Zondag begint in Zolder een nieuw wereldkampioenschap motorcross.

In de MX1-klasse wil Joël Smets (35) na een seizoen vol kommer en kwel

weer volop meedoen voor de titel.

“Ik had niet met de ‘wat áls-vragen’ willen blijven zitten. Wat áls ik nog niet gestopt was. Wat áls ik het nog in me had om wereldkampioen te worden. Het is die redenering die mij de kracht geeft om aan een nieuw slopend seizoen te beginnen.” Aan het woord is professionele weerstandsmens Joël Smets.

Het zag er lang kwaad uit voor de carrière van de 35-jarige, vijfvoudige wereldkampioen motorcross uit Dessel. Maar er is blijkbaar meer nodig dan gescheurde kruisbanden en een bacteriële infectie om Smets op non-actief te zetten. Hij vocht terug en kijk, in het Britse Hawkstone, een internationale voorbereidingswedstrijd van het hoogste niveau, overklaste Smets de tegenstand als in zijn beste jaren. En deugd dat dat deed. “Die zege had op geen beter moment kunnen komen”, bekent Joël Smets. “Ik wist niet hoever ik stond en hoever ik kon komen. Dit is de ultieme bevestiging dat ik het niveau nog aankan, al dat zware werk is niet voor niets geweest. Eigenlijk is mijn comeback al geslaagd nog voor het seizoen is echt begonnen.”

Was er een moment dat je echt dacht dat het over was ?

Joël Smets : “Nee. Ik heb altijd geloofd dat ik kon terugkomen, anders was ik er gewoon niet aan begonnen. Natuurlijk was ik wat onzeker, maar in principe geldt dat voor het begin van élk seizoen. Het is iedere keer opnieuw afwachten. Ben ik vooruitgaan ? Was mijn winter goed genoeg ? Hoe zit het bij de anderen ? En wat zijn de krachtsverhoudingen tussen de motoren ? Daar kwam voor mij nog bij : ben ik écht terug op niveau na die blessure ? Zeker omdat ik weer een extra jaar anciënniteit meesleep.”

We kunnen ons moeilijk inbeelden dat iemand met jouw palmares dit jaar tevreden zal zijn met een seizoen in de schaduw.

“Nee, dat gaat niet door. Zodra ik merk dat pakweg een tiende plaats voor mij het hoogst haalbare is, hou ik er meteen mee op. Ik strijd verder omdat ik mijn sport doodgraag doe en omdat ik er na al die jaren nog steeds voldoening uit haal. Maar ik ken mezelf : die voldoening zou vlug verdwijnen als de resultaten wegblijven. Ik zal droevig zijn wanneer ik moet stoppen, maar als het echt niet gaat, vind ik wel dat ik mijn conclusies moet trekken. Stilaan voel ik me klaar om die stap te zetten ; eigenlijk hou ik er vanaf mijn dertigste al ieder jaar rekening mee dat ik misschien wel aan mijn laatste seizoen begin. Volgens mij heb ik mijn sportsucces voor een groot deel te danken aan mijn nuchtere kijk en mijn relativeringsvermogen. Ik zou niet willen dat ik die eigenschappen op het einde van mijn carrière verlies. Even voor de duidelijkheid, zo ver is het nog niet hé ( lach).”

Generatiegenoten als Marnicq Ber-voets, Andrea Bartolini en de broertjes Shayne en Darryl King hebben de cross nochtans al verlaten.

“Dat besef ik. Ik word 36, in mijn sport is dat oud, zeker om nog echt aan de top te staan. Zoals een Mario Cipollini, op je 38e nog met de besten meedoen, kom je er in de motorcross geen tegen. Voor één wedstrijd kan dat misschien nog, maar voor een heel WK, wat toch een regelmatigheidscriterium over zeventien wedstrijden is… De lichamelijke opofferingen die je daarvoor moet opbrengen, zijn meedogenloos voor een oudere sporter. Al denk ik dat ene Joël Smets het wel zal kunnen ( bulderlach).”

Omdat je pas laat in de profsport bent gestapt ?

“( Knikt.) Dat speelt zeker mee. Iemand als Marnicq Bervoets reed al wereldkampioenschappen toen hij zestien jaar was, ik werd pas prof op mijn 23e. Dat voel je wel op latere leeftijd, denk ik. Ik ga ervan uit dat ik nu in de jaren zit die ik nog te goed had van vroeger. Maar tot mijn veertigste rijden zal wellicht niet lukken. Ik bekijk het zo : als dit een goed seizoen blijkt te zijn, dan doe ik er zonder twijfelen nog een jaar bij.”

Niet tot je veertigste, zeg je. Dan blijven er dus maximaal nog drie jaar over.

“Als ik op mijn veertigste nog wereldkampioen zou kunnen worden, dan ga ik het natuurlijk niet laten. Maar je moet realistisch zijn en ik maak mezelf niets wijs. Er komt een tijd dat mijn lichaam zal zeggen dat het genoeg is. Al voel ik me op dit moment conditioneel super, eerlijk waar.”

Zijn er al plannen voor na je carrière ?

“Er zijn wel dingen die me interesseren, ja. Ik zie in België zoveel verdeeldheid binnen de sport. Al die problemen, al die bobo’s die zich vastklampen aan hun postje, al die vastgeroeste structuren. Daar zou ik na mijn carrière iets aan willen doen. In de motorcross vind je die problemen gelukkig iets minder dan in andere sporten, maar toch is er te veel versnippering en verspilling. Dat is niet goed voor het imago en de uitstraling van de sport, en ik denk dat het beter kan. Ik zeg dat enigszins uit idealisme, want financieel gezien ligt daar mijn toekomst niet ( grinnikt). Maar een mens moet idealen hebben en ik zou het tof vinden als Joël Smets zijn steentje kan bijdragen aan een gezondere motorcross in België. Ik geloof in die sport, het is mijn leven. De motorcross, de beste combinatie van topsport en spektakel die er bestaat, verdient een sterke professionele structuur. ( Bevlogen.) Ik heb het nu over jeugdbegeleiding, ambitieuzere sponsoring… Versta me niet verkeerd, ik koester geen ambitie om voorzitter te worden van gelijk welke federatie. Een leven van de ene vergadering naar de andere lopen is niks voor mij. Ik zou mezelf graag zien in een bufferfunctie die mensen uit het beleid en de praktijk dichter bij elkaar brengt.”

Laten we het even hebben over 2004, wellicht niet meteen je favoriete jaar. Het begon met een val in een Italiaanse voorbereidingswedstrijd waar je je kruisbanden scheurde.

“Ik werd slachtoffer van mijn kenmerkende overdreven enthousiasme ( wrange lach). Voor het eerst in tien jaar veranderde ik van team. Mijn overstap van Husaberg naar KTM telt niet echt, want uiteindelijk bleef ik binnen hetzelfde motorenconsortium. Toen kwam Suzuki met een uitdaging waar ik geen nee tegen kon zeggen. Als Sylvain Geboers je komt halen en je een volledig nieuw motorconcept belooft, dan twijfel je niet. De voorbereiding liep ook fantastisch, supergemotiveerd startte ik in Mantova, de eerste serieuze test van het seizoen. Ik wou mezelf en de buitenwereld bewijzen dat ik er helemaal klaar voor was. Tja, impulsief ben ik altijd al geweest. Het was niet de eerste keer dat ik zwaar viel en het zal ook niet de laatste zijn. Achteraf kan je zeggen : hoe is het nu mogelijk dat je je op dat punt in je carrière zo laat vangen ? Ik had misschien wel veel wedstrijdervaring, maar van team veranderen was helemaal nieuw voor mij. En ik legde mezelf te veel druk op.”

Ben je dat seizoen ook niet te vroeg teruggekomen ?

“Na overleg met het team en de artsen besloten we de blessure in eerste instantie niet te laten opereren. Achteraf kan je zeggen : dat was stom, maar we wisten toen dat de kansen fiftyfifty waren. Het wereldkampioenschap kon ik eigenlijk al vergeten, maar we hoopten toch dat ik heel het jaar op een fatsoenlijk niveau zou kunnen draaien en met die operatie wachten tot na het seizoen. Weet je wat ook meespeelde ? Dat ik voor de eerste keer in mijn leven een grote prijs zou gaan missen. Dat was sinds de start van mijn carrière, in 1990, niet gebeurd. Ik dacht : zeg, het nieuwe seizoen kán toch niet beginnen zonder Joël Smets ? Ofwel wachten ze hier allemaal om te starten ofwel raak ik klaar ( bulderlach). Kijk, ik had slimmer moeten zijn en me meteen laten opereren, maar toch heb ik geen spijt van die beslissing. Het was een weloverwogen keuze, waarvan ik de risico’s kende. Tot ik inzag dat een operatie niet meer kon wachten. Het was gepland voor vrijdag, op dinsdag kreeg ik een bacteriële infectie.”

En die was blijkbaar ernstig. Je lag zelfs op intensive care.

“Ze kregen niet gevonden welke bacterie me nu eigenlijk had aangestoken. Daar gaat normaal altijd wel wat tijd over, maar ondertussen verspreidde die bacterie zich wel in mijn lichaam. Mijn lever werd aangetast, wat gevaarlijke gevolgen kon hebben voor mijn hart. Wanneer afvalstoffen zich vastzetten op je hartkleppen, kan het snel gaan, vandaar dat ze me onder permanente observatie hielden op intensive care. Ik kreeg zelfs extra zuurstof toegediend. Eigenlijk mag ik van geluk spreken dat er geen blijvende schade was.”

Nu ben je weer honderd procent fit ?

“Ja hoor. Die bacterie is helemaal weg. Van mijn buikspieren en mijn lies, sowieso mijn zwakke plekken, heb ik na een zware inspanning soms wel wat last, maar volgens de dokter zou dat in de nabije toekomst moeten verminderen. Met de kruisbanden lijkt alles voorlopig ook dik in orde. Ik rijd nu met een brace en dat ging in de voorbereidingswedstrijden toch niet slecht.”

Wat zijn nu je ambities voor dit jaar ? Word je opnieuw wereldkampioen ?

“Dat blijft altijd de droom, die door mijn goede prestaties in de voorjaarswedstrijden weer iets vuriger wordt. Ik weet hoe zoet zo’n wereldtitel smaakt, ik heb het al vijf keer meegemaakt. In ieder geval beschouw ik mijn carrière nu al als geslaagd, ongeacht wat er nog bijkomt. Het kan eigenlijk alleen maar nog mooier worden. Zoals ik me nu voel, moet ik in de meeste GP’s kunnen meevechten voor de podiumplaatsen en dan is alles mogelijk. Wie de meeste regelmaat heeft over 17 wedstrijden wordt wereldkampioen. Als ik dat niet word, dan ga ik toch dicht eindigen volgens mij.”

In de voorbeschouwingen spreekt men over twee topfavorieten en jij bent daar niet bij. Steekt dat niet voor iemand met jouw palmares ?

“Totaal niet. Ik vind het logisch dat de mensen zich afvragen of ik nog wel kan terugkomen. Tot enkele weken geleden zat ik zelf met dezelfde vraag. Ik wil er in ieder geval alles aan doen, laten zien dat men toch nog rekening moet houden met de oude aap ( glimlach). Ik vertrek als underdog, maar die kan ook gevaarlijk zijn. Ik kan het weten, als favoriet heb ik ook al titels verloren. En ik zou het zeker ook niet erg vinden als de andere renners mij niet speciaal in het oog houden.”

Om de titel op een diefje mee te graaien ?

“Ik hoop het, ja. Maar Stefan ( Everts, nvdr) en Mickaël Pichon blijven de te kloppen mannen. Met hen zal ik in eerste instantie moeten afrekenen.”

Sinds Everts in dezelfde categorie als jij uitkomt, is er altijd wel wat gebeurd waardoor je niet met gelijke wapens aan de start kwam. Akkoord ?

“Dat is wel een klein beetje zo, ja, maar ik wil daar geen excuus in zoeken. In 2001 en 2002, toen we nog samen streden in de 500cc, had ik echt het gevoel dat ik minstens zijn evenknie was, intrinsiek zelfs een beetje vlugger dan hij. Maar Stefan won wel de titels en die pak ik hem niet meer af. Vanaf 2003 rijden we met lichtere moto’s, wat voor mij een duidelijk nadeel was, want ik moest in feite heel mijn rijstijl omgooien. Al is dat, opnieuw, allemaal geen excuus.”

Hoe is je persoonlijke relatie met Stefan Everts ?

“We komen goed overeen, al kunnen we onmogelijk echte kameraden zijn, want dan moet je alles tegen elkaar kunnen vertellen en dat gaat bij ons nu eenmaal niet. Na het seizoen durven we al eens samen een pintje drinken, tijdens de competitie ligt dat anders. Je zou eens moeten zien hoe wij tijdens de wedstrijd elkaar het leven zuur kunnen maken. ( Wegdromend.) Op zo’n moment gun ik Stefan niets. Zo hoort het ook, daarvoor komen onze supporters kijken.”

Ons land ziet met Cédric Melotte en Kevin Strijbos een beloftevolle generatie jonge motorcrossers opduiken. Hoe sta jij tegenover die jongens ?

“Ik ken ze natuurlijk al lang, vooral Kevin Strijbos dan. Ik vind het plezant dat er nieuw talent komt kijken. In zekere zin houden zij mij scherp met hun jeugdig enthousiasme en hun frisse rijstijl. Ik leer van hen zoveel als zij van mij.”

Wie is over tien jaar ’s werelds beste motorcrosser : Melotte, Strijbos of nog iemand anders ?

“In België is normaal niemand zo sterk als Kevin Strijbos, en dat zeg ik niet omdat hij mijn teamgenoot is. Ik geloof echt dat Kevin het meeste talent heeft en puur fysiek de grootste capaciteiten. Al weet je nooit hoe iemand ontwikkeld, of hoeveel karakter Kevin zal tonen en hoeveel wil om te winnen. De vraag is : hoe groot is de honger ? En wil Kevin per se wereldkampioen worden of is het podium voor hem mentaal al goed genoeg.”

door Jef Van Baelen

‘Wereldkampioen worden blijft toch de droom. Ik weet hoe zoet zo’n titel smaakt.”Ik ga ervan uit dat ik nu in de jaren zit die ik nog te goed had van vroeger.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content