Veertien jaar geleden debuteerde op de Bosuil Hans-Peter Lehnhoff. Hij is teammanager van Bayer Leverkusen nu, maar zal altijd een beetje Antwerpenaar blijven.

De spelerscarrière mag dan voorbij zijn, de roem is nog niet vergaan – noch de look. Op de korte weg van de catacomben naar het oefenveld wordt Hans-Peter Lehnhoff twee keer aangeklampt voor een handtekening. Een jongeman staat hem met een fotoboek op te wachten, een dame van middelbare leeftijd houdt een shirtje voor ondertekening klaar.

“Ik vergeet nooit,” lacht Lehnhoff, “de viering van de overwinning in de bekerfinale op het balkon van het Antwerpse stadhuis. Twee vrouwen wierpen hun beha en hun slipje naar boven. Ik heb ze graag getekend en weer naar beneden gegooid, tuurlijk.” Ja, zo zijn er hem nog wel meer anekdotes bijgebleven. “In een discotheek kwam er eens een meisje naar mij : mag ik, vraagt ze, een handtekening van jou ? Natuurlijk, zeg ik haar, heb je een stukje papier ? Niet nodig, antwoordt ze, waarna ze haar T-shirt omhoogtrekt. Ik was blij dat ik zo’n lange naam had ( lacht). Ja, in Antwerpen signeerde ik wel vaker borsten. In Duitsland kan je dat niet maken; ik denk ook niet dat een Duits meisje zoiets doet. Het is een andere mentaliteit. In België heb ik op de buik geschreven, op de benen, op… op foto’s ook natuurlijk. Och, misschien ben ik wel honderd keer met dezelfde mensen op de foto gegaan.”

Vorig seizoen tekende Hans-Peter Lehnhoff (38) een driejarig contract als teammanager van Bayer Leverkusen, functie tussen bestuur, trainer en ploeg waarin hij huidig bondscoach Rudi Völler opvolgde. “Fantastisch”, vindt hij. “Het beste wat mij kon overkomen. De jackpot, zegt men.”

De mayonnaise

Veertien jaar geleden arriveerde Hans-Peter Lehnhoff rond deze tijd op Antwerp. George Kessler haalde hem weg bij Keulen, waar ze met elkaar hadden samengewerkt en de finale van de Uefacup bereikt. “Ik kende er problemen met Christoph Daum“, vertelt hij. “Een week spelen, dan weer veertien dagen niet, weet je wel. Antwerp betaalde veertien miljoen voor mij. Tijdens de onderhandelingen in de buurt van Aken haalde Eddy Wauters een stuk uit een krant boven. Antwerp stond op kop, vòòr Anderlecht en Brugge. Ik werd uitgenodigd voor een avondmatch, dan zie je weinig van het stadion, hé ( lacht). Belangrijk voor mij was vooral het veld, en de grasmat was een van de beste van België. Dat stadion was dan wel heel oud, maar er was iets speciaals mee. Ik heb toen iets gevoeld. Dat had, denk ik, te maken met de sfeer en de supporters. Je hebt stadions die halfvol en halfleeg zijn, hé. Nu, in dat eerste seizoen kwamen er voor de wedstrijden tegen Anderlecht, Brugge en Beerschot alleen al meer dan honderdduizend mensen kijken.

“Eigenlijk, het enige verschil was dat ik mijn schoenen weer zelf moest kuisen”, herinnert hij zich. “In Keulen gooiden wij die in een bak en vonden we ze de dag erna gepoetst terug in de kleedkamer. Iedere speler betaalde daarvoor vijfhonderd frank extra aan de man die ze moest reinigen, omdat het in de winter toch vaak zeer veel werk vergde. De materiaalmeester van den Antwerp gaf ik ook wel eens één of tweeduizend, zelfs vijfduizend frank. Hier in Leverkusen leggen we daarvoor op het eind van het seizoen ook geld uit. Drie mensen zijn dan ook 24 uur op 24 beschikbaar. Na Europese wedstrijden komen die soms maar om zes, zeven uur ’s ochtends thuis, omdat ze ’s nachts nog alles moeten schoonmaken.

“Voor de eerste verplaatsing werden er ’s middags warempel frieten met mayonnaise gegeten, en dan werd er nog een potje mayonnaise extra besteld, weet je wel”, glimlacht Lehnhoff. “Vier uur voor mijn eerste thuiswedstrijd met den Antwerp waren er zò’n steak aan het eten. Kracht, dachten ze, terwijl dat minstens acht uur in je buik blijft hangen. Ik zei : neen, dat moet ik niet. Bij Jenny beneden ben ik toen een spaghetti met kip en salade gaan vragen. Drie weken later at iedereen hetzelfde. Gelukkig waren er veel minder afzonderingen dan in Duitsland. Op afzondering gaan, eigenlijk is dat : zwak zijn. Het is om spelers van de drank en de vrouwen af te houden. Controle, ja, als bij twaalfjarigen, terwijl het allemaal volwassen mensen zijn. Stom, maar het is zo.”

De vrienden

Zeven jaar speelde Hans-Peter Lehnhoff voor Antwerp, dat in die tijd vice-landskampioen werd, de beker won en een Europese bekerfinale in Wembley haalde. “De zeven mooiste jaren in mijn voetbalcarrière,” bekent hij, “omdat ze mij als mens het meest gegeven hebben. Sportief bood Leverkusen mij meer, met twee tweede plaatsen in de Bundesliga en twee keer de tweede ronde van de Champions League, maar in Antwerpen was het alles eromheen dat mij… Duitsland is steriel, weet je : voetbal, mens, familie, dat is gescheiden, hé. In Antwerpen is het één. Hier kan je na een wedstrijd nergens naar een supporterslokaal gaan. Den Antwerp, dat was… feesten, ja, fantastisch. In goeie tijden is het makkelijk natuurlijk, maar als je verliest en met de hele ploeg weggaat, zie je dat de samenhorigheid toch groot is. Beetje samenzitten, beetje eten, beetje drinken, klein babbeltje doen, ook over voetbal… en de slechte dingen aanraken, eerlijk zijn tegenover elkaar. Met Walter Meeuws deden we dat veel. Zelfs na de training gingen we wel eens een pintje drinken met de ploeg en de trainer.

“Antwerpen, België is een stuk van mij, van mijn leven geworden. Het allermooiste is de vriendschap, de vrienden waar ik na zeven jaar nog altijd kan terugkeren, wat ik dan ook geregeld doe. Mijn kinderen gaan er zelfs op vakantie, naar Sint-Job. Twee jaar geleden zijn we naar De Panne geweest – het moet niet altijd Mallorca of Saint-Tropez zijn, hé ( lacht). Nochtans, in het begin was ik niet honderd procent overtuigd, hoor. Misschien omdat je al wel veel van de wereld hebt gezien, maar er niet van geproefd hebt. Het was de eerste keer dat ik echt een land leerde kennen via zijn volk, zijn mensen. Voor een voetballer is dat af en toe ook belangrijk, om niet alleen maar altijd aan de centen te denken. Het mooiste is dat je een stad of land hebt waarvan je voelt : voor mij is dat hetzelfde als Duitsland. Of ik naar mijn ouders in Aken ga of naar Antwerpen, dat is juist hetzelfde.”

“Jammer dat we dat eerste jaar geen kampioen zijn geworden”, bedenkt hij. “Daarna ging het anderhalf jaar wat minder en is het met Walter Meeuws weer naar boven gegaan. Op één derby na wonnen we die tijd altijd van Beerschot. De enige die we verloren was wel de enige die rechtstreeks op televisie is gekomen : 1-5. Kessler tegen Barry Hughes, ja, niet de beste vrienden ( lacht). Mijn beste herinnering aan Kessler was de topwedstrijd tegen Anderlecht in mijn eerste seizoen. Cisse Severeyns was 18 en topschutter. Kessler zei : Cisse, je bent mijn belangrijkste speler, dààrom speel je niet. En wat doet Cisse ? Inkomen en de winning-goal maken. Na de wedstrijd zegt Kessler : Cisse, wat heb ik jou gezegd ? Juist trainer, zegt Cisse, je hebt gelijk. Onvoorstelbaar, hé, want ben je 28, dan denk je natuurlijk : die man is gek.

“De grootste troef van Kessler was zijn uitstraling. Grote man, kostuum, wit haar, daar had iedereen respect voor. Of het altijd juist was wat hij zei, was wel iets anders ( lacht). De grootste fout die hij maakte, was later nog eens terugkeren naar Antwerp. Hij was dan al ziek, maar niemand wist dat. Bovendien, hij wou het juist op dezelfde manier doen, terwijl de tijden helemaal veranderd waren. Ik heb ook niet begrepen dat als iemand zo oud is, hij dan nog op het veld kan staan. Dat doe je niet. Nu, Wauters haalde hem terug, omdat hij dacht dat met Kessler de goeie tijden zouden herleven, maar ik denk dat daar meer componenten voor nodig waren.”

“Het probleem van Antwerp is sponsors zoeken”, aldus Lehnhoff. “In Antwerpen zit heel veel geld, zitten héél grote potentiële sponsors, maar je moet die mensen aanspreken. Misschien moet je ook zelf eens initiatief nemen, maar je weet ook : Wauters laat niet iedereen binnen, hé. Ik had met hem een haat-liefde-verhouding. Nu ik het voetbal ook een beetje vanaf de bestuurszijde zie, kan ik toch zeggen dat er situaties waren waarin hij gelijk had ( lacht). Niet correct vond ik dat mij gezegd werd dat ik de club voor 20 miljoen kon verlaten, dat ik dat met hun goedkeuring met de hand bijschreef in mijn contract, maar aan Leverkusen uiteindelijk toch 20 miljoen meer werd gevraagd en dat ook werd afgedwongen via de Uefa. Leverkusen was daarvoor heel kwaad. Ik had gerekend op een zuiver afscheid, maar : neen dus. Een beetje triestig vond ik dat Paul Bistiaux dan nog aan Bayer vroeg om den Antwerp te sponsoren.

“Ik ben er vertrokken omdat de zeven moeilijke jaren er zaten aan te komen én omdat ik voelde : ik kan haast niet meer bewegen. In Leverkusen kwam ik met twee kilo te veel aan en het duurde twee, drie maanden voor ik het tempo weer helemaal aankon. Anderzijds, was ik bij den Antwerp gebleven, dan voetbalde ik nu waarschijnlijk nog altijd.”

De Marken

Bayer Leverkusen is een fenomeen : een sympathiek, maar goed gestructureerd kleintje dat zich de laatste zes jaar vrij stabiel aan de top van de Bundesliga manifesteert en zich ook telkens voor de Champions League kwalificeerde. “Het stadion met een capaciteit van slechts 22.000 toeschouwers is iedere wedstrijd uitverkocht. Met Bayern München spelen wij het beste voetbal van Duitsland,” vindt Hans-Peter Lehnhoff, “maar het probleem is dat wij veel spelers niet kunnen houden. Emerson werd voor 50 miljoen Mark (1 miljard frank; 25,5 miljoen euro) verkocht aan AS Roma, waar hij 11 miljoen Mark (226,9 miljoen frank; 5,6 miljoen euro) verdient. Bayern wil Lucio en Ballack, Arsenal wil Nowotny, Deportivo La Coruña deed al een bod van 25 miljoen Mark op Zé Roberto… Elk jaar moet je een nieuwe ploeg bouwen en dan is de zeer moeilijke kunst aan de top te blijven. Iedere keer een hoog niveau halen en Europees voetbal afdwingen, is belangrijk, want de ploeg kost veel geld. De bestbetaalde speler verdient bij ons 6 miljoen mark (123,6 miljoen frank; 3 miljoen euro).”

Het installeerde een inmiddels gereputeerd scoutingssysteem. Niet alleen voor de wedstrijdscouting, waarbij de tegenstander vaak een hele week wordt gevolgd. Altijd is er ergens in de wereld ook wel minstens één videoteam spelers aan het filmen, op training en in wedstrijden. Hans-Peter Lehnhoff leidt ons op de benedenverdieping langs de vestiaires tot bij de videokamer. “Hier, zie deze grote wand, met zes verschillende monitoren. Wij plaatsten een grote paraboolantenne, waardoor we alle matchen op alle voetbalkanalen in de hele wereld kunnen opnemen. De hoofdscout zit af en toe eens drie maanden Zuid-Amerika. De man is gescheiden van zijn vrouw, ja, dat kan haast niet anders, maar zo is dat in het leven. Spelers worden soms vijftien keer gescout. Dan nog moet je wat geluk hebben, maar zeer belangrijk is dat een speler in het systeem past. Maar het allerbelangrijkste is voor mij dat je met elf wilt winnen, want dat heb je zelden in het voetbal.”

De kinderen

Trainer worden van Antwerp was zijn aanvankelijke bedoeling, geeft Hans-Peter Lehnhoff toe, maar die ambitie is over. “Ik heb een trainersdiploma, kreeg enkele aanbiedingen van tweedeklassers en amateurteams, maar het probleem is : je weet niet of je een goeie trainer bent”, denkt hij. “Een goeie speler geweest zijn volstaat niet, je moet iets over kunnen brengen aan andere mensen. Dat is moeilijk, en ik weet niet of ik het kan. Met jeugd doe ik het af en toe, dat is makkelijker. Eenmaal per week krijg ik zes goeie spelers, tussen zes en twaalf jaar. Onvoorstelbaar wat die allemaal kunnen. Maar hoewel Leverkusen over de beste jeugd van Duitsland beschikt, stellen we vast dat de stap van het tweede elftal naar het niveau waarop het eerste zich de laatste jaren bevindt heel groot is.

“Als trainer is het bovendien ook weer bijna onvermijdelijk regelmatig te verhuizen, terwijl ik een vaste woonplaats en school wou voor mijn kinderen. In zeventien jaar verhuisde ik zes, zeven keer. Dat is te veel. Ook nu weer heb ik trouwens weer niet veel tijd voor vrouw en kinderen. Vijf dagen op zeven ben ik weg.

“Eigenlijk hoef ik nochtans niet meer te werken. Daarom heb ik tegen mijn vrouw gezegd : als mijn kinderen – nu 15 en 13 jaar – het huis uit zijn, verkoop ik het. Dan trek ik misschien naar Spanje, en neem ik een appartement in Duitsland of misschien wel een huis in België. Kijk, nu je niet meer zelf op het veld staat, maar in de tribune zit, vraag je je af : wat is belangrijk ? Wil je van het leven genieten zonder job ? Ik weet het niet. Als ik twee weken op vakantie ben, stel ik wel vast dat ik naar huis wil, naar mijn job verlang. Een vriend van mij is naar Mallorca vertrokken, maar na zes maanden al teruggekeerd. Blijkbaar is dat dus ook niet zo leuk. Ik denk dat het belangrijk is dat je een opdracht hebt in het leven.

“Voordeel is hier ook dat ik af en toe nog kan meetrainen, want ik heb geen goesting om een beetje dik te worden. Ik wil het gevoel hebben dat het goed met mij gaat, dat ik nog kan meedoen. Van de Champions League krijg ik soms rillingen, dan denk ik : ik wil graag meespelen, omdat het zo mooi is.”

Helaas, menen we in zijn ogen te lezen, is het voorbij. Gelukkig is Antwerpen er nog.

door Christian Vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content