medespelers ‘vedetten’ waren?

D’Hulst: ‘Toen we het WK voor clubs betwistten in Brazilië, werd Bruno op de luchthaven opgewacht als een wereldster. Dat is zoals Courtois of De Bruyne hier, werkelijk iedereen kent hem daar. De grote bakken die op de parking stonden, neigden eerder naar wat je in het voetbal ziet en op restaurant heb ik nooit mijn portefeuille moeten bovenhalen. Het waren meestal Osmany of Leal die de rekening op zich namen. Dat was soms vervelend, want ik wilde ook wel ’s trakteren, maar dat was not done. Daar waren die gasten te trots voor misschien, maar goed: echt decadente zaken heb ik niet gezien.’

Hoe beleefde je de professionaliteit binnen de club? Hier wordt Knack Roeselare geroemd om zijn voortreffelijke structuur…

D’Hulst: ( pikt in): ‘… Op elk postje hebben ze bij Civitanova mensen die, denk ik, goed betaald worden, want anders zouden ze daar niet blijven. Naast de coach en zijn assistent hebben ze bijvoorbeeld drie scouters in dienst die alle gegevens verzamelen en helpen analyseren. Zij zijn op elke training aanwezig en te allen tijde beschikbaar. Roeselare is ook top wat organisatie betreft, maar daar was werkelijk álles tot in de puntjes geregeld. Na elke training, bijvoorbeeld, stond je shakeske klaar op je plaats.’

Stijn D'Hulst: 'Ik voelde dat Roeselare me heel graag terug wilde.'
Stijn D’Hulst: ‘Ik voelde dat Roeselare me heel graag terug wilde.’© BELGAIMAGE – KURT DESPLENTER

Je sprak net over ‘een kleine Belg’. Dat kan je gerust letterlijk nemen. Je bent 1m87, wat in het professionele volleybal klein genoemd mag worden. Hoe ga je daarmee om?

D’Hulst: ‘Dat draag ik al heel mijn carrière mee en ik kan niet anders dan er mij bij neerleggen, hè. In het begin heb ik wel eens geklaagd: was ik maar twee meter. Maar misschien had ik dan niet even goede handen of hetzelfde inzicht. Die zaken heb ik waarschijnlijk mee ontwikkeld dankzij die ‘handicap’. Om het te maken, besefte ik dat er een element top moest zijn, namelijk mijn pass, en dat ik daarnaast nog aan een kwaliteit moest werken. Dat het niet blokkeren zou worden, was duidelijk, maar verdedigend ben ik behoorlijk sterk. Blokken blijft echter een zwak element in mijn spel, dat weten de coach en het team en we stellen onze organisatie daarop in.’

Handjeklap

Conditie is alleszins geen zwak element voor jou. Je oogt bijzonder scherp ondanks de lange coronastop. Hoe ben je die periode van drie, vier maanden zonder volleybal doorgekomen?

D’Hulst: ‘De voorbije maanden heb ik behoorlijk fanatiek gefietst, waardoor ik drie, vier kilo afviel. Dat zal ook spiermassa zijn, want we konden niet naar de fitnesszaal en qua krachttraining was het wat behelpen met wat ik thuis heb liggen. De eerste anderhalve maand zat ik in quarantaine in Italië. Via Zoom werkten we elke dag een halfuurtje met de physical coach, maar verder mochten we niets doen. De spelers woonden vlak bij elkaar, maar we mochten elkaar niet zien. We zaten opgesloten in ons kot, want de regio was in volledige lockdown. We mochten enkel buiten om naar de winkel te gaan en die zes of zeven keer dat ik dat deed, werd ik elke keer tegengehouden: ‘Waar is je woonplaats? Waar ga je naartoe?’

‘Ik was dan ook heel blij dat ik begin april aan de nodige papieren geraakte om het land te verlaten. Rome was de enige plaats waar de luchthaven nog beperkt open was. De terugvlucht was trouwens surrealistisch. We zaten op het vliegtuig met elf mensen: naast de twee piloten nog zeven stewards en welgeteld twee passagiers.’

Werd de voorbereiding bij Roeselare ook verstoord door corona?

D’Hulst: ‘Dat viel heel goed mee. We konden op een normale manier trainen en hebben binnen onze bubbel – spelers en staf – eigenlijk nooit afstand gehouden. Het in het volleybal zo gebruikelijke handjeklap is er wel wat uit, maar verder merk ik weinig verschil met vroeger. Dat geldt hier bij Knack voor mij overigens in het algemeen: enkele spelers zijn nog dezelfde als drie jaar geleden, net als een aantal mensen in de staf en de entourage.’

Een van die spelers met wie je voordien al jaren samenspeelde, is Hendrik Tuerlinckx. De snelle pass achteruit was jullie handelsmerk. Is de chemie van weleer er nog altijd?

D’Hulst ( enthousiast): ‘Absoluut! Ik heb die ook bij de nationale ploeg kunnen onderhouden. Het is een troef die we moeten uitspelen, maar ook met Matthijs Verhanneman en Pieter Coolman heb ik altijd graag samengespeeld. Met de vorige spelverdeler had Pieter niet meteen een klik en dan zag je dat hij aanvallend minder uit de verf kwam, maar de voorbije weken scoorde hij weer vlotjes in de voorbereidingswedstrijden.’

Champions Leaguefinale

Wie van de nieuwe, of voor jou nieuwe, spelers maakte tot dusver de meeste indruk op jou?

D’Hulst: ‘Ik ben Roeselare uiteraard een beetje blijven volgen en wist dat er veel goeds verteld werd over Mathijs Desmet. Nu merk ik zelf dat hij een jongen is met heel veel talent. Dat neemt niet weg dat hij nog hard moet werken. Hij is geen Sam Deroo, die op die leeftijd ( 20, nvdr) al in de basis stond bij Roeselare, maar potentieel is hij een topper in wording.’

Als ondertussen ervaren spelverdeler moet jij meer dan ooit de motor van de ploeg worden. Zorgt dat voor extra druk?

D’Hulst: ‘Invallen in de Champions Leaguefinale of in de beslissende set van het WK voor clubs, dát is druk. Pas op, natuurlijk zal ik hier ook druk voelen en ik leg me die zelf ook op. Ik heb dat namelijk nodig om het beste uit mezelf te halen en zo het team te helpen de doelstellingen te bereiken.’

Die doelen blijven dezelfde voor Roeselare…

D’Hulst: ‘Ja, Knack wil altijd de beker en de titel winnen. En de Champions Leaguefinale bereiken.’ ( lacht)

Herinneringen koesteren

Stijn D’Hulst volleybalt al sinds zijn zesde, ‘en al van kinds af vol passie en op het scherpst van de snee. Dat competitieve zit er stevig ingebakken. Zelfs bij een wedstrijdje kubb kan ik niet tegen mijn verlies.’

De volleybalmicrobe kreeg hij mee van zijn vader. ‘Papa heeft inderdaad altijd gevolleybald en later gecoacht. Hij stopte als coach omdat hij geen enkele wedstrijd van mij wilde missen. Hij was er altijd. Het doet dan ook veel pijn dat dat is weggevallen, maar ik koester de mooie herinneringen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content