Een ploeg bedacht op balbezit, maar dan met spelers die sterk zijn in de omschakeling en zonder middenveld. Voorzetten naar een spits zonder kopspel. Vier aanvallers die niet weten hoe mee te verdedigen. Welkom in België, waar het surrealistische talent is verheven tot een voetbalidee.

Marc Wilmots gaat zitten voor een wit doek. Hij ontdekt de verf, de penselen en een opdracht voor zijn Europese examen: ‘Teken de voetbalweg die u zal leiden naar het dak van het continent.’ Willy pakt zijn borstel. Hoewel hij afkomstig is van het land van Hergé, de man van de artistieke klare lijn, verkiest hij de vrijheid en de vage grenzen van het impressionisme van Claude Monet en Edgar Degas.

De bondscoach begint met een bal te tekenen. ‘Onze trainer wil dat we veel balbezit hebben’, zegt Romelu Lukaku. Het is de eerste paradox van een België dat de bal wel wil, maar zijn toernooi afsluit met gemiddeld 52,1 % balbezit, ver verwijderd van de Europese referenties op dat vlak: die gaan vlotjes boven de 60 %. Cijfers zijn het die niet wijzen op een ploeg bij wie de bal centraal staat in zijn project.

Daartegenover zijn er de cijfers van Thibaut Courtois, de doelman aan wie de bondscoach steevast vraagt om voor de lange bal te kiezen. De reden: elk risico mijden, want dat wordt ‘cash betaald’, een uitdrukking met stilaan een cultstatus. Van de 145 balcontacten die de Belgische doelman heeft tijdens het EK, zijn er 68 waarbij hij het leer met een stevige trap het luchtruim instuurt. In slechts 36,7 % van die gevallen levert het de Rode Duivels de bal op. Niet de ideale manier dus om de basis voor een op balbezit gebaseerd voetbal te leggen.

Zelfde vaststelling bij de verdedigers. Tegen Italië spelen de vier Belgische verdedigers elkaar de bal eindeloos rond zonder doel. Slecht tiquitaca is het. Tiquitaca zoals Pep Guardiola het verafschuwt, omdat het weinig meer is dan ‘de bal rondspelen om hem rond te spelen, zonder enige intentie’. De spelers tussen wie de bal het vaakst heen en weer gaat tegen de Azzurri, is van Laurent Ciman naar Toby Alderweireld, van Alderweireld naar Ciman, van Alderweireld naar Thomas Vermaelen, van Vermaelen naar Alderweireld en van Vermaelen naar Jan Vertonghen.

Geen enkele keer rukt een Belgische verdediger op met de bal aan de voet, alsof ze vrezen er hun schoenen aan te schroeien als ze enkele meters opschuiven. Nochtans zou op deze manier de tegenstander worden gedwongen zijn stellingen te verlaten en dus zijn organisatie op te geven, waardoor er ruimte zou ontstaan waarvan de Rode Duivels kunnen profiteren. Maar Marc Wilmots wil geen oprukkende verdediger schilderen op zijn doek. ‘Ik word gek van een centrumverdediger die dribbelt’, bekent de coach, die ook opbiecht: ‘Risico’s nemen in de zone dicht bij ons eigen doel? Bij mij vergeet je ’t beter.’

SPOORLOOS MIDDENVELD

Voor de Belgische verdediging schildert Marc Wilmots het nummer 6 Axel Witsel. Met veel superlatieven omschreven als de hoeksteen van het Belgische spel, komt de controlerende middenvelder van de Rode Duivels in Frankrijk nochtans aan minder baltoetsen (321) dan Eden Hazard (361) of Kevin De Bruyne (351). Teams die zich rond de bal organiseren doen dat op het ritme van een orkestmeester op het middenveld, maar bij België heeft Witsel niet dezelfde impact op de muziek van zijn ploeg. Met 258 passes is hij lichtjaren verwijderd van het concert dat door Toni Kroos wordt opgevoerd (548 passes).

Witsel volgt vooral de bochten van zijn eigen verdediging, ver van het defensieve blok van de tegenstander. Hij ontvangt de bal nooit tussen de linies, en breekt zelden door de organisatie van de tegenstander met de bal of een dieptepass. Alleen de vier geslaagde dribbels van Mousa Dembélé tegen Ierland of het risicovolle spel van Radja Nainggolan (19 dieptepasses) stelden de Duivels zo nu en dan in de gelegenheid de verdedigende organisatie van de tegenstander te ontwrichten. Maar noch de een noch de ander past het kostuum van de patron: het is niet op maat van hun kwaliteiten gemaakt.

Onduidelijkheid troef dus over het Belgische middenveld. Redelijk absurd, als je zegt aan een voetbal te bouwen dat is gebaseerd op balbezit. De aankondiging van de selectie, ergens in mei, deed al de wenkbrauwen fronsen: tussen de 24 namen zaten er slechts vier middenvelders. Terwijl Spanje, het koninkrijk van de bal, een toekomst in 0-10-0 voor ogen heeft, installeert Marc Wilmots ‘een systeem met praktisch vier aanvallers’, een soort van 4-2-4 dat snel een 5-0-5 wordt wanneer Witsel voor de verdediging blijft hangen en Nainggolan zich in de enkels van de tegenstander vastbijt, of een 6-0-4 wanneer de Duivels ‘met zes in blok verdedigen’.

DRIBBELEN ALS SYSTEEM

Zonder opbouw vanuit het middenveld is België overgeleverd aan zijn offensieve compartiment dat afhaakt om toch maar een rol van betekenis te kunnen spelen. Terwijl ze eigenlijk de bal tussen de linies zouden moeten ontvangen, moeten Kevin De Bruyne en Eden Hazard zelf het spel gaan opbouwen. Op die manier vertroebelen ze nog wat meer de lijnen op Marc Wilmots’ doek, waardoor dat helemaal uitdraait op een impressionistisch werk met slechts min of meer van elkaar te onderscheiden kleuren.

Terwijl het een laatste toevlucht zou moeten zijn, wordt bij de Rode Duivels de dribbel de bestaansreden van hun spel. Het individuele exploot verheven tot spelsysteem. ‘Er is bij België veel improvisatie. Het is veeleer een verzameling van individuele talenten dat speelt op inituïtie’, zegt de Zweedse bondscoach Eric Hamren, wanneer we hem uitnodigen om samen naar het doek van Marc Wilmots te kijken. Willy is niet onder de indruk. Na de wedstrijd heeft hij zijn repliek al klaar: ‘Als je hen vrijheid geeft (hij bedoelt De Bruyne en Hazard, nvdr), hoe wil je dan dat de tegenstander ons spel doorgrondt en zich aanpast?’ Met andere woorden: schrijf niets, dan zal niemand ons kunnen lezen.

Het talent van Hazard in één-tegen-éénsituaties wordt dus de hoofdgedachte waarop ons nationale elftal steunt. Gelukkig voor België steekt Eden in een uitstekende vorm bij de start van het EK. Met 24 geslaagde dribbels uit 29 pogingen laat hij de concurrentie mijlenver achter zich (20 dribbels voor Gareth Bale, 12 voor Julian Draxler) en creëert hij meerdere doelkansen. Geholpen door Dries Mertens (5 dribbels, net als De Bruyne) of Yannick Carrasco is de aanvoerder de man die het voetbal van de Duivels vorm geeft.

Aangezien het is gestoeld op het individu en zijn dribbels, is het offensieve voetbal van de Rode Duivels logischerwijs egoïstisch. Een absurd voetbal is het, waarin de twee posities met het hoogste aantal baltoetsen de linksbuiten (Hazard met 361 baltoetsen) en de rechtsachter (369 baltoetsen voor Meunier en Ciman samen) zijn. De misverstanden stapelen zich op, zelfs wanneer de tegenstander zelden geziene boulevards openlaat voor de tegenaanval. Tegen Hongarije is meer dan eens te zien hoe Hazard, De Bruyne, Romelu Lukaku en Dries Mertens elkaar met gebaren hun onvrede duidelijk maken. De Belgen geven nooit de indruk dat ze weten wat ze doen, in dit voetbal met onvoorspelbaarheid als grootste troef. Er wordt alleen aangevallen, of met z’n tweeën, maar de rest van de ploeg stapt niet mee in een choreografie die de tegenstander met infiltraties aan het wankelen zou kunnen brengen.

België spint garen wanneer het zich met slechts enkele spelers in aanvalssituaties bevindt tegenover slechts enkele tegenstanders in een ontregelde defensie. Niet toevallig ontstond de openingsgoal tegen zowel Ierland als Zweden na een vrije trap voor de tegenstander rond de Belgische zestien meter. Wanneer de Duivels zelf met meetlat en passer aan de slag moeten om een aanval in elkaar te steken, hebben ze het lastig.

EEN MUUR SLECHTEN

De steile opmars van België op de FIFA-ranking heeft ervoor gezorgd dat het steeds vaker een hecht blok tegenover zich krijgt op het veld. Vaak volstaat dat voor de tegenstander om het de Rode Duivels moeilijk te maken. Hij hoeft er niet eens buitengewoon sterk voor te verdedigen. Tegenover zo’n defensief blok neemt het realisme van Marc Wilmots de bovenhand. Als zijn concollega een muur schildert, volstaat het volgens Willy om erover te klimmen of errond te gaan. ‘Als er geen ruimte is, moet je er langs de flanken proberen door te komen’, verkondigt hij plechtig en met veel gezond verstand. Alsof je niet ook moet proberen bressen te slaan door het centrum.

En dus zoekt de bondscoach zijn toevlucht tot het luchtruim, met lange ballen verstuurd door een verdediging die het wordt verboden risico’s te nemen, en voorzetten vanaf de flanken. Bestemmeling: Romelu Lukaku, van wie het kopspel nooit zijn grootste kwaliteit is geweest, en al zeker niet wanneer hij tegenover een goed georganiseerde verdediging moet opboksen. Afgelopen seizoen won Big Rom slechts 39 % van zijn kopduels in de Premier League. Slechts 17 % van zijn doelpogingen vloeiden voort uit een stilstaande fase. Zijn bovengemiddelde cijfers tijdens het Euro (51 % gewonnen luchtduels) konden de kritiek niet doen verstommen. Een kritiek die vaak vergeet vast te stellen dat hij bij de Rode Duivels in een spelstijl wordt gedwongen die hem niet ligt, mede door het gebrek aan beweging in de offensieve acties. Christian Benteke – 57 % van zijn luchtduels gewonnen in Engeland – is de perfecte aanvaller om ‘voorbij de muur’ te geraken. Alleen: hij speelt niet. Het Belgische elftal lijkt meer op een verzameling van de elf grootste talenten dan op een ploeg die rond een idee is gebouwd. ‘Ik wil me niet te veel met de zaken van Marc Wilmots moeien, maar ik heb de indruk dat hij te hard zijn beste spelers wil behagen door hen allemaal samen op de mat te brengen’, zei onlangs Claude Puel, de nieuwe coach van Southampton.

Het resultaat van dit alles? Een Belgische ploeg die tot vervelens toe ballen voor doel gooit (144 centers, op één na het hoogste aantal van alle deelnemers, en 41 hoekschoppen), maar ze zelden bij een ploegmaat ziet aankomen (slechts 13 kopballen, 7 landen doen beter). Geen enkele tegenstander wordt erdoor in verlegenheid gebracht. Wat rest er dan nog, als de dribbels en de voorzetten nergens toe leiden? Het schot vanop afstand. Een wapen waar door de Duivels overvloedig gebruik van is gemaakt. Met 53 schoten van buiten de grote rechthoek – het grootste aantal van alle ploegen – was het bij gebrek aan bewegingen om de tegenstander te ontregelen hun belangrijkste wapen. De Bruyne schoot het vaakst (16 keer), gevolgd door Nainggolan (9 schoten, waarvan 2 doelpunten), Mertens en Hazard (elk 8 keer). Wanneer die schoten niet naast of over de muur gingen, werd dan maar zonder nadenken hard genoeg getrapt, in de hoop dat de bakstenen het begaven.

ROOD LICHT

Bij gebrek aan ideeën om iets met het balbezit aan te vangen, heeft België nog een andere optie. Marc Wilmots neemt een nieuw wit canvas en schildert iets met overgangen en een offensief spel ‘met weinig tegen weinig’ dat systematisch rond zijn ’talenten’ draait. Het is het België dat zich in blok terugtrekt tegen Zweden en op de counter mikt. Of dat hoog druk zet tegen een Hongarije dat vasthoudt aan zijn 4-3-3, ondanks dat het daardoor ruimte weggeeft aan een België dat in eenzelfde systeem de bovenhand haalt door een verschil in individuele kwaliteit.

Dit België is verwoestend en telegeniek, vertrouwend ook op de kwaliteiten van Thibaut Courtois om achterin de nul te houden. Zonder twijfel is het die gedachte die zich in de hoofden nestelt nadat Nainggolan de score heeft geopend tegen Wales. Achteruit leunen om beter te kunnen scoren – zoiets. Waarom ook niet? Als België druk zet, doet het dat immers nooit collectief en worden er door enerzijds het temperament van Ninja Nainggolan en anderzijds de koudbloedigheid van Witsel ruimtes opengegooid waarop de tegenstander zich verkneukelt.

Probleem echter is dat het principe van de individuele mandekking niet strookt met dat van een laag blok. Op het defensieve systeem is niet collectief gewerkt bij de Duivels. Het legt de verantwoordelijkheid bij het individu en niet bij de ploeg. Emanuele Giaccherini profiteerde er al van in de eerste wedstrijd. Hij dook op tussen Alderweireld en Ciman en zaaide twijfel over wie en hoe er nu gedekt moest worden. Een probleem dat niet nieuw was, maar al aan de oppervlakte kwam in het oefenduel tegen Zwitserland telkens als Xherdan Shaqiri naar binnen sneed.

Antonio Conte deed er zijn voordeel mee, net als nadien Zlatan Ibrahimovic en Balasz Dzsudzsak, alvorens Gareth Bale en Aaron Ramsey het mes nog wat dieper in de kwetsbaarheid van de Belgische defensieve organisatie duwden. Het doelpunt gescoord uit een hoekschop door het ‘Welshe treintje’ haalde definitief de bewering van Wilmots onderuit dat je alleen met een individuele mandekking onklopbaar bent bij stilstaande fases. De kopbal van Ashley Williams betekende de doodsteek van het Belgische ‘systeem’.

En zo is Wales nog maar eens de Nemesis van het Belgische voetbal gebleken. De godin van de rechtvaardige wraak, een oude demon georkestreerd door Chris Coleman, met een spelsysteem dat lastig te ontregelen is ondanks vaak middelmatig individueel talent. Maar dat middelmatige talent slaagt er wel in om zich dankzij een feilloze tactische voorbereiding in te schakelen in een organisatie die zijn deugdelijkheid bewijst. Helemaal het omgekeerde van een België dat zijn grote voetbalexamen voorbereidde terend op talent, maar dat het uiteindelijk helemaal begaf op een geniale bevlieging van Hal Robson- Kanu. Een aanvaller zonder contract, maar wel met het ideale profiel voor een systeem waarin niets aan het toeval is overgelaten.

DOOR GUILLAUME GAUTIER – FOTO’S BELGAIMAGE

Het Belgische elftal lijkt meer op een verzameling van de elf grootste talenten dan op een ploeg die rond een idee is gebouwd.

De bovengemiddelde cijfers van Lukaku tijdens het EK konden de kritiek niet doen verstommen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content