Het nakende vaderschap doet Bart Wellens relativeren, maar ondanks zijn mindere seizoensstart blijft hij ambitieus en strijdvaardig. ‘Ik verwacht niet dat anderen zwakker zullen worden, wel dat ik sterker word.’

Het duel Sven NysBart Wellens. Tot twee seizoenen geleden hield dát cyclocrossminnend Vlaanderen bezig. Terwijl tv-commentatoren de ene vooralsnog blijven bewieroken als ‘koning van het veld’, heeft de andere het momenteel – het interview vond plaats voor afgelopen weekend – bijzonder moeilijk om het opkomende jonge geweld te volgen. Hoe het komt? Dat wilden ook wij weten en dus zochten we Wellens op in Hotel De Residentie, de uitvalbasis van het Fidea Cycling Team in de Lichtaartse bossen.

De speelvogel in Wellens is nog niet helemaal verdwenen, zo blijkt wanneer hij voor het interview bekkentrekkend poseert voor ‘een weekblad voor de actieve vrouw’. Maar dat voor ons een gehuwde man van 30 en vader in spe plaatsneemt, wordt snel duidelijk door de rustige en relativerende toon waarop hij elke vraag beantwoordt.

Over de top

Als je de naakte cijfers van de eerste belangrijke veldritten in ogenschouw neemt, kan je niet ontkennen: je uitslagen zijn minder dan vorig seizoen. Waaraan ligt dat?

Wellens: “Vorig jaar stond ik bijna elke keer op het podium en dit seizoen er net naast, dat klopt. Ik voel me minstens even goed als vorig jaar, maar het grote verschil is dat er nu twee kleppers bijgekomen zijn, Niels Albert en Lars Boom. Dat resulteert in enkele plaatsen verlies. De wedstrijden tot aan de Koppenberg reden we bovendien op een erg snel parcours en dan heb je altijd – ik zal niet zeggen profiteurs, maar – renners die geen koers maken en die zich in het wiel laten meezuigen. Dat geeft ook een vertekend beeld van de waardeverhoudingen. Ik voel me uitstekend in mijn vel, de vorm is zelfs de beste van de voorbije drie, vier jaar. De zomer was ook al perfect: hard getraind, goed gerust, op mijn voeding gelet, de testen waren uitstekend … Maar ja, als de tegenstand beter is, dan moet je je beperken tot ereplaatsen.”

Hoe frustrerend is dat voor iemand met jouw status?

“Natuurlijk win je liever, maar frustreren doet het niet. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan. Let wel, de tijd van gaan is nog niet gekomen, absoluut niet, maar winnen is moeilijker geworden. Ik heb al veel gewonnen, ik ben twee keer wereldkampioen geweest bij de elite, ik kan al terugblikken op een mooie carrière.”

Horen we hier iemand die al aan het teren is op zijn verleden?

“Néé, ik ga er nog altijd vol voor, maar ik weet wat ik kan en wat de anderen momenteel kunnen. Overwinningen zullen zeldzamer worden, temeer omdat ik snoeide in mijn programma. In de grote crossen – Gazet van Antwerpen, Superprestige en Wereldbeker – wil ik top zijn, ik win liever één belangrijke wedstrijd dan drie kleintjes zoals vorig jaar.”

Inderdaad, je won ‘slechts’ drie keer. Klaas Vantornout zegt in Sport/Wielermagazine dat drie overwinningen voor jou te weinig is en dat je je dat geen tweede keer kan permitteren. Wat vind je daarvan?

“Ik win liever drie keer en sta 25 keer op het podium dan, zoals Klaas, dubbel zoveel zeges te behalen maar wel de helft van de crossen er de brui aan te geven. Van mij verlangen ze dat ik spektakel breng, dat ik elke week laat zien wat ik waard ben. Ik heb ooit de status gehad dat ik veel won, nu is het bij mij niet meer van moetes. Anderen, onder wie Klaas Vantornout, moeten nu bevestigen. Wij hebben onze top gehad en kunnen alleen maar proberen dat niveau te evenaren.”

‘Het is niet meer van moetes’. Zo kan je de mindere resultaten relativeren. Voor sommigen ligt kunnen relativeren en minder gemotiveerd zijn dicht bij elkaar.

“( weerlegt) Ik ben nog altijd heel gemotiveerd, ik wil gewoon aangeven dat mijn carrière niet meer staat of valt met de komende jaren. Week na week bewijs ik echter dat ik nog vol motivatie tot het uiterste ga. Zelfs vanuit een verloren positie blijf ik knokken, terwijl ik dan evengoed zou kunnen zeggen: ik blijf hier zeventiende of achttiende hangen en ik zal morgen of volgende week wel proberen om een mooiere prestatie neer te zetten. Zo werkt het niet voor mij. Als ik geen vijfde kan worden, ga ik voor de zesde plaats. Ik start nog elke wedstrijd met de intentie om te winnen en ik gá nog winnen dit seizoen, ook grote crossen, zeker weten.”

De nummertjes van Niels

Je lijkt dit seizoen vaak een tweetal rondes nodig te hebben om op toerental te komen. Hoe komt dat?

“( zucht) We weten het ook niet. We hebben al alles geprobeerd als opwarming: kort, lang, hevig, rustig … Heel vreemd. Is het misschien de ouderdom? We hebben er het raden naar. Blijkbaar kan iedereen de eerste ronde bijzonder hard fietsen, waarna ze gas moeten terugnemen, terwijl ik constant rijd. Dat is natuurlijk ambetant voor mij, want zo moet ik terugkomen van rond de vijftiende positie. Dan heb ik al een cartouche verschoten om vooraan te komen. Als mannen als Nys, Albert en Boom goed starten, zijn zij al gaan vliegen.”

Je hebt je top gehad, zei je net. Is 30 jaar niet de leeftijd waarop een renner op zijn sterkst is?

“Dat zegt men, maar je moet weten dat ik al van mijn negende bezig ben. Mario De Clercq, die pas laat in de twintig begon te crossen, was als dertiger op zijn sterkst, maar als je al vroeg begon, dan telt dat niet. Niels Albert is nog maar 22, hij zal over acht jaar niet zo snel rijden als nu. Veel slechter dan in mijn beste jaren ben ik niet, maar, zoals ik al aangaf, is de top breder geworden. Had ik vier, vijf jaar geleden een mindere dag, dan haalde ik vaak nog het podium. Heb ik nu een mindere dag, dan vind je mijn naam niet meer bij de eerste tien.”

Vorig seizoen werd je tweede in zowel de Gazet van Antwerpen Trofee als de Superprestige en je beëindigde het veldritjaar als derde op de UCI-ranking. Verwacht je die prestaties nog te kunnen evenaren of vrees je te stagneren en rond die vijfde plaats te blijven hangen?

“Ik verwacht dat ik nog wat kan groeien, maar het feit dat Lentel ( Wellens’ vrouw, nvdr) tot aan haar bevalling platte rust in acht moet nemen, zal het er niet gemakkelijker op maken. Hoewel mijn ouders en schoonouders een helpende hand bieden, kan ik thuis toch iets minder rusten. Ik leef nog honderd procent voor mijn job, maar Lentel en het kindje komen sowieso op de eerste plaats. Zij moeten gezond zijn en dan komt de rest, ik wil me achteraf niet kunnen verwijten: had ik aan hen maar meer tijd besteed.

“Maar goed, win ik een grote wedstrijd, dan kom ik in de top-3 te staan in een klassement. Dat is zeker de ambitie. Ik verwacht niet dat de anderen zwakker zullen worden, wel dat ik sterker word.”

Denk je dat Niels Albert, dé man van het seizoensbegin, al voldoende power heeft om die vorm vol te houden tot in februari?

“Daar twijfel ik niet aan. Sven Nys won op zijn 23ste voor de eerste keer de Superprestige – als ze dan toch die twee willen vergelijken. Na de laatste drie weken van vorig seizoen wist ik dat Niels ging bevestigen. Akkoord, hij was frisser dan de rest omdat hij heel wat B-crossen had gereden en (relatieve) rust had ingebouwd, maar de manier waarop hij in Lille en Oostmalle minuten wegreed van de anderen, liet het beste vermoeden voor de nieuwe campagne. Dat hij zó sterk ging zijn, had ik dan weer niet gedacht. Hij heeft me enkele keren serieus verbaasd. In Tabor startte hij net als ik slecht, ik zag hem de hele wedstrijd 50 meter voor mij uitrijden, maar hij had het toch nog in zich om op twee ronden van het einde te zeggen: Au revoir, mannen, ik ben ervandoor. In Veghel voerde hij nog zo’n nummertje op. Op korte tijd reed hij iedereen op bijna een minuut. Knap, heel knap.”

De weg van Boom

Op de website van Fidea liet ploegmanager Hans Van Kasteren in een balans van de maand oktober optekenen dat voor Bart Wellens de tijd was aangebroken om mee te doen voor de overwinning. Voel je stilaan druk binnen het team, want ook de andere renners van Fidea komen momenteel tekort?

“( kort) Een sponsor wil overwinningen zien, dat is logisch, maar ze weten dat ik er alles voor doe, dat ik keihard werk.”

“Als kritiek terecht is of gestaafd, dan kan ik daarmee leven en heb ik er geen moeite mee om mijn ongelijk toe te geven, maar leugens … Liboton liet uitschijnen dat ik niet leef voor mijn vak en bovendien zou hij mij, toen hij nog bij Fidea zat, verteld hebben wat ik moest doen. Daarop heb ik gereageerd op mijn website, want we zagen hem hier alleen als hij er echt móest zijn, bij sponsorverplichtingen of wanneer we eens goed mochten gaan eten.

“Iedereen mag naar mijn trainingsdagboek komen kijken. Ik ben van ’s morgens tot ’s avonds met mijn vak bezig. Door mijn rugproblemen spendeer ik ook heel wat tijd bij de kinesist. Op foto’s kan je trouwens zien dat de wervels aan het afbrokkelen zijn. Ik zal mijn oefeningen moeten blijven doen, want anders word ik een sukkelaar en kom ik misschien in een rolstoel terecht. Als ik al mijn uren optel, inclusief die kine, dan kom ik er aan evenveel of misschien wel meer dan Sven Nys.”

Sven Nys staat op zijn 32ste nog wel altijd helemaal bovenaan.

“Klopt, maar hij rekent ook niet langer met minuten maar met banddiktes. Met op reserve rijden, heeft het niets te maken. Ik hoor het altijd graag zeggen, maar de cross rijden op reserve, dat bestaat niet.”

Nys legde zich afgelopen zomer toe op de olympische mountainbikerace. Verklaart dat mee waarom hij minder oppermachtig is?

“Ik denk dat hij daar alleen maar sterker van werd. Wij hebben met de ploeg rittenwedstrijdjes afgewerkt, waar we, in bergritten in Spanje bijvoorbeeld, ook vier, vijf uur fysiek afzagen. Mentaal kan het wel een rol spelen. Sven heeft zich mentaal voorbereid op de Olympische Spelen, terwijl wij op een relatief ontspannen manier konden werken.”

Na een zwaar wegseizoen streed Lars Boom in het veld al heel snel mee vooraan. Wie kan hem in Hoogerheide van een tweede opeenvolgende wereldtitel houden?

“Lars heeft veel meer klasse, meer vermogen, dan alle anderen, waardoor hij al na twee, drie weken top kan zijn. Maar dat wil niet zeggen dat hij in Hoogerheide wint, hij is er zeker te kloppen. Het wordt iedereen tegen Lars Boom op het WK. Dat is een weinig benijdenswaardige positie. Hij zal héél sterk moeten zijn om te winnen, want hij zal de kastanjes uit het vuur moeten halen telkens als er iemand versnelt. Het neemt natuurlijk niet weg dat hij de grootste kanshebber is om zichzelf op te volgen.”

Hij zou een wereldkampioen zijn die zijn trui maar weinig toont.

“Met zijn talent heeft hij groot gelijk dat hij kiest voor de weg. Hij hoeft, vermoed ik, weinig angst te hebben om te falen. Trouwens, de weg wordt zijn hoofddoel, maar eens crosser altijd crosser. We zullen hem ongetwijfeld nog in pakweg een vijftiental veld-ritten per jaar zien en hij zal, ondanks zijn ‘statuut als fulltime wegrenner’ nog grote overwinningen behalen.”

Zonder werk

Je noemde Boom en Albert als ‘de twee kleppers die erbij kwamen’. Jouw ploegmaat Zdenek Stybar, het derde grote talent van die generatie, maakte voorlopig niet die grote sprong voorwaarts.

“Hij sukkelde deze zomer voortdurend met zijn knie en werd in de koers telkens bij de eersten gelost. Hij wist toen al dat het een crossseizoen met ups en downs zou worden en tot op heden waren het vooral downs. Het moet voor Zdenek niet gemakkelijk zijn om te zien hoe Boom en Albert, die hij in het verleden al kon verslaan, op het podium staan. Ik maakte het zelf ook mee. Als je met iemand hebt geduelleerd en je kan vervolgens niet meer volgen, dan knaagt het. Je wordt liever in één adem genoemd met de winnaar dan te moeten horen dat het niet meer lukt.”

Als slotvraag nog een uitspraak van Vantornout in Sport/Wielermagazine: ‘Bij Fidea draait alles om één persoon: Bart Wellens. ‘

“Dat klopt niet, vind ik. Eén keer, in Hoogstraten, heb ik omwille van de punten gevraagd om voor Kevin ( Pauwels, nvdr) te mogen finishen, maar voor de rest heeft iedereen altijd voor zichzelf mogen rijden – vraag maar aan Stybar of aan Erwin ( Vervecken, nvdr). Het is wel zo dat de ploeg is ontstaan dankzij mij. Had ik na het failliet van Spaar Select alleen voor mezelf gekozen en mij niet geëngageerd om deze ploeg te starten, dan hadden er veel zonder werk gezeten. Fidea draait niet om één renner, maar is er dánkzij één renner.” S

door roel van den broeck – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content