Met Ivan De Witte heeft de profliga eindelijk een nieuwe voorzitter. Iemand die er de ambitie niet voor had (zegt hij), maar wel ambitieus is. Een voorzitter met volmachten ook : ‘We bepalen samen de doelstellingen, maar ik moet de vrijheid hebben om ze te verwezenlijken.’

Volgende maand bestaat zijn headhuntersbureau De Witte & Morel een kwarteeuw. Die verjaardag zal oprichter Ivan De Witte aangrijpen om zich terug te trekken als afgevaardigd bestuurder en om voortaan slechts als voorzitter van zijn ondertussen aan Amerikanen verkochte bedrijf door het leven te gaan. Dat zal hij dan combineren met het voorzitterschap van zijn club AA Gent en dat van de profliga. Sinds vorige vrijdag is De Witte, 60 geworden in juni, voor de komende twee jaar de nieuwe voorzitter van de verzameling profclubs uit het Belgische voetbal.

Hoe is het zover kunnen komen ?

Ivan De Witte : “Veel mensen denken dat ik dit heb gestuurd, maar dat is niet zo. Ik heb echt gemeend dat we via onze procedure een directeur-generaal en een voorzitter zouden vinden. Dat ik zes maanden voorzitter ad interim ben geweest, is alleen omdat ik wilde toezien op het goede verloop van de procedure en omdat men mij dikwijls heeft verweten dat ik wel met ideeën naar buiten kwam, maar nooit zelf verantwoordelijkheid opnam. Ik heb dat willen counteren.

“Toen uit de procedure geen geschikte voorzitter naar voren kwam, dacht ik aan een sterke figuur die de verandering zou kunnen sturen. Ik wist dat Jean-Luc Dehaene niet wilde – dat had hij me zelf gezegd – maar Luc Van den Bossche was wel bereid om het te doen. Op een vergadering met alle voorzitters in Genval is de externe piste echter met tachtig procent verworpen en is men vrij unaniem met de vraag gekomen of ik niet verder wilde doen.

“Ik heb heel sterk overwogen om het niet te doen, denkend aan een mogelijk belangenconflict, mijn tijdsbesteding ook en de vraag of het überhaupt mijn ambitie was. Brandend van verlangen was ik niet, maar ik dacht : als ik neen zeg, wat dan ? Het zou mij niet in dank zijn afgenomen en de vraag om het toch te doen werd met de dag indringender, ook van journalisten. Dus heb ik het, deels uit plichtsbesef, aanvaard.”

De indruk bestaat dat u het héél graag wilde doen.

“Dat is een foute inschatting.”

Met Ludwig Sneyers, ex-STVV, en u blijft de profliga aan inteelt doen. Dat was niet de bedoeling toen uw bureau de opdracht kreeg om ook buiten de voetbalwereld op zoek te gaan naar een nieuwe directeur-generaal en voorzitter. Dat dit niet is gelukt, kan als gezichtsverlies voor De Witte & Morel worden uitgelegd, ofwel hebben ons voetbal en de profliga in het bijzonder zo’n imagoprobleem dat bekwame mensen uit het bedrijfsleven zich niet eens hebben gemeld.

“Dat kan ik niet betwisten. Anderzijds is het de missie van de profliga om de belangen van de profclubs te verdedigen. Elke belangenvereniging in de samenleving wordt geleid door iemand van de leden. Het is dus niet abnormaal, maar ik geef toe dat ik het liever anders had gezien. De andere voorzitters weten dat.”

Het voorzitterschap van de profliga vereist een zekere neutraliteit. Idealiter is zo’n rol weggelegd voor de natuurlijke nummer één, maar door een schrijnend gebrek aan dynamiek laat Anderlecht het afweten. U hebt, als voorzitter van een groeiclub, andere belangen dan het algemeen belang. Maakt dat u wel geschikt voor de functie ?

“Puur conceptueel hebt u gelijk, maar ik weet van mezelf dat als ik iets opneem, ik het goed zal doen. Ik heb in mijn leven nog niet veel dingen gedaan die niet vertrouwenswaardig waren. Je bouwt geen bedrijf als De Witte & Morel op, van nul naar driehonderd personeelsleden in 25 jaar, als je dát niet in je vaandel draagt. Ook bij AA Gent hebben we een verhaal opgebouwd dat gezien mag worden. Dat doe je niet zonder het vertrouwen van de stakeholders.

“Mijn attitude in de pers is ondertussen veranderd – dat heeft u zeker al gemerkt – omdat ik vind dat ik die rol moet opnemen met het gedrag en de waarden die eraan verbonden zijn. Neutraliteit is dus geen probleem, denk ik. Bovendien is er zo veel te doen dat je een eerste aanzet tot grondige verandering kunt geven zonder met het neutraliteitsbeginsel in aanraking te komen. Ik wil bijvoorbeeld de vergadering van alle achttien voorzitters installeren als hoogste orgaan in plaats van de oude raad van bestuur. Mijn ervaring is dat je onder voorzitters veel gemakkelijker tot een consensus komt. En ik wil de bezetting van de liga uitbreiden en een andere opstelling naar de bond : dat raakt allemaal niet aan die neutraliteit.”

U gaat de confrontatie aan met de bond ?

“Neen, ik doe alles in overleg. Maar de profclubs betalen 43 procent van de inkomsten van de bond en ik eis daarvoor een dienstverlening en een service level dat correct, professioneel en op niveau is. Op dit moment weet niemand eigenlijk wat liga is en wat bond. Ik verzeker u : over twee maanden weet iederéén het (lachje).”

Bij de bond krijgt u te maken met iemand die wél bekend staat om zijn conflictueuze aanpak : uw voorganger Jean-Marie Philips. Tussen u beiden klikt het niet.

“Mijn uitgangspunt is dat dit niet moet aanslepen. Als de andere partij dat wel wil, is dat haar goed recht, maar ik wil op een faire manier aan mijn opdracht beginnen. Trouwens, het is de opdracht van Jean-Marie om de bond te professionaliseren, anders was hij geen CEO geworden. Ik zal hem daaraan houden.”

Toen Laybutt vorig seizoen opvallend in de fout ging, riep u : “Ik duld geen Chinezen in mijn club.” U insinueerde ook dat Michel D’Hooghe de scheidsrechters op zijn hand had en u zwoer dat Boussoufa nooit naar Anderlecht zou gaan. Spelers schofferen, collega-voorzitters beledigen en uw supporters voorliegen : voor een HR-manager aan wie we nu ook ons profvoetbal toevertrouwen, is dat niet fraai.

“Ik vind uw opmerking terecht : het zijn fouten die ik toegeef en die beter niet waren gebeurd. Niemand is perfect, ik dus ook niet. Ik heb mijn emotionaliteit, maar ik bedwing ze meer dan vroeger toen ik me vrijer voelde om ze te uiten. De clubs hebben mij zes maanden kunnen observeren. Dat ze mij met unanimiteit hebben gekozen, wil zeggen dat ze mij op een andere manier hebben leren kennen.”

Nogal wat mensen vinden u een grote egotripper.

(blaast) Ik vind dat wij als clubleider de plicht hebben om beschikbaar te zijn voor de pers. Ben ik overbeschikbaar ? Misschien wel, maar dan is dat geen egotripperij. Ik denk dat een zekere appreciatie in de publieke opinie helpt om dingen te verwezenlijken. Ik doe het niet om in de belangstelling te staan, maar om iets te bereiken. De publieke appreciatie heeft me geholpen om AA Gent te saneren en een schuldpositie van 923 miljoen frank te neutraliseren. Een grote groep van mensen waardeert me daarvoor.”

Voor veel mensen zijn de profliga en de bond één pot nat. Zou het niet zinvol zijn om weg te gaan uit het bondsgebouw ?

“Dat is een symbolische actie die overwogen moet worden – laat ik het voorlopig zo formuleren (lachje). Ik ben begonnen met te vragen hoeveel wij betalen en hoeveel vierkante meter wij daarvoor krijgen. Uiteraard weet men dat niet (lachje). Ik stel vast dat we altijd ruimte te kort hebben. Ik hoor ook dat de netheid vaak te wensen overlaat omdat er nogal wordt bespaard op de schoonmaakploegen. Het zijn vaststellingen die er misschien toe zullen leiden dat we elders iets goedkopers en beters zullen vinden.”

Is de symboolwaarde niet belangrijker ?

(lachje) Ik ga voor de weg der geleidelijkheid, niet voor een oorlogsverklaring. De geesten zijn bezig te rijpen. Mensen die vroeger op eminente wijze de eenheid van bond en liga predikten, zijn nu voorstander van een duidelijker splitsing van de missies. Steeds meer bevoegdheden van de bond zijn door de jaren verschoven naar de liga. De vraag is – en ik ben er zelf niet uit – of dat nog verder moet gaan, zoals in de Premier League en in Nederland, of dat je zegt : alles weer bij de bond en wij eisen een perfecte dienstverlening. Op dit moment zitten we in een hybride situatie.”

In welke richting gaat u het sturen ?

“De bond zegt : dat ze eerst zelf eensgezindheid creëren. De liga zegt : wanneer gaan ze daar eindelijk professioneel worden ? Laat ons eerst daarin klaarheid brengen. Verhuizen is vaak een van de beste manieren om een nieuwe spirit te doen ontstaan. Maar ofwel doet de bond het goed en dan is de nood minder groot, ofwel blijft het een machtsorganisatie die vooral zelfvoedend is en dan moet de liga proberen zo veel mogelijk zelf te doen.”

Dat was tien jaar geleden het uitgangspunt van het plan-Van Milders, genoemd naar de toenmalige voorzitter van AA Gent. Dat plan, dat eigenlijk al het plan-De Witte was, pleitte voor een autonome profsectie. Waarom zou u daar nu anders over denken ?

“Omdat ik ouder en bezadigder ben geworden (lacht). Ik heb vastgesteld dat extreme standpunten een zaak niet vooruit helpen. Diep vanbinnen kun je een mening zijn toegedaan, maar ze uiten is nog wat anders. Wat telt, is het doel, veel meer dan de manier waarop je het bereikt. Nu, ik verheel niet dat ik weinig optimistisch ben over een verandering van de bondswerking op korte termijn. Er spelen daar te veel conservatieve machten van mensen die zichzelf in stand willen houden. Ik ben niet positief gestemd, maar Jean-Marie moet tijd en krediet krijgen.”

Wat zijn uw strijdpunten ?

“Een van mijn eerste strijdpunten zal zijn dat de licenties voor de eerste klasse worden uitgereikt door de licentiecommissie eerste klasse. Dat lijkt evident, maar nu doet de licentiecommissie tweede klasse dat voor de clubs die promoveren. Waanzin !”

Is het ook niet waanzin dat die licenties worden uitgereikt door clubmensen uit het voetbal zelf ? Zij zijn rechter en partij.

“Er moet absoluut een externe instantie aan worden toegevoegd om de beoordelingen objectiever en professioneler te maken. Nu worden beslissingen genomen door mensen die bang zijn dat ze tegenstanders maken en daardoor niet meer herverkozen zullen worden. Dat leidt tot een tolerantiepolitiek. Dat mechanisme moeten we doorbreken, in alle commissies trouwens. Bondsvoorzitter François De Keersmaecker is daar ook voorstander van. Dat is een goed teken, maar als het niet via overleg kan en er manifeste sabotage is om de dingen te laten evolueren, zal ik niet anders kunnen dan de profclubs mobiliseren voor een strakkere houding.

“Weet u, als er vroeger een njet kwam, legde de liga zich daar voor de goede vrede altijd bij neer. Ik vind dat geen juist standpunt : wij kunnen zaken afdwingen. Daarom ook heb ik een mandaat gevraagd dat véél breder is dan welke voorzitter ook ooit heeft gehad. Dat betekent dat ik voor bepaalde thema’s geen vergadering meer bijeen zal roepen, maar mijn eigen weg zal gaan. Mijn houding is dat we sámen de doelstellingen bepalen – dat gaan we doen met alle clubs op 18 oktober – maar dat ik de vrijheid moet hebben om die doelstellingen te verwezenlijken.”

Is het niet de hoogste tijd dat de profliga zich als één merk gaat profileren in plaats van als achttien entiteitjes ? Zoek gemeenschappelijke sponsors en zorg dat er genoeg geld is, want genoeg geld betekent minder ruzie.

“Ik volg u, maar onmiddellijk naar gemeenschappelijke sponsors op zoek gaan is te agressief, denk ik. Ik wil eerst een voorzittersvergadering installeren en de tweede stap zal inderdaad zijn om samen commerciële doelstellingen na te streven. Als ik zeg dat ik de capaciteit van de liga wil verhogen, zit daar zeker een sterke commerciële figuur tussen.

“De Lotto is in mijn ogen een ideale partij om collectief op te treden. Zij zijn niet geïnteresseerd in één club, maar in het geheel. Zo zijn er nog bedrijven. Ik zie me dat wel doen ontstaan, maar dan moet je een competitie en een liga met professionele aanpak kunnen aanbieden. Je kunt niet nieuwe bronnen aanboren en het geld dan verloren laten gaan door een slecht licentiesysteem. Het moet dus gepaard gaan met andere superbelangrijke acties.”

Slotvraag : u lijkt te willen gaan morrelen aan de competitieformule. Leidt dat niet de aandacht af van de ware problemen ? Met het product voetbal is niks mis.

“Ik ben het zoeken naar betere competitievormen wel genegen, maar fundamenteel liggen de problemen daar niet. De realiteit wijst uit dat in elk Europees land anderhalf à twee procent van de bevolking actief naar het voetbal gaat. In België betekent dat ongeveer 175.000 mensen, van wie er al 100.000 worden opgegeten door vier clubs. Die 75.000 anderen moeten gedeeld worden door veertien clubs. Dat kan niet. Dus moeten we zoeken naar middelen om de lopende inkomsten van die clubs te verhogen. Dat kan via het televisiecontract, maar ook via gemeenschappelijke sponsoring. Daar gaan we aan werken.” S

Door Jan Hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content