Eric Joly groeide twee jaar geleden onder Trond Sollied nog uit tot held en draaischijf van de Buffalo’s, nu moet hij nieuw vertrouwen opdoen bij het kwakkelende Eendracht Aalst.

Nog maar anderhalf jaar is het geleden dat Eric Joly (29) door Jan Mulder in een column een betere voetballer werd genoemd dan Enzo Scifo en Pär Zetterberg. Slechts anderhalf jaar en toch zo lang geleden, lijkt het. Eerst bombardeerde Patrick Remy hem nog tot vice-aanvoerder, maar vervolgens verwees zijn landgenoot Matthieu Verschuere hem op het veld naar het tweede plan. Voor Eric d’Artagnan Joly was geen plaats meer op het Gentse middenveld, waar Matthieu Astérix Verschuere wordt geflankeerd door Nasredine Kraouche, Sasö Gajser of Gaby Mudingayi. Door hem voor een half jaar te verhuren aan Eendracht Aalst hoopt het bestuur Joly weer vertrouwen en ritme te laten opdoen.

“Ik heb slechts één fout begaan,” bekent Eric Joly, “ik had moeten rusten met mijn pubalgieproblemen. Maar ik wilde de ploeg een dienst bewijzen door verder te spelen. Ik wilde en moest mijn goede vorm terugvinden. Daar heb ik nu spijt van, want de meeste mensen wisten niet dat ik maar aan de helft van mijn mogelijkheden speelde en trainde. Ik werd het slachtoffer van mijn eigen goedheid.

“Alles begint en eindigt bij het vertrouwen van de trainer. Dat voelde ik voor het eerst bij Trond Sollied. J’ai pris une dimension supplémentaire. Hij bracht mij naar het beste persoonlijke niveau dat ik ooit haalde. Zonder veel te praten voelden we elkaar op korte tijd perfect aan. Een blik volstond. Hoewel we elkaars taal niet spraken, zaten we qua voetbalprincipes al snel op dezelfde golflengte.

“Sollied probeerde mijn kwaliteiten ten volle te benutten. Hij wist dat ik over een goed spelinzicht en een uitstekende pass beschik. Voor hem was ik de libero en de organisator voor de verdediging. Ik bloeide open en paste ongelooflijk goed in zijn systeem, waarin je heel gedisciplineerd moest spelen. Alle taken waren duidelijk afgelijnd. Voor mij was het belangrijk om veel ballen te krijgen en te versturen, zoals Simons nu doet bij Club Brugge.

“Op het einde van dat seizoen kreeg ik aanbiedingen van Standard en Anderlecht. Het bracht me niet uit mijn evenwicht, ook al was ik enorm geflatteerd. Maar voorzitter De Witte en manager Louwagie wilden dat ik bleef. Ze zetten een ongelooflijk hoge transfersom op mijn hoofd. Het vertrouwen was wederzijds, want ik tekende een nieuw contract voor vijf jaar. Per slot van rekening hadden zij mij de kans gegeven om mijn loopbaan een nieuwe wending te geven. Dat zal ik nooit vergeten.”

“T

ot vandaag blijf ik ervan overtuigd dat AA Gent op korte termijn kan uitgroeien tot een topclub in België. Dit seizoen kunnen we kampioen spelen. Gent heeft niet alleen de structuur, maar ook kwalitatief de sterke spelerskern. Op dit moment heb je in België geen enkele club die over een betere selectie beschikt. Het gaat niet over elf spelers, maar twintig evenwaardige voetballers die een hoog niveau bereiken. De complementariteit is enorm. Toen we met de invallers van AA Gent tegen Eendracht Aalst speelden, stond ik daar naast Schepens, Vasov, Carrez, Christensen, Olcese, Gajser, Hosny. Allemaal jongens die overal elders in eerste klasse een basisplaats zouden krijgen. De concurrentie was moordend.

“Het was een bizarre periode. Zo kon het niet verder. Sinds de komst van Patrick Remy verdween ik uit de ploeg en gleed ik steeds verder weg. Dit seizoen, bijvoorbeeld, speelde ik alleen tegen La Louvière en Anderlecht. Dat was geen cadeau. Ik kropte alles op en stond op het punt te ontploffen. Op de tribune zitten was het meest frustrerende. Innerlijk kookte ik dan helemaal over.

“Het enige verwijt dat ik mezelf kan maken, is dat ik nooit mijn ware gezicht kon tonen. Remy had me nochtans heel wat verantwoordelijkheid gegeven, toen ik direct na zijn komst vice-aanvoerder werd. Maar ik was al geblesseerd en bereikte maar vijftig tot zestig procent van mijn mogelijkheden. Ik kon niet brengen wat hij van mij verwachtte. Medisch heb ik nochtans alle mogelijkheden benut. Ik bezocht zelfs de dokters van de Franse nationale ploeg in Parijs. Het zou wel overgaan, dacht ik altijd. Maar dat gebeurde niet. Ik zat in het sukkelstraatje en geraakte er niet uit. Op het veld forceerde ik me, waardoor ik alleen maar negatieve reacties kreeg, ook van de supporters.

“In die moeilijke momenten kon ik gelukkig terugvallen op Cédric Carrez. Hij is een echte vriend, zoals je er in het voetbal normaal nooit een hebt. Want daar is het zoals in de jungle : ieder voor zich. Voor sentiment is er geen plaats. Cédric verkeerde ook in een uitzichtloze positie. Hij was centraal achterin het vijfde wiel aan de wagen. Alleen bij een blessure van Cipi of Vanic moest hij depanneren. Op Lierse was hij nog de beste man, een week later zat hij in de tribune. Maar hij bekeek de zaken heel nuchter. Vroeg of laat zouden onze inspanningen beloond worden.

“E

r zijn in Gent heel wat fabeltjes verteld over mijn verstandhouding met de trainer. Je ne veux pas polémiquer. Het zou te gemakkelijk zijn om hem nu te bekritiseren, want dat recht heb ik niet. De kans is heel klein dat ik volgend seizoen naar AA Gent terugkeer als Remy er nog is. Daarvoor ontbreekt het wederzijdse vertrouwen. Je suis un joueur qui aime se battre pour un entraîneur. Ik kreeg geen respons, waardoor de inspanningen zwaar gingen wegen. Maar op zes maanden tijd kan er veel veranderen. ( Resoluut) Als ik terugkeer, is het om te spelen.

“Remy is een heel verdedigend ingestelde trainer. Zijn doelstelling is en blijft geen doelpunten te incasseren. Dat is natuurlijk de grote sterkte van alle Europese topploegen. Verschuere is voor velen een openbaring, maar naast hem vinden ze geen complement. ( Fel) Die plaats was voor mij ! Was ik honderd procent fit geweest, dan speelde ik altijd. Matthieu is meer een breker, terwijl ik samen met, bijvoorbeeld, Anic voor de offensieve impulsen kan zorgen.

“Het enige wat ik Remy kan verwijten, is dat hij zijn spelers geen verantwoordelijkheid durft te geven. Hij reageert vaak te streng op persoonlijke initiatieven. Vooral bij de ervaren spelers leidt dat tot irritatie. Certains joueurs ne sont plus des gamins qui se trouvent dans une centre de formation. We zijn geen jongetjes meer in een opleidingscentrum, hé. We zijn allemaal professionals die naar een gezamenlijk doel werken.

“Pas sinds een maand behoort mijn blessure mentaal en fysiek helemaal tot het verleden. Ik voel me weer goed in mijn vel en heb geen pijn meer. Dat bewijst dat ik ook kan terugknokken. In het verleden werd ik al meermaals begraven, maar telkens kroop ik uit de put. Dat zal ik ook nu doen. Ik ben nog maar 29, hé. Na de winterstop hoop ik de draad weer op te nemen. Dat kan alleen maar door veel te spelen, want ik mis duidelijk wedstrijdritme. Bijna een half jaar in de lappenmand liggen, dat laat onmiskenbaar zijn sporen na. Ik mag en wil dat niet als excuus gebruiken, maar het is de realiteit.”

door Frédéric Vanheule

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content