Stijn Vreven heeft in zijn eerste jaar als trainer op het hoogste niveau indruk gemaakt. ‘Dit is echt wat ik wilde’, stelt de man die Waasland-Beveren in eerste hield vast. Maar makkelijk was het niet.

Na anderhalf uur interview heeft Stijn Vreven zijn cola nog niet eens aangeraakt. De mensen van het secretariaat en de spelers die hij voor het interview nog even heeft toegesproken, zijn dan al lang weg. Het zijn bepaald geen 36 urenweken die hij als trainer van Waasland-Beveren afwerkt. ‘Laten we zeggen dat ik om zes uur ’s ochtends in Hasselt vertrek en nooit voor acht uur ’s avonds thuis ben.’

Je hebt er als trainer het belangrijkste deel van je eerste seizoen in eerste klasse op zitten. Wat heeft je tot nu het meest verrast?

STIJN VREVEN: ‘De druk. Je hebt een grote verantwoordelijkheid over leven of dood van een club, heb ik aan den lijve gevoeld. Als je zakt, à la Antwerp, kom dan maar eens terug. Dat is voor veel clubs bijna onmogelijk geworden. Die verantwoordelijkheid heb ik heel fel gevoeld, ook omdat het voor mij en voor veel trainers in de rechterkolom té spannend was, dit jaar. Voor de voetballiefhebbers is dat leuk, maar voor een coach was het erover.

‘Normaal heb je er tijdens een seizoen ongeveer zicht op hoe het gaat lopen, maar deze competitie was knotsgek, met de helft van de clubs die meededen voor play-off 1 en de andere helft die tegen de degradatie knokte. Ik kwam ook niet bij de gemakkelijkste club terecht: op voorhand een vogel voor de kat, met veel nieuwe spelers, een nieuwe voorzitter, een nieuwe wind. Wat dat betreft ben ik serieus ontgroend dit jaar. Ik wist wel waar ik aan begon, ook omdat veel mensen mij Waasland-Beveren afraadden. Als iedereen zegt dat het niet zal lukken, is de uitdaging des te groter om er iets van te maken.

‘Maar ik moet wel heel eerlijk zeggen: had ik in juli geweten wat ik nu weet, weet ik niet of ik er wel aan was begonnen. Ik wist dat we heel creatief moesten zijn met het weinige geld en dat we niet op alle posities dubbel bezet konden zijn. We hebben één links- en rechtsachter in de selectie. Die twee zijn altijd fit geweest. Gelukkig. Nu pas weet ik wat druk echt is. Er is maar één pion naar wie men kijkt als het slecht gaat, en dat is de trainer. Het is wel vooral de druk die ik op mezelf leg. Dat is ook mijn grootste troef als trainer: dat ik heel eergevoelig ben. Falen is gewoon geen optie. Maar op een gegeven moment dacht ik: ik kan niet nog harder werken dan de zestien uur per dag die ik hier doorbreng. Dan heb je een tikkeltje geluk nodig. Dat kwam, met de zeges tegen Anderlecht en Charleroi.’

Voor het seizoen zei je met een boutade dat je het al heel goed zou doen als je in december nog trainer van Waasland-Beveren zou zijn, maar je doet nu als allereerste trainer van deze club in eerste klasse zelfs het seizoen uit. Wat is je geheim?

VREVEN: ‘Mijn geluk is geweest dat iedereen ons voor het seizoen afschreef. Ik zei tegen mijn spelers: of we accepteren dat, of we gaan er hard tegen vechten. Uiteindelijk bleken we, ook al zijn we een erg jonge kern met zijn ups en downs, een heel eergevoelige groep.

‘Veel spelers hebben progressie gemaakt en hebben nog veel groeimarge. Ik heb verschillende karakters, veel nationaliteiten, allemaal jonge jongens die het woord prof nog niet hadden ontleed. Met dat proces, leren denken en leven als een prof, ben ik nog elke dag bezig. Dat was de afgelopen jaren het grootste probleem van deze club. Dat je een bont allegaartje van spelers hebt, is niet zo erg. Maar dat je geen duidelijke visie hebt, twee lijnen waartussen iedereen moet lopen, dat is pas erg.

‘Door het snelle verloop van trainers zag je dat hier geen enkele duidelijkheid was. Daardoor zat de buschauffeur bij wijze van spreken op de stoel van de voorzitter, de materiaalman op de stoel van de dokter, die zat dan weer op de stoel van de trainer. Het was absoluut geen eenheid meer. Vanaf dag één heb ik alles gedaan om hier weer een wij-gevoel te creëren, want zonder dat wij-gevoel was Waasland-Beveren inderdaad een vogel voor de kat.’

PASSIONEEL

Hoe vaak heb je je dit seizoen in de beste Stijn Vreventraditie verschrikkelijk boos gemaakt?

VREVEN: ‘Ik word gewoon vaak boos. Ik ben een trainer die de hele tijd zweept en zalft. De ene noemt het boos of veeleisend, ik noem het: passioneel. Prof ben je niet alleen in de match en op training, maar vooral naast het veld. Dat eis ik, in de eerste plaats van mezelf, maar ook van mijn spelers en de mensen rond mij, tot de materiaalman en de buschauffeur toe. Als we te laat arriveren op Kortrijk door een inschattingsfout, kan ik wel doodvallen. Ik zal nooit de tekst van Trond Sollied vergeten. Die zei: ‘Small things, big difference.’ Dat maakt wel het verschil tussen een goed en een matig seizoen, zeker voor een club die niet de grote middelen heeft. Dan moet iedereen op zijn domein keihard werken, dat is de minimumvereiste.

‘Ik streef altijd perfectie na, terwijl ik weet dat ik dat zelf niet haal. Ik kan niet meegaan met trainers die vinden dat 6-1 verliezen hetzelfde is als 1-0 verliezen, omdat het ook maar drie punten betreft. Daar ben ik twee dagen doodziek van, maar ik klauter wel heel makkelijk terug uit de put.’

Toen je na die pandoering op Genk gevraagd werd hoe je je spelers mentaal ging oplappen, zei je: misschien moet ik eerst zelf mentaal opgelapt worden. Zo stel je je wel erg kwetsbaar op.

VREVEN: ‘Na Genk heb ik mijn spelers gezegd: ‘Ik stel vooral mezelf in vraag. Als ik jullie niet scherper krijg dan dit, ben ik misschien niet goed genoeg.’ Voor ik iets voor de camera of op de persconferentie zeg, spreek ik mijn spelers toe. Daar ben ik nog scherper dan in de media. Als het slecht is, is het slecht. Coaches die het na een zege altijd hebben over een verdiende overwinning, en als ze verliezen, zeggen ze dat de tegenstander beter was, begrijp ik niet. Als de tegenstander beter was, heb je het als trainer vooral zelf niet goed gedaan.

‘Ik durf tegenover mijn spelers te zeggen: ‘Dit was misschien niet de beste tactiek, of de beste wissel.’ Ik geef mijn fouten toe. Ik kan zeggen en doen wat ik wil, als mijn spelers het niet kunnen opbrengen, dan houdt het op. Af en toe ligt het lot van een trainer gewoon in de handen van zijn spelers.’

Sommige analisten vinden de impact van een trainer zwaar overschat, anderen vinden hem net heel belangrijk. Hoe groot is het belang van een trainer volgens jou?

VREVEN: ‘Het belang van een coach is ongelofelijk groot. Een voetbalcoach bepaalt de lijn, de filosofie. Ik en mijn spelers zijn vaker samen dan we met onze vrouwen en kinderen samen zijn. Als je daar geen wij-gevoel bij creëert, zal je af en toe succes hebben, maar nooit op constante basis.’

Kan je, als je op sommige posities krap zit qua bezetting, gewoon Stijn Vreven met de grote mond zijn, of moet je dan vaak op je tanden bijten, wetende dat je geen alternatief hebt?

VREVEN: ‘Het tweede. Ik heb maanden geprobeerd de concurrentie uit te spelen, maar als die concurrentie er niet is en de speler weet dat, dan moet je die speler op een andere manier prikkelen. Door bijvoorbeeld te zeggen: jouw ambitie mag nooit zijn om hier jaren bij Waasland-Beveren te blijven. Thibault Moulin is op dit niveau gekomen door gewoon een knop om te draaien en te beslissen: ik train niet langer op zestig procent.’

Hoeveel spelers à la Stijn Vreven had je in je groep?

VREVEN (denkt lang na): ‘Weinig. Een kwaliteit van een speler is zichzelf heel goed kunnen inschatten. Weten wat je kan en niet kan, daar is negentig procent van mijn groep nog naar op zoek. Mijn spelers zijn op het veld nog te braaf, te veel ideale schoonzonen. Ze moeten nog leren dat je wedstrijden niet alleen kan winnen op basis van kwaliteiten, maar ook door mentaal sterk te zijn en te knokken voor mekaar.’

CALIMEROGEVOEL

Waasland-Beveren is, net als veel clubs, al jaren een transitclub. Hoe krijg je daar een wij-gevoel in?

VREVEN: ‘Door heel open te communiceren. Als ik met iets zit, dingen die het groepsproces kunnen storen, praat ik daarover in groep, ook als daarbij spelers individueel genoemd worden. Omdat ik het als speler vaak zelf heb meegemaakt dat in groepsgesprekken trainers lang spraken over een bepaald iemand terwijl dat individu na dat gesprek nooit doorhad dat het over hem ging. Als je in een groepsproces een wij-gevoel wil creëren, moeten spelers merken dat ik als coach dingen opmerk waar ik niet mee akkoord ga. Doe ik dat niet, gaan veel spelers zich ergeren aan dingen die iedereen ziet, maar waar niets mee gebeurt.’

Je had het er ook moeilijk mee als je na een match hoorde: ‘We hebben het toch niet zo slecht gedaan, want we zijn maar Waasland-Beveren.’

VREVEN: ‘Dat gevoel is hier nog altijd erg aanwezig, onze supporters hebben het ook heel moeilijk met vanaf seconde één achter de ploeg te staan. Want, voelde je, het zal toch weer misgaan. Dat calimerogevoel is hier nog altijd aanwezig. Ik heb dat nooit gehad.

‘Ik vind dat je, hoe dan ook, altijd uit de problemen kan geraken. Er is geen enkel excuus om er niet helemaal voor te gaan. Ik weet: als wij echt allemaal slecht zijn, dan kunnen we toch, als we allemaal voor mekaar knokken, met 1-0 winnen. Ik zeg: tactiek is mentaliteit. Het willen en kunnen nakomen van afspraken.’

Welk type trainer vind je jezelf?

VREVEN: ‘Vandaag de dag moet je als coach zowel tactiek hebben als een bepaalde filosofie die je goed kan overbrengen. Anders red je het niet meer op dit niveau. Wij hebben met de spelers heel duidelijke afspraken over wat te doen en niet te doen bij balbezit en balverlies, zodat we in slechte wedstrijden altijd iets hebben om op terug te vallen. Onze filosofie is spelen vanuit de zone, met duidelijke loopacties. Bij balverlies zo weinig mogelijk energie verspillen, bij balbezit zo veel mogelijk energie aanwenden. Dat is in het begin moeilijk, want sommige spelers lopen graag overal en nergens, en zijn zo heel vaak in niemandsland.’

GEEN EXCUSES

Wat heeft je het meest verrast bij jezelf dit eerste jaar in eerste klasse?

VREVEN: ‘Dat dit echt mijn ding is, trainer zijn. Ik kom veel trainers tegen die me zeggen dat ze voetballer zijn toch het mooiste vonden. Ik vind dat niet. Ik heb me als speler regelmatig eenzaam gevoeld, omdat ik vaak vond dat er veel meer uit te halen viel.’

Je zeurt ook weinig, na een match.

VREVEN: ‘Bewust. Als ik ergens trots op ben, dan wel dat ik dat nooit heb gedaan. Schorsingen, blessures, beperkte kern, scheidsrechterlijke beslissingen? Ik wil geen excuses zoeken.’

Welke ploegen hebben dit jaar indruk op je gemaakt?

VREVEN: ‘Ik ben AA Gent gaan scouten voor de Champions League thuis tegen Lyon. Toen vroeg ik me af of ik dat ooit op Belgisch niveau had gezien: zo volwassen, zo geolied, zo duidelijk, echt top. KV Oostende had lang een goeie periode. Ook Mouscron-Péruwelz heb ik vaak gezien, en dan dacht ik: hoe is het mogelijk dat deze ploeg, idem wat OHL betreft, zo onderaan staat, met zo veel voetballend vermogen, met duidelijkheid in het systeem? Dan denk ik dat het te maken heeft met kwantiteit, meer wisselmogelijkheden om blessures en schorsingen te kunnen opvangen.’

Zijn er nog topploegen in België?

VREVEN: ‘Het niveauverschil is wel kleiner geworden tegenover vroeger. Ik heb als speler wel eens gewonnen van Anderlecht, maar dat gebeurde niet zo vaak. Je ziet het ook in het internationaal voetbal. Niemand wint nog met 7-0 of 9-0. Dat heeft puur te maken met fysieke en tactische ontplooiing van coaches. Vroeger had je een technische speler, en één die goed kon lopen. Tegenwoordig zijn de trainingen zo uitgebreid dat iedereen conditioneel in orde is. Krijg je daar nog een schep mentaliteit bij, dan kan je het veel ploegen lastig maken. Het totaalpakket van de profsporter is ook door de beschikbare technologie zo groot geworden. Voetbal is daardoor een heel andere sport geworden, een echt vak. Die verandering voelde ik als speler voor het eerst in de Bundesliga, een topcompetitie. Alles qua voorbereiding, verzorging, medische begeleiding, kracht,… was top. Tegenwoordig doe je dat overal, zelfs bij de zogenaamd kleine clubs zoals de onze hier.’

TE AMBITIEUS

Heb jij een carrièreplan?

VREVEN: ‘Nee, dan was ik nooit in eerste provinciale begonnen met Neerpelt. Ik ben echt van nul begonnen. Het voordeel is dat ik een selfmade trainer ben, ik kan echt alles, omdat ik bij die kleine clubs ook alles heb moeten doen. Ik was zelfs conciërge vroeger. In Dessel zette ik het alarm af, en weer op. Ik deed daar ook de videoanalyse tot vier uur ’s nachts. Als je geen middelen hebt, moet je creatief zijn. Ik weet wat het is als er twee van de zes lichtpalen niet werken, en die niet worden hersteld. Dan train je maar met vier lichtpalen.’

Wat moet je nog leren om een toptrainer te worden?

VREVEN: ‘Het zou niet slecht zijn als ik eens met een psycholoog ga praten. Ik denk dat ik iets te ambitieus ben en te graag win. Op een gegeven moment kunnen de spelers mijn attitude ook eens beu worden. Ik moet nog leren beseffen wanneer ik wat moet doen.’

Wat is een goeie trainer in jouw ogen?

VREVEN: ‘Een goeie trainer is open, eerlijk en duidelijk. Hij hanteert een bepaalde filosofie die hij goed kan overbrengen en waarin hij zijn spelers laat geloven als de sleutel tot succes. Belangrijk is ook dat hij de lat net iets hoger legt dan haalbaar is. Omdat je dan altijd uitdagingen hebt, en niet geneigd bent in te dommelen.’

En nu ga je genieten van play-off 2.

VREVEN: ‘Ik vind het fantastisch. Echt. Wij mochten niet degraderen of vijftiende worden. We hebben zo hard gewerkt om dat te bereiken. Dat was ons doel. Dan zou het toch ongelofelijk zijn als we daar nu de neus voor ophalen?’

DOOR GEERT FOUTRÉ – FOTO’S KOEN BAUTERS

‘Had ik in juli geweten wat ik nu weet, weet ik niet of ik er wel aan begonnen was.’ – STIJN VREVEN

‘Als de tegenstander beter was, heb je het als trainer vooral zelf niet goed gedaan.’ – STIJN VREVEN

‘Mijn spelers zijn nog te veel ideale schoonzonen.’ – STIJN VREVEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content