Pas nu, aan het eind van het seizoen, steekt Tom De Sutter weer de neus aan het venster bij Anderlecht. Als offensieve middenvelder dan nog, want voorin staat de onvermijdelijke Romelu Lukaku. Het noopt De Sutter tot een keuze: vertrekken of blijven bij de club van zijn hart? ‘Na de play-offs moeten we een evaluatie maken.’

Met zijn twee goals tegen AA Gent, twee weken geleden, zette Tom De Sutter (25) zichzelf weer op het voorplan bij Anderlecht. Amper een week voordien, op Eupen, leek het verhaal van De Sutter bij de Brusselse club nochtans op zijn einde te lopen. Ondanks de vele afwezigen in het offensieve compartiment ( Boussoufa, Legear, Suárez) startte de sympathieke Oost-Vlaming daar verrassend op de bank. Wéér op de bank, want sinds De Sutter eind november fit verklaard werd na drie maanden revalidatie van een enkelblessure, mocht hij in de reguliere competitie welgeteld drie keer in de basis starten. Tot hij tegen Eupen al vroeg in de wedstrijd de geblesseerde Kanu moest vervangen en het als hangende spits behoorlijk deed. De Sutter: “Toen ik in Eupen vernam dat ik op de bank zou starten, was dat efkes slikken. Ik was niet zozeer kwaad, vooral ontgoocheld. Ik stuurde een sms’je naar mijn vader, hij was speciaal naar Eupen gereden om mij bezig te zien. Maar mij motiveert het om mij nog meer te tonen. Want als je opgeeft, kom je in een vicieuze cirkel terecht en gaat het van kwaad naar erger. Dan snijd je in je eigen vel.”

Na de invalbeurt in Eupen volgde een basisstek tegen Gent, waarin hij met zijn derde en vierde treffer van het seizoen bedankte voor het vertrouwen en Anderlecht naar de 3-2-winst leidde. Daarmee bevestigde De Sutter wat zijn ploegmaat Cheikhou Kouyaté eerder al vertelde in dit blad: Tommeke blaakt van vertrouwen.

Zo blijkt ook wanneer een opgewekte De Sutter voor ons plaatsneemt voor een interview. Zijn guitige gezicht straalt weer alsof hij er net zijn beste seizoen ooit op zitten heeft en terwijl hij enthousiast van een appel bijt, beantwoordt de Anderlechtspits onze eerste vraag.

Herman Van Holsbeeck verklaarde onlangs: ‘Als Lukaku vertrekt, kunnen we misschien een heel ander type spits aantrekken. Dan wordt De Sutter onze nummer één als diepe spits en Veselinovic nummer twee.’ Wat denk je als je zoiets leest?

Tom De Sutter: “Dat doet deugd. Ik wist wel al langer dat het bestuur en Herman achter mij staan. Nu moet ik de belangrijkste man nog overtuigen: de trainer. Aan mij om zijn keuze zo moeilijk mogelijk te maken.”

Ondanks de weinige speelminuten voelde je steeds steun van boven?

“Toch wel. Afgelopen winterstop waren er aanbiedingen ( onder meer van PSV, nvdr) maar ze wilden mij niet laten gaan. Herman had het voorgesteld aan de voorzitter maar die zei dat ik belangrijk was voor het team. Dat wijst toch op vertrouwen. Bovendien was Jan Polák hier al vertrokken en misschien wist het bestuur ook al meer van een transfer voor Boussoufa.”

En wilde je zelf niet weg, aangezien je hier geblokkeerd wordt door Romelu Lukaku?

“Neen. Ik voel me hier supergoed, ik kom met alle spelers goed overeen.”

Hoe is je relatie met Lukaku eigenlijk?

“Wij zijn goede collega’s. Echte vrienden heb je nauwelijks in het voetbal. Stijn De Smet, Frederik Boi en Jelle Van Damme, die hoor of zie ik geregeld.”

Je staat bekend als een vrolijke jongen, een ideale teamplayer die bij elke club gewaardeerd wordt. Het is echter een mes dat aan twee kanten snijdt. Enerzijds lig je door dat positieve imago goed in de markt bij de clubs, anderzijds ben je voor trainers een makkelijker slachtoffer.

“Dat is zo. Mijn manager zei dat ook al. Maar ik zou niet graag een rolletje spelen. Ik ben van nature niet snel boos, mijn vriendin zal dat bevestigen. Ze zegt zelf dat ik haar veel te gemakkelijk gelijk geef, dus als je lief al zoiets zegt … ( lacht) Besnik Hasi wees me er destijds bij Cercle al op dat ik meer een smeerlapje moet zijn, maar sorry, dat zit echt niet in mij.”

Je manager Didier Frenay nam die taak dan maar op zich. Hij legde een klein bommetje door in de media te verklaren dat je bij Anderlecht het vijfde wiel aan de wagen bent en dus beter zou vertrekken na dit seizoen.

“Na de play-offs moeten we een evaluatie maken.”

Het is natuurlijk ook een spel: je manager zegt wat jij niet kunt of mag zeggen en zet zo wat druk op Anderlecht.

( grijnst) “Dat weet ik niet, dat zeg jij. Ik heb Didier nog niet gehoord sinds die uitspraken, maar wij verstaan elkaar goed. Ik denk ook niet dat het zo abnormaal is dat een voetballer na elk seizoen een evaluatie opmaakt. Maar ik herhaal: ik ben heel graag op Anderlecht en voel me hier gelukkig. De supporters zien me ook graag. Ik zal toch heel zwaar moeten nadenken om hier ooit weg te gaan.”

Je werd al genoemd bij AA Gent, in een ruildeal met Yassine El Ghanassy. Is Gent een reële optie voor jou?

“Ik zeg niet op voorhand neen. Tegen geen enkel voorstel. Je moet elke stap in je carrière goed overwegen.”

Bij Gent zou je in ieder geval weer je maatje Stijn De Smet tegenkomen.

“Wie weet kunnen we dan nog eens samen schitteren. Bij Cercle tilden we elkaar op naar een hoger niveau, we zijn heel complementair.”

De Smet vindt moeilijk zijn draai bij Gent.

“Hij heeft veel kleine blessures gekend en bovendien bezit Gent een brede kern. Ik denk dat Stijn en ik een beetje met hetzelfde gevoel kampen nu. Privé zien wij elkaar nog vaak, dan praten we vijf minuten over onze situatie op de club en daarna vergeten we dat. Hij heeft nu ook een zoontje en voelt zich goed in zijn relatie. Net als ik trouwens. En als het op privévlak goed gaat, waarom zou je dan klagen? Ik denk dat zowel Stijn als ik goed het onderscheid maken tussen privé en werk.”

Heb je ooit nog zo’n complementariteit gevoeld met iemand als met Stijn De Smet?

“Neen. Maar bij Cercle zat het qua ploeg gewoon heel erg goed in elkaar. Iedereen wist van elkaar wat die zou doen, het spel verliep vloeiend. Alles in één of twee tijden.”

Een markante vaststelling, want je zou veronderstellen dat de individuele kwaliteiten bij Anderlecht groter zijn en dat het spel dus even vloeiend zou mogen verlopen.

“Op Anderlecht heeft iedereen de bal graag in de voet, terwijl je bij Cercle veel lopende mensen had. Nu Boussoufa weg is, zullen we misschien ook een ander spel kunnen ontwikkelen, met meer lopende mensen. Anderzijds dien je er rekening mee te houden dat Anderlecht steeds het spel moet maken, terwijl we bij Cercle soms heel ver terugplooiden, waardoor er voorin veel meer ruimte was om acties te maken. Bij Anderlecht sta je dikwijls al op de helft van de tegenstander, dat is een pak moeilijker voetballen.”

Een spits in het diepst van zijn gedachten

Volgens je trainer ligt een combinatie De Sutter en Lukaku heel moeilijk. Jacobs heeft je dat in een persoonlijk gesprek uitgelegd en volgens hem gaf je hem zelfs gelijk.

“Dat gesprek vond plaats na de match op Eupen, maar ik ga hier nu niet de tactische bespreking van de trainer uit de doeken doen, dat zou het onze tegenstanders net iets te gemakkelijk maken, denk ik. ( glimlacht) Het kwam erop neer dat hij het moeilijk vindt om in het moderne voetbal met twee diepe spitsen te spelen. Ik versta zijn visie.”

Je bewees eind vorig jaar tegen Lierse, waar je één helft aan de zijde van Lukaku speelde, dat het kan. Anderlecht won met 6-0.

“Misschien moeten we inderdaad iets vaker zo durven spelen, maar ik kan begrijpen dat je tegen de betere ploegen niet op die manier aantreedt. In die zin kan ik onze trainer volgen: als je altijd in het ene systeem speelt en dan voor de topmatchen moet omschakelen, is dat niet bevorderlijk voor de automatismen.”

Wanneer je zo een tactische bespreking hebt met Jacobs, ben jij dan het type speler dat weerwerk durft te bieden?

“Neen. Ik vind niet dat het aan de speler is om de trainer te overtuigen om voor een ander systeem te kiezen. Wij worden betaald door Anderlecht, de trainer is onze baas, dus ben je er om die visie uit te voeren.”

Je wordt nu ingezet als offensieve middenvelder, in steun van Lukaku. In feite geen nieuwe positie voor jou, want je speelde al meerdere jaren in die functie bij de beloften van Club Brugge.

“Klopt. Met Yulu-Matondo en Bart Six in de spits. Dat beviel me wel, vooral het infiltreren. Als diepe spits sta je bijna constant met je rug naar doel, als hangende spits zie je het spel voor jou liggen.”

Je bent nadien bij Cercle omgeturnd tot targetspits, doet deze nieuwe ontwikkeling bij Anderlecht je weer twijfelen over je positie?

“Neen. In mijn hoofd ben ik nog steeds een diepe spits. Daarvoor ben ik naar Anderlecht gehaald. Dat is mijn positie.”

Wat dacht je toen je vernam dat Veselinovic zou komen?

“De normaalste zaak van de wereld. Anderlecht is altijd op zoek naar concurrentie binnen de groep. Daar moet je als speler van Anderlecht op ingesteld zijn.”

Heb je, op training bijvoorbeeld, al aanwijzingen gekregen dat je meer aan spelen zult toekomen tijdens deze play-offs?

“Dat hoop ik toch. Na de match op Eupen hebben we vaak getraind met mij op die positie in steun van Lukaku. Dat liep goed, denk ik. Stilaan voel ik ook dat ik fysiek klaar ben voor de negentig minuten. Tegen Gent hebben ze de loopafstanden gemeten van de spelers en ik kwam toch aan tien kilometer, dat lag boven het gemiddelde.”

Cijfers die best gezien mogen worden

Die fysieke paraatheid van jou is al meermaals het onderwerp van discussie geweest. Sinds je overstap naar Anderlecht eind 2008 ben je al aan de knie en enkel geblesseerd geweest. En we hebben het even opgesnord: in feite ben je sinds je debuut in eerste klasse in 2006 bij Cercle Brugge nog maar één keer een volledig seizoen doorgekomen zonder blessure.

( verbaasd) “Daar had ik nog nooit bij stilgestaan. ( denkt na) Je hebt gelijk. Nochtans was er geen verband tussen die verschillende blessures. Het waren meestal gewrichtsblessures. De laatste keer zei de dokter zelfs dat ik dankzij verstevigingsoefeningen erger heb voorkomen. Ik had mijn voet omgeslagen en normaal gezien scheur je dan de pezen af, maar dat was bij mij niet het geval, net omdat het spierweefsel zo sterk was. De blessures die ik tot nog toe had, waren telkens te wijten aan wrijving tussen twee botten, niet aan een slijtage of langzaam verdwijnen van het kraakbeen, want dán zou ik me pas zorgen maken.

“Eigenlijk gaan die revalidatieperiodes nog snel voorbij. Ik was er dagelijks vijf à zes uur mee bezig, bij Lieven Maesschalck en op de club. Je hebt dan ook tijd om aan andere zaken te werken, mijn inhoud bijvoorbeeld. Die was in het verleden niet optimaal. Door veel op de fiets te zitten en elke dag je spieren te belasten, merk je dat je nadien op het veld ook sterker wordt. Door meer inhoud zorg je er bovendien voor dat je minder snel een blessure zult oplopen. Onze fysiotherapeut bevestigde dat mijn inhoud groter is dan twee jaar geleden, mijn benen zullen minder snel verzuren dan vroeger.”

Zijn er nu bepaalde zaken waar jij aandacht aan moet schenken?

“Een half uur voor de training begint, trek ik sowieso naar de fitnessruimte om er al wat verstevigingsoefeningen te doen voor de knie en de enkel.”

Je statistieken bij Anderlecht zijn ondanks die blessures evenwaardig aan die bij Cercle: 20 goals in 60 competitiematchen voor Cercle, tegenover 21 goals in 61 competitiematchen bij Anderlecht, waarvan dit seizoen slechts zes in de basis gestart. Dat pleit in je voordeel.

“Ik durf te stellen dat als ik een seizoen regelmatig speel, ik altijd dicht bij de topschutterstitel zal zijn. Maar het is ook een kwaliteit om niet geblesseerd te raken. Daar werk ik aan. Ik denk dat mijn cijfers bij Anderlecht best gezien mogen worden.”

Club Brugge gaat vanaf volgend seizoen met een spitsentrainer werken. Anderlecht houdt de boot voorlopig af. Hoe sta jij daartegenover?

“Ik denk dat een spitsentrainer zijn nut kan hebben en zeker welkom is. Elke tip, hoe klein ook, is mooi meegenomen. Ik kan me inbeelden dat het bijvoorbeeld op mentaal vlak een positief effect heeft wanneer iemand constant met je bezig is.

“Het is toch de moeilijkste positie op een voetbalveld, vind ik, zeker als diepe spits. Het is de enige positie op het veld waar je het spel niet voor je hebt.”

En je wordt enkel beoordeeld op het aantal goals dat je maakt, op je efficiëntie.

“Juist. Dat heb ik hier op Anderlecht geleerd. Je wordt afgerekend op je goals. Bij Cercle kon je goede wedstrijden spelen zonder te scoren en lof krijgen. Bij Anderlecht zul je niet snel lof krijgen als je niet scoort. Dat hoort bij het groeiproces.”

Kompany heeft alles

Voor de wedstrijd tegen Azerbeidzjan werd je bij de Rode Duivels opgeroepen als vervanger van de geblesseerde Marvin Ogunjimi. Het was van november 2009 geleden dat je nog eens tot de nationale selectie behoorde. Welke verschillen merkte je met twee jaar geleden?

“De spelers zijn rijper geworden. Deze bondscoach kan de spelers ook heel goed inschatten, op de juiste positie zetten en ze mentaal prepareren. De spelers hebben altijd beseft dat er kwaliteit in deze generatie zit, maar de wil om voor de groep te werken ontbrak. Dat heeft Leekens erin gekregen.”

De concurrentie vooraan is niet minnetjes voor jou. Bovendien zul je er wellicht ook gebarreerd worden door dezelfde persoon als bij je club: Romelu Lukaku.

“Tja, zoveel te beter voor België, hé. En de toekomst zal wel uitwijzen waar mijn rol ligt: je weet dat als je bij Anderlecht in de basis staat, je een grote kans maakt om in de selectie bij de Rode Duivels te belanden. Ik moet er voor mijn plek vechten, net als bij Anderlecht.”

Jelle Vossen zei onlangs in dit blad: ‘Pas door bij de Rode Duivels tegen iemand als Kompany te spelen besef je dat je nog een lange weg af te leggen hebt.’ Deel je dat gevoel, of sta jij daar toch al verder in?

Vincent Kompany is iemand die overal meekan. In mijn ogen behoort hij bij de topverdedigers van Europa. Als je je in duel vergelijkt met Kompany is het verschil groot, maar ik denk niet dat het verschil met elke verdediger zo groot zal zijn. Je moet maar eens aan Romelu vragen: in een duel met Kompany komt die er ook niet aan te pas, hoor. Die jongen zal er overal boven uitsteken. Hij heeft alles: techniek, kracht, snelheid, kopkracht, intelligentie. Hij is de voorbije jaren ook verstandiger geworden in het uitvoetballen.”

Al drie jaar op rij kampioen

Slotvraagje: waarom zou Anderlecht kampioen worden?

“Omdat we honger hebben naar een volgende titel. Je zult zien hoe bepaalde jongens zich tijdens de play-offs gaan tonen. Als ik Legear en Suárez bezig zie op training …”

Het valt op hoe iedereen bij Anderlecht diezelfde woorden herhaalt: ‘Je zult wel zien.’ Het is alsof jullie een geheim plannetje hebben.

“Deze matchen zijn superbelangrijk. Als je jezelf daarvoor niet kunt opladen, schort er toch iets. Wij hebben het daar in de groep nooit zo over gehad, ik denk dat het de persoonlijke honger van elke speler illustreert.”

Heeft het te maken met de kritiek op het geleverde spelniveau?

“Op Anderlecht krijg je bijna altijd kritiek, dus neen. Al kan het wel zijn dat er sommige jongens geprikkeld zijn omdat de pers schrijft dat we zonder Boussoufa minder titelkansen hebben. Terwijl we toch op de eerste plaats eindigden in de reguliere competitie. Onlangs zei iemand tegen mij: eigenlijk zijn jullie al drie jaar op rij kampioen. Als je enkel naar de reguliere competitie kijkt, klopt het nog ook!”

DOOR MATTHIAS STOCKMANS – BEELDEN: JELLE VERMEERSCH

“Ik durf te stellen dat als ik een heel seizoen regelmatig speel, ik altijd dicht bij de topschutterstitel zal zijn.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content