‘Hij heeft een uniek profiel.’ Met deze woorden plukte Standard begin deze maand Kristof Van Hout weg bij KV Kortrijk. Een kennismaking met de grootste doelman ter wereld.

Met zijn glansprestatie in de bekerwedstrijd tegen Standard (1-1, 3-2 n.p.) vorig seizoen wist Kris-tof Van Hout (22) een eerste maal in de spotlights van het topvoetbal te treden. Van Hout viel in eerste instantie op omwille van zijn gestalte: 2m08 voor 110 kilogram. Al snel bleek dat de doelman niet louter als bizar kijkstuk op het veld stond. De Kortrijkdoelman etaleerde ongewoon snelle reflexen voor iemand van die lengte en maakte indruk met zijn zelfverzekerdheid. In de beslissende strafschoppenreeks bleken slechts twee van de vijf Luikse strafschopnemers hem te kunnen kloppen.

Sindsdien hield Standard hem in de gaten en nu zit de man die vorig seizoen als derde keeper begon bij promovendus Kortrijk als tweede keeper bij de landskampioen. Hij tekende er een contract voor drie seizoenen, plus optie.

Je zat vorig seizoen bij Kortrijk in een eigenaardige situatie: eigenlijk wilde Hein Van Haezebrouck je vroeger brengen, maar dat kon hij moeilijk maken omdat hij dan Peter Mollez mentaal zou kraken. En hij zat maar met twee volwaardige keepers…

Kristof Van Hout ( verbaasd): “Van wie weet jij dat? Hein heeft inderdaad toegegeven dat hij mij eigenlijk vroeger op het seizoen een kans wou geven, maar dat dat delicaat lag.

“Bovendien speelden we een sterke heenronde en stond Mollez op een hoog niveau te keepen. Ik ben het soort mens dat zich dan wegcijfert voor de ploeg. Ik zal nooit roepen dat ik moét spelen.”

Misschien is dat wel nodig in de harde voetbalwereld?

“Ik weet dat niet… Ik heb altijd hard moeten werken om iets te bereiken, daar haal ik ook voldoening uit. Vorig seizoen kreeg ik mijn kans tegen Genk en die had ik zelf verdiend.”

Eerder op het seizoen was er bovendien het geval Verbauwhede, hoe ging jij daarmee om?

“Peter Mollez, ik en keeperstrainer Gianni Devos vormden een perfect trio, dat klikte echt… ( zwijgt) Toen Verbauwhede er vorige zomer bij kwam, wist ik dat ik in principe derde doelman werd.”

Dus toen je vernam dat hij deze zomer zou terugkeren bij Kortrijk, wist je: ik vertrek.

“Ik heb mijn bronnen, ik wist al vroeg dat Verbauwhede zou terugkeren. Mijn manager en ik hebben daarop met Georges Leekens gesproken. Als iemand met dergelijke achtergrond terugkeert, is dat niet om op de bank te zitten. Leekens verzekerde dat iedereen een eerlijke kans kreeg en dat de beste zou spelen. Mijn voorbereiding was goed, mijn seizoens-einde voordien ook, dus dan ga je ervan uit dat je onder de lat start. Eerste competitiewedstrijd tegen Anderlecht: Verbauwhede in doel. Dat was een serieuze klap, ik – en niet alleen ik, maar ook mijn medespelers en de keeperstrainer – gingen ervan uit dat ik zou spelen. Heel moeilijk om te verwerken. Ik laat nochtans niet snel mijn hoofd hangen, maar op dat moment brak er wel iets bij mij. Vanaf dan stond ik open voor een ander avontuur.”

Kortom, Standard kwam als geroepen.

“De mensen in Kortrijk zijn natuurlijk niet blind, zij zullen ook wel geweten hebben dat ik niet honderd procent gelukkig was met de situatie.”

En dus viel je naam in gesprekken over een transfer van Christian Benteke.

“Blijkbaar. Het was een vreemde bedoening. Ik lag ’s ochtends nog te slapen toen ik een bericht kreeg van een vriend dat ik in de Waalse kranten gelinkt werd aan Standard. Ik wist nergens van. Dan kwam ik op de club en legde kee-perstrainer Philippe Vande Walle me dezelfde vraag voor: hoe zit dat met Standard? Ik bel naar mijn manager, Renée Goyvaerts ( vrouw van de overleden makelaar Fernand Goyvaerts,nvdr), en zij wist ook van niets. Een uur later belt ze me terug: Kortrijk en Standard hadden een deal. Ik moest die avond naar Luik om het contract te tekenen. Als je de kans krijgt om voor de titel te spelen en van de Champions League te proeven, dan twijfel je niet.”

Denk je dat Standard ook zo concreet zou geworden zijn mocht je twintig centimeter kleiner zijn?

“Moeilijk te zeggen. Maar mocht ik geen bal kunnen stoppen, zou Standard geen interesse tonen. Ik denk dat die bekerpartij tegen hen toch het cruciale moment was, ik stop daar die strafschoppen en dat heeft niets te maken met mijn lengte.”

Over penalty’s gesproken. Jij bent blijkbaar een doelman die liever geen spiekbriefjes gebruikt. Liefst van al duik je puur op intuïtie.

“Veel keepertrainers schrijven allerlei info op: die trapt links half hoog, de tweede en derde laag rechts, enzoverder… Ik wil dat best gebruiken als er eentje tussen zit die ze allemaal naar dezelfde hoek trapt, maar de meesten veranderen soms. Wat ben je dan met die informatie? Met mijn trainers maakte ik steeds de afspraak: schrijf op wat je wil, maar als ik er op dat ene moment van overtuigd ben dat hij links trapt, zal ik naar links gaan, ook al staat er zes keer rechts op je papiertje. Als je gewoon uitvoert wat ze je zeggen, ben je geen keeper, dan ben je een computergestuurde pop en kan je eender wie in doel zetten.

“Ik vind dat ik genoeg penalty’s pak om mijn visie te rechtvaardigen.”

Moeilijk maken voor Bolat

Hoe verliep de eerste kennismaking met je nieuwe ploegmaats?

“Super. Meteen na de wedstrijd van Standard op Germinal Beerschot ben ik naar de Académie gereden. Ik was daar om halftwaalf en kreeg in afwachting van de spelersbus al een rondleiding. Nadien heb ik samen gegeten met de groep. Steven Defour zei meteen: ‘Zet je bij ons aan tafel en eet iets mee.’ Het was duidelijk dat ze me nog kenden van de bekerwedstrijd.”

Welke doelen heb je voor jezelf vooropgesteld bij Standard?

“Het is een heel grote stap die ik nu neem en ik besef dat het aanpassing zal vergen – aan het trainingsritme, de afzonderingen, de snelheid van uitvoering – maar ik ben ervan overtuigd dat ik hier kan slagen. De bedoeling is om het Sinan Bolat zo moeilijk mogelijk te maken en bij gelegenheid mijn wedstrijden mee te pikken.”

Wat zijn je werkpunten?

“Mijn beweeglijkheid in doel, maar dat heeft natuurlijk met mijn lengte te maken.”

Al is het verbazend hoe snel je reflexen toch zijn voor zo’n grote jongen.

“Dat is een proces van jaren intensief werken. Iedereen staat in het begin verbaasd dat ik zo snel tegen de grond ga, in dat opzicht is mijn lengte niet echt een nadeel. Het is vooral het voetenwerk dat ik moet bijschaven. Potjes leggen, daar snel tussen lopen, of paaltjes waar ik over moet springen…”

Bij een topclub die vaak domineert moet je anders keepen: verder voor je doel, vaker op anticipatie. Kan dat een probleem vormen?

“Ik heb drie jaar in Nederland bij Willem II gespeeld, dus nieuw is het niet voor mij.”

Wat zijn je sterke punten?

“Mijn reikwijdte. Als ik wat verder voor mijn goal ga staan, lijkt het doelvlak nog kleiner. Hoe langer ik recht op mijn voeten blijf staan, hoe moeilijker het wordt voor de aanvaller om mij te passeren. Dat besef ik en zo probeer ik de tegenstander te doen twijfelen.”

Plechtige communie

Harm van Veldhoven, je jeugdcoördinator bij SK Lommel destijds, bevestigde dat je als jonge gast al een boom van een kerel was, maar dat je niet het supertalent bezat. Integendeel, je zat vaak op de bank, maar je stond wel altijd klaar om de zogezegde talentkeepers te vervangen.

“Ik heb altijd goed geweten wat ik kan en wat ik niet kan. Ik nam mezelf voor: als ik hard werk, kan ik mijn droom verwezenlijken. Mijn voetenwerk wás inderdaad niet goed. Rond mij zag ik veel jongens die meer talent bezaten, maar ik weet niet of dat noodzakelijk een voordeel is. Op een bepaald moment – rond hun dertien, veertien jaar – gaan ze daar te veel op teren. Ik heb altijd moeten werken en vechten om iets te bereiken.

“Ik ben pas vanaf mijn dertiende natio-naal beginnen spelen bij Lommel, daarna is alles heel snel gegaan. Op mijn zestiende trok ik naar Geel, waar ik in één seizoen van scholier tot de eerste ploeg evolueerde. Peter Maes was daar toen hoofdtrainer. Ik speelde geen wedstrijd, maar trainde wel dikwijls mee met de A-kern. Ik kon er blijven als derde keeper, maar ik verkoos een stap naar Willem II. Ik wilde dat absoluut eens proberen. Uiteindelijk ben ik drie jaar bij Willem II gebleven. Vooral bij de -19, in het derde jaar kwam ik bij de beloften, maar de club had toen zes keepers voor de eerste en tweede ploeg, waaronder de Belgen Tristan Peersman en Bjorn Sengier.”

Nog iets dat Van Veldhoven opviel: al van jongsaf besefte je heel goed dat je van je lengte een troef kon maken.

“Mja… Zo bewust was ik daar toen nog niet mee bezig. Ik ben altijd groot geweest, ik heb niet anders gekend. Dat heeft voor- en nadelen, dan komt het erop aan die nadelen zoveel mogelijk uit te sluiten.”

Het valt op dat je al heel vroeg wist dat je iets in de sport wilde betekenen?

“Toen ik mijn plechtige communie deed, stond ik achteraan de rij. De microfoon ging rond en aan ieder communicantje werd gevraagd wat hij of zij later wilde worden. Dokter, brandweerman,… en dan kwam ik: voetballer. Iedereen lachte mij uit. Maar voor mij was dat niet raar. Ik heb mijn hele leven altijd in die richting gestuurd.

“Op school moest ik in het derde middelbaar kiezen tussen ASO, TSO of beroeps. Hoewel ik ASO zeker aankon, koos ik voor het technische onderwijs, waar ik mechanica studeerde. Beroeps vond ik iets te laag, maar technische was een ideaal compromis: zo miste ik geen enkele training en kon ik toch een diploma behalen. Alles in functie van het voetbal. Dat wisten ze op school ook.”

Vanwaar die liefde voor de bal?

“Mijn vader was doelman en mijn twee jaar oudere broer ook, dus het zat wel wat in de familie. Met mijn vader ging ik als vierjarige dikwijls al mee naar zijn voetbalwedstrijden. Al op mijn twaalf jaar speelde ik soms mee met hen. Op mijn dertiende stond ik in doel bij zijn zaalvoetbalploegje. Mijn vader gebood de anderen zich niet in te houden om op doel te trappen… dertien jaar of niet.”

Wat doen je ouders voor de kost?

“Mijn vader is postbode, mijn moeder werkt in de fabriek en mijn broer staat in de bouw. Misschien dat ik daarom wel weet wat hard werken betekent.”

Naar verluidt heb je nadien, bijKortrijk, wel psychologie verder ge-studeerd.

“Het eerste jaar bij Kortrijk heb ik een cursus psychologie aangeschaft, dat klopt. Ik woonde alleen in een appartement in Kortrijk en zocht naar iets om mijn dagen te vullen. Uiteindelijk stopte ik met die thuisstudie. Maar ik vond psychologie gewoon heel interessant, dat kan je overal gebruiken.”

Niet op de witte lijnen lopen

Zijn er doelmannen die jou geïnspireerd hebben?

“Ik word wel eens vergeleken met Peter Schmeichel of Oliver Kahn, maar ik vind dat iedere doelman zijn eigen stijl heeft. Ik denk dat ik door mijn lengte een vrij uniek profiel heb. Ik herinner me wel nog een wedstrijd die ik in Engeland zag, toen ik daar met Willem II op stage was. Brad Friedel stond in doel. Je zag hem heel vreemde looplijnen gebruiken: eerst in een boog en ver uit zijn doel. Blijkbaar probeerde hij op die manier de speler te dwingen om de bal in een bepaalde zone te geven. Friedel stapte ook nooit op een witte lijn. Heel speciaal. Maar goed, daar leerde ik wel dat je als doelman een invloed kan uitoefenen op waar de bal zal komen.”

Jij wordt door je trainers omschreven als heel rustig. Komt dat omdat je door je lengte – altijd en overal opvallend – die zelfverzekerdheid hebt aangekweekt, een soort harnas tegen kritiek?

“Misschien wel. Ik ben gewoon een nuchtere mens, in wat ik zeg en wat ik denk. Vertrouwen is voor mij: van jezelf weten wat je kan en wat je niet kan. Dan sta je al heel ver.”

Maar niet iedereen heeft dat.

“Ik heb inderdaad geen twintig schouderklopjes per dag nodig. Voetbal is een aparte wereld, waarin iedereen zijn mening heeft. Daar mag je dus niet te veel rekening mee houden.”

Slotvraag: je tekende bij Standard een contract van drie jaar. Waar sta je tegen dan?

“In het doel van Standard.” ( glimlacht)

door matthias stockmans – beelden: jelle vermeersch

“Rond mij zag ik veel jongens die meer talent hadden, maar ik weet niet of dat voor hen een voordeel hoeft te zijn.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content