Komende week debuteert Gilles Elseneer op de hoofdtabel van Roland Garros. De 26-jarige Brusselaar staat op de rand van de top-100, maar bekend is hij (nog) niet.

Een Brusselaar die Antwerpen zijn favoriete stad noemt ? Hij zegt het niet alleen omdat hij zijn mama (afkomstig uit Antwerpen) nadrukkelijk beloofde iets liefs te zeggen. Gilles Elseneer (26) méént het nog ook. Een buitenbeentje in het Belgische tennis is hij, vriendelijke jongen met brede interesses en een mening. Zonder absolute toppers als Justine Henin en Kim Clijsters, hoorde hij als nummer vijf in het Belgische mannentennis (na Xavier Malisse, de broers Rochus en Kristof Vliegen) tot de Belgische top. Nu loopt hij lekker anoniem door de straat.

Een product van de federatie is hij niet, tot zijn achttiende tenniste hij enkel for fun. Als tweetalige Brusselaar klopte hij vergeefs aan voor steun bij de Vlaamse én Franstalige federatie, pas op zijn achttiende gooide hij zich echt op zijn sport. Slechts één keer werd hij Belgisch kampioen, in het dubbelspel dan nog. Sterke prestaties op Wimbledon brachten zijn naam voor het eerst naar voor. Straks mag hij aan de slag op de hoofdtabel van Roland Garros, maar veel illusies maakt hij zich niet.

Toen je gevraagd werd voor een interview, maakte je een afspraak tijdens het graveltoernooi van Rome waar je nog heen moest. ‘Dan lig ik er toch al uit’, zei je heel ambitieus. Waarom ga je daar dan naartoe ?

Gilles Elseneer : “Ik moest naar Rome om mijn kansen op de hoofdtabel in Roland Garros niet te verkwanselen, hoewel ik daar met een sterk bezet deelnemersveld als niet-gravelspeler geen schijn van kans maakte. Hoewel ik er al in de eerste ronde van de kwalificaties uit ging, keerde ik tevreden terug. Want tegen een échte gravelspecialist speelde ik toch drie sets. Vooraf dacht ik dat de kloof met die jongens enorm groot was, maar dat is ze niet. Ze zit vooral in mijn hoofd.”

Raak jij met je ranking op alle toernooien binnen ?

“Soms niet. In Sydney was ik nummer 130. Normaal volstaat dat voor de kwalificaties, maar omdat iedereen daar wilde spelen als voorbereiding op de Australian Open sloten ze de inschrijvingen af bij nummer 123. Dat is pech : een week hotel betalen voor niets. Normaal schrijf je je in op vrijdag tussen zeven en negen, de kwalificaties starten op zaterdag. Als je om tien uur je naam niet op de tabel ziet, heb je pech.”

Kan je lekker vakantie nemen.

“Dat denken velen. In Rome nam ik uitzonderlijk eens mijn vriendin mee, maar normaal gebeurt dat niet. Het is mijn werk, hé. Het enige wat ik in al die fantastische landen zie, is mijn hotelkamer, tennisvelden en restaurants. Ik klaag niet, ik kon van mijn hobby mijn werk maken. Maar ik laat altijd mijn familie en mijn vrienden achter. Als je een paar keer op rij verliest, vraag je je wel eens af : waarom doe ik dit ? Dit jaar heb ik in mijn eentje mijn verjaardag gevierd in mijn hotelkamer, met een glas champagne. Gezellig is dat. Daartegenover staat de adrenalinestoot die je krijgt bij elke overwinning. Alleen dat moment maakt het de moeite waard. Krijg je een aantal weken na elkaar alleen maar slaag, dan is het heel moeilijk om gemotiveerd te blijven.”

Je eerste naambekendheid haalde je door je prestaties op Wimbledon.

“( Droomt weg) Dat was het eerste Grand Slamtoernooi waar ik op de hoofdtabel geraakte. Echt bekend maakte het me niet, maar dat geeft niet. Ik zal altijd anoniem blijven in België. Stel dat ik op miraculeuze wijze een kwartfinale van een Grand Slam haal, wie merkt dat als Kim Clijsters of Justine Henin in de finale zit ? Maar ik klaag niet, ik wil helemaal niet bekend zijn. Ik kan nog ongemerkt naar de film, Kim niet meer.

“Wimbledon is iets speciaals, daar is het tennis ontstaan. Een eer is het om in die tempel te mogen spelen. Nu sta ik op de eindtabel op Roland Garros. In de Australian Open geraakte ik nog niet zo ver, op de US Open speel ik straks ook de kwalificatiereeksen.”

Waarom ben je specialist op gras ? In België speel je daar toch nooit op ?

“Ik speel aanvallend. Op gravel is dat heel moeilijk. Ik heb een goeie service en volley, ik leerde dat ik makkelijker punten won met agressief tennis dan door geduldig de bal terug te spelen. Dat het op gras een stuk sneller gaat, klopt overigens niet. De bal botst gewoon heel laag. Het is al zo moeilijk om een harde service terug te spelen, als de bal dan nog eens laag opspringt, kan je daar nauwelijks bij.”

Waar kreeg je je opleiding ? Je bent geen product van de Vlaamse VTV noch van de Waalse AFT.

“Als Brusselaar vraag ik me nog altijd af wat ik ben. Mijn familie is afkomstig van Antwerpen, ik studeerde in het Nederlands, maar ik woon in Brussel. De VTV wimpelde me af met de opmerking dat de tennisclub van mijn vader aangesloten is bij de AFT. Bij de AFT merkten ze op dat ik al mijn studies in het Nederlands deed en dat mijn familie uit Antwerpen kwam, dus dat kon ook niet. Ik trainde wel een jaar in Wilrijk, bij de VTV, maar daar werd ik niet voor vergoed. Toen ik ook nog mijn trainingsuren moest betalen, ben ik gestopt. In zekere zin hoor ik nergens bij, voel ik me buitengesloten. Op mijn manier bewijs ik dat er nog andere wegen naar de top zijn dan via de federaties. Twee jaar geleden werd ik voor het eerst opgeroepen voor de Davis Cup. Daar ben ik heel fier op. Ik vertegenwoordig daar ook mijn land, niet een of andere federatie.”

Ging jij van jongsaf naar het buitenland ?

“Hooguit één keer per jaar. Tot mijn achttiende tenniste ik maar vier uur per week. Ik speelde voetbal, hockey, ik zwom, ik heb ook mijn humaniora afgewerkt. Veel mensen betalen veel geld om hun eigen dromen met enige vertraging via hun kinderen te realiseren. Op dit moment trainen duizenden kinderen zich suf, maar er kunnen er maar honderd deftig hun boterham verdienen. Op mijn achttiende vatte ik studies handelsingenieur aan de VUB aan. Omdat ik toen toch bij de Belgische top hoorde, besloot ik in overleg met mijn ouders om eens een jaar mijn kans te wagen. Mijn doel was de top-500. Een goeie vriend van mijn vader, de Franse tennistrainer Jean-Paul Loth, leerde me dat je als jonge sporter je doel heel hoog moet stellen en niet te vlug tevreden zijn. Lukte dat niet, dan zou ik stoppen, maar ik haalde het. Waarom dan geen tweede jaar met een nieuw doel ? Mijn studies maakte ik niet af. Ik had het statuut van topsporter, maar de combinatie viel me toch te zwaar. Ik koos voor tennis, hoewel ik graag studeerde. Zonder tennis haalde ik zeker mijn diploma.”

Ben je voorheen nooit als talent opgemerkt ?

“Ik ben nooit een supertalent geweest, behoorde gewoon tot de Belgische top. Op mijn zestiende wilde Nick Bollettieri me naar Amerika halen. Ik moest alleen mijn reis betalen, hij zou zich om mij bekommeren en me naar de top-50 brengen. Mijn ouders raadden me dat af, ze vonden het risico te groot. Ga ik op dat aanbod wél in, dan had ik misschien nu een degout van tennis. Nu heb ik op mijn zesentwintig nog zo veel honger. Toen trok het aanbod me wel, maar ik luisterde naar mijn ouders. Mijn vader kent het wereldje. Hij runt hier zijn eigen tennisclub, trainde vroeger nog Bernard Boileau en was in zijn tijd zelf een behoorlijk speler, top-3 van België.”

Wie betaalde je onkosten in je beginjaren ?

“Mijn ouders sponsorden me niet, vonden dat ik zelf mijn weg moest maken op financieel vlak. Dus werkte ik toernooien af in België om mijn reizen te betalen. Met dat geld betaalde ik mijn tickets, sliep ik in de goedkoopste hotels. Het is belangrijk dat je ergens leert voor knokken. Als je voldoende gemotiveerd bent, lukt dat wel. Het maakt je harder.”

Hoe geraak je eigenlijk in dat circuit als je op je achttiende ineens beslist prof te worden ? Hoe weet je waar je aan de slag kan, welke garanties moet je voorleggen als je naam nog niet in de tabel zit ?

“Ik wist niet eens hoe ik me moest inschrijven, hoe je goedkope vluchten vindt, hoe je een betaalbare hotelkamer treft. Mijn eerste toernooi was er een in de laagste reeks, een satelliettoernooi in Israël. Ik ging op goed geluk mee met een andere onbekende Belgische speler die al ATP-punten had. Ik wist helemaal niet of ik daar aan de slag kon. Ze nemen eerst de spelers met ATP-punten. Blijven er nog plaatsen beschikbaar, dan nemen ze de nationale rankings. Op dat moment was ik nummer twintig in België en puur per toeval kon ik er nog net bij, er waren onvoldoende inschrijvingen. Ik worstelde me door de vier rondes in de kwalificaties en raakte in de tweede ronde van het hoofdtoernooi. Eén ronde te weinig om mijn eerste ATP-punt te verdienen. Per ronde verdiende je 50 dollar. Daar gaat nog dertig procent taks af, met mijn premie kon ik nog geen nacht hotel betalen. Platzak keerde ik naar België terug : weer een paar toernooien spelen om opnieuw naar het buitenland te gaan. Naar Griekenland was dat. Daar verdiende ik mijn eerste ATP-punten, negen ineens ! Ik straalde. Want met je eerste punt sta je ineens op die tabel. Ook al was het maar op plaats 891, ik voelde me net wereldkampioen. Want van toen af had ik voorrang op spelers zonder punten. Na dat jaar stond ik op nummer 500, na het tweede jaar 300. Toen viel ik met een zware schouderkwetsuur voor twee jaar uit. Nu sta ik 103. Tot nu steeg ik altijd.”

Wie was je coach toen ?

“Een coach ? Dat kon ik niet betalen ! Je weet zelf hoe duur het is om op vakantie te gaan : vliegtuig, overnachtingen, twee maaltijden per dag. Met een coach moet je dat maal twee rekenen. Ik reisde alleen, maar ik was gemotiveerd, ook al had ik een grote achterstand tegenover degenen die het circuit al via de internationale jeugdtoernooien kenden. Als ik me geen honderd procent gaf, had ik geen schijn van kans. Velen die ik onderweg tegenkwam, beschikten over veel meer talent dan ik, maar over minder karakter. Nu sta ik tien keer verder, omdat zij onderweg te vlug tevreden waren. Falen is geen schande, als je er maar alles voor gedaan hebt.”

Kom je tegenwoordig uit de kosten ?

“Ja, ik kan er nu van leven. Maar dat duurde toch een tijdje. Zelfs toen ik mijn eerste kleine toernooien won, geraakte ik niet uit de kosten, ook al huurde ik een kamer in een hotel met één douche en één toilet per dertig kamers en at ik alleen maar spaghetti. Vaak kortte ik mijn programma in omdat het geld op was. Zodra je nummer 200 bent, verdien je een beetje geld. Gelukkig had ik nooit de behoefte aan een dure wagen of merkkledij. Toen ik de top-100 haalde, kocht ik mezelf wel een goeie fles wijn, een Château Latour uit 1995. Maar dat doe ik niet elke dag.”

Hoeveel sponsors heb je ?

“Bedoel je die me geld geven ? Die heb ik niet. Sinds enige tijd heb ik wel sponsors in natura, die me helpen aan gratis schoenen, materiaal en kledij. Typisch is dat, net als in het bedrijfsleven : als je hulp nodig hebt om te groeien, wil niemand dat risico nemen. Eens je het niet meer nodig hebt, kan je makkelijker geld lenen. Het enige geld dat ik ontvang, is mijn prijzengeld. Ik moet presteren.”

Herinner je je nog je allereerste toernooi dat je won ?

“Mijn eerste individuele zege was een 15.000 dollar in het Engelse Chigwell, in de herfst van mijn tweede jaar als prof. Duizend dollar verdiende ik met die zege. Min taksen en reiskosten hield ik daar tussen twee en driehonderd euro van over. Twee jaar geleden won ik mijn eerste ATP-toernooi, in Nottingham, een 25.000 dollartoernooi. Daar hield ik drieduizend zeshonderd euro aan over.”

Je staat nu aan de rand van de top-100. Welke ambitie rest je nog ?

“Even binnen die top-100 blijven, misschien opschuiven naar plaats 75.”

Hoeveel groeimarge heb je nog op tennisvlak ?

“Weinig. Het verschil zit in het mentale, alleen daar kan je op dit niveau nog vorderingen maken. Het grote verschil tussen top en subtop zit niet in het tennis zelf. Een topper is iemand die op een breakpunt in een match een ace serveert, een gewone speler slaat die bal in het net en is aangewezen op zijn tweede opslag. Als je op Wimbledon tegen Pete Sampras moest uitkomen, boekte je alvast je terugvlucht. Je maakte jezelf mentaal vooraf kleiner. De beste waar ik ooit tegen speelde, is Lleyton Hewitt.

Wat heeft hij meer dan jij ?

“Zijn opslag is niet beter dan de mijne, zijn volleerspel evenmin. Maar hij vecht voor elke bal, ook al staat hij nul veertig achter. Als hij veertig keer over en weer moet slaan voor één stom punt, gaat hij ervoor. Het kan hem niet schelen hoeveel energie hem dat kost. De dag dat hij het mentaal niet meer kan opbrengen, is het voor hem afgelopen.”

Wat heeft tennis je geleerd ?

“Dat zelfvertrouwen de sleutel tot alle succes is. Op een tennisveld sta je alleen, bijna naakt, je moet het zelf doen. Tennis is een eenzaam beroep op en naast het veld, maar omdat het mijn passie is, voel ik dat niet zo aan.”

Geert Foutré

‘Als Brusselaar viel ik overal naast. Voor de Franstaligen ben ik een Vlaming, en omgekeerd’

‘In het begin lag ik in een hotel met één douche en één toilet per dertig kamers.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content