Met zijn gekende flair interviewt Gille Van Binst voor dit blad geregeld een bekende figuur uit de Belgische voetbalwereld. Deze week: Johnny Dusbaba, kloeke verdediger met een kort lontje.

In 1977 kwam Johnny Dusbaba van Ajax naar Anderlecht. Hij was toen 21 en groeide in korte tijd uit tot een van de meest gevreesde verdedigers uit de Belgische competitie. Zijn motto was: ‘Als er geschopt moet worden, dan schop ik het eerst!’ Johnny was meedogenloos, een echte killer. Hij stond niet bekend om zijn verfijnde techniek.

Johnny Dusbaba werd geboren in de Schilderswijk, een beruchte volksbuurt in Den Haag. Men moest daar zijn mannetje kunnen staan om te overleven. Dat merkt men nog aan hem, hij kan keihard zijn als het moet!

Zoals veel Nederlanders is hij na zijn voetballoopbaan in België blijven plakken. Hij woont nu in Oostende, waar zijn vrouw een kledingzaak uitbaat. Johnny heeft altijd van blitse auto’s gehouden en dat is nog niet veranderd. Dat kon ik merken toen hij in een riante Jaguar de parking op reed van de Ostend Tennisclub, waar we hadden afgesproken.

Je bent begonnen bij de jeugd van ADO Den Haag en op je zeventiende stond je al in het eerste elftal?

Johnny Dusbaba: “Op mijn zestiende mocht ik ’s morgens al meetrainen met de profs. Daar heb ik de mazzel gehad dat Aad Mansveld, speler van Oranje en de vedette van ADO, zich over mij heeft ontfermd. Van hem heb ik veel steun gekregen en ook veel geleerd. Ik beschouwde hem als mijn tweede vader.

“Ik had ook de spionkop achter mij. Logisch, het waren allemaal mannen uit de Schilderswijk! Er was wel een probleem: iedere keer dat we op achterstand kwamen, begonnen ze de boel af te breken.” (lacht)

Ben je gemakkelijk weggeraakt bij ADO?

“Mijn vader zei altijd: het eerste contract is het belangrijkste contract. Daar heeft hij ook naar gehandeld. Op mijn zeventiende kon ik een contract tekenen bij ADO, maar dat wou mijn vader niet. Den Haag hoefde mij een jaar niets te betalen, op voorwaarde dat ze een overeenkomst tekenden dat ik het volgende seizoen mocht vertrekken voor 100.000 gulden (45.000 euro, nvdr), dat was zijn voorstel. De club ging hiermee akkoord, zodus…” (lacht)

Voor die prijs waren er zeker veel kapers op de kust?

“Ja. De voornaamste waren Ajax, Feyenoord en het Franse Bordeaux. Bij de Rotterdammers kon ik ruimschoots het meeste verdienen, maar ik koos toch voor Ajax. Ik was al zot van die ploeg toen ik nog maar tien was. Er hingen zelfs posters van op mijn kamer.”

Heb jij de grote Rinus Michels nog als trainer gehad bij Ajax?

“Met die man kwam ik niet overeen! Bazig type. Voor een vrij weekend moesten we op vrijdag nog een duurloop afwerken op de Bosbaan in Amsterdam. Gerry Mühren, die ontzettend goed kon lopen, moest dan de kop nemen. Iedereen moest hooguit één minuut na Gerry binnen zijn. Ik kon dat niet. Na de training kwam Rinus Michels bij mij en zei: ‘Afspraak zondagmorgen om zeven uur hier op de Bosbaan.’ Ik dacht: is die nu helemaal gek geworden? Ik moest van Den Haag komen, anderhalf uur rijden. Zondagmorgen om zeven uur stipt arriveerde Michels op de Bosbaan, samen met zijn hondje, een lelijk mormel. Na enkele pogingen slaagde ik er toch in de tijdslimiet te halen en kon ik terug mijn wagen in voor anderhalf uur. Vervelende mens, die Rinus!”

De plaats van de president

Waarom ben je na vier jaar weggegaan bij Ajax, en dan nog naar Anderlecht? Je was toch een vaste waarde in Amsterdam?

“Omdat Anderlecht op dat moment beter was dan Ajax! (lacht) Maar ook een beetje om het geld natuurlijk. Constant Vanden Stock had mij een Feyenoord-Ajax zien spelen en wou mij absoluut hebben. Het was niet gemakkelijk om met Vanden Stock te onderhandelen. Vijf keer zijn we samengekomen voor het in orde was. ‘Te duur’, zei Constant altijd. Ik liep dan weg en wanneer ik thuis was, belde hij mij weer op, het bleef maar duren. Uiteindelijk heeft Anderlecht 2,5 miljoen gulden (1,14 miljoen euro, nvdr) betaald aan Ajax.”

Je nam wel een valse start toen je voor de eerste keer kwam trainen op Anderlecht.

“Zeg dat wel! Ik kwam voor de eerste keer het stadion binnengereden en parkeerde mijn wagen. Mij van geen kwaad bewust stapte ik uit. Tot mijn grote verbazing kwamen er van alle kanten mensen met hun armen zwaaiend naar mij gelopen. Ik schrok me rot, wat een paniek! Georges Denil, de ploegafgevaardigde, was in alle staten. Hij kwam amper uit zijn woorden. Hijgend riep hij: ‘Ge moet uw auto onmiddellijk verplaatsen, ge staat op de plaats van de president!’ Ik vroeg hem: ‘Wie is dat dan, die president?’ Ik had er geen flauw benul van dat hij Constant Vanden Stock bedoelde, want in Nederland hebben we een voorzitter, geen president… Gezien de heisa leek het mij toch maar beter mijn wagen zo vlug mogelijk te verplaatsen.”

Je was niet bij iedereen welkom?

“Feitelijk heeft Anderlecht mij gekocht om Jean Dockx te vervangen, maar ik kon op meerdere plaatsen functioneren. In ieder geval zag Erwin Vandendaele in mij een bedreiging. Tijdens de eerste training begon hij mij af te zeiken. Hij vroeg me wat ik eigenlijk in Anderlecht kwam doen, want normaal mocht ik zijn veters nog niet knopen, en zo van die dingen. Ik zei hem te stoppen met dat gedoe, want anders ging ik hem een paar tikken op zijn bakkes geven. Vandendaele is een tijdje later vertrokken, een goede zaak, want anders had die situatie kunnen escaleren. En zo kwam ik dan toch nog onverwacht op zijn plaats terecht.” (lacht)

Je voelde je direct thuis in Brussel, want je startte vrij vlug een handeltje.

“Ja, bij mij konden de supporters alles kopen tegen een goedkope prijs: van televisietoestellen, video’s en zonnebanken tot hemden en lederen vesten. Het materiaalkot van Anderlecht deed dienst als opslagplaats. Jef, de conciërge, was mijn tussenpersoon en kreeg tien procent op de verkoop. Het gerucht dat er bij Jef zaakjes te doen waren, verspreidde zich als een lopend vuurtje onder de supporters, ze stonden soms in een lange rij aan te schuiven. Er liepen op een zeker ogenblik wel 150 mensen rond met een leren vest van bij mij. Raymond Goethals kocht zelfs mijn hemden. Op het einde werkte Jef meer voor mij dan voor Anderlecht. Ik verdiende bijna zo veel met mijn handeltje als met het voetbal. Spijtig genoeg is Constant Vanden Stock dat hele gedoe te weten gekomen en moest ik ermee ophouden. Ik dacht nog een plaat op te hangen met daarop: ‘Uitverkoop wegens verplichte sluiting’, maar dat heb ik toch maar niet gedaan…” (lacht)

Ik heb nog een zonnebank bij jou gekocht voor mijn vrouw toen. De resultaten waren nu niet echt om over naar huis te schrijven en dat is nog zacht uitgedrukt!

“Dan moet er iets mis geweest zijn met haar huid!” (lacht)

Gebroken neus

Vertel eens, door wiens schuld zijn we bijna gelyncht in Barcelona?

“Dat heb ik gedaan om Benny Nielsen te verdedigen! Benny lag op de grond en Juan Carlos Heredia, die Argentijnse spits van Barcelona, trapte een paar tanden uit zijn bek. Er volgde een hoekschop voor de Catalanen. Ik vroeg Jean Thissen, die Heredia dekte, om even opzij te gaan. Toen de bal in onze richting kwam gaf ik de Argentijn een klap op zijn neus. Het moet heftig geweest zijn want ik brak mijn pols. De spits van Barcelona, nochtans een grote beer, lag met een gebroken neus en een bebloed gezicht uitgeteld op de grond. Hij wou echter niet van het veld. De rest van de match is hij mij gevolgd, ik hoorde hem hijgen in mijn nek, wachtend op de kans om mij te grazen te nemen. Ik was er niet gerust in. We wonnen uiteindelijk in Anderlecht met 3-0 en dachten dat de buit binnen was.

“Bij onze aankomst op de luchthaven van Barcelona werden we opgewacht door een vijandige mensenzee. Op de frontpagina van alle kranten prijkte de foto van een gehavende Heredia. Ik ben niet vlug bang, maar daar had ik schrik! Met veel getrek en geduw zijn we dankzij een grote politiemacht aan onze autobus geraakt. De chauffeur van de bus raadde ons aan om op onze buik in het gangpad te gaan liggen, er zou weleens met stenen gegooid kunnen worden. De man had nog gelijk ook! Rond ons hotel was het kalmer. Toch heeft Goethals een paar klappen gekregen toen hij in de tuin van het hotel een sigaret stond te roken. De volgende dag moesten we gaan trainen in Camp Nou. We zijn daar moeten gaan lopen, met Goethals op kop!

“De dag van de match reden we naar het stadion. Komt daar een wagen naast onze bus gereden. Een man met een pistool hing uit het achterraam en richtte het wapen op ons, toevallig in de richting van Ruud Geels. Die was danig onder de indruk, want voor hetzelfde geld werd er effectief geschoten. Ruud heeft de rest van de tijd niet meer gesproken en heeft ook geen bal geraakt tijdens de wedstrijd.

“De match werd gespeeld in een vijandige sfeer. Voor de wedstrijd, in de spelerstunnel, werd er al getrokken en geduwd. We verloren met 3-0, na verlengingen en strafschoppen, en eindigden met tien man na een onterechte rode kaart voor Hugo Broos. Daarbij was de scheidsrechter een echte thuisfluiter. Neen, in normale omstandigheden waren we altijd door gegaan. Hadden we toen een manager gehad als Michel Verschueren, dan was die match nooit gespeeld geweest!”

Spanje brengt je schijnbaar niet veel geluk, zegt Sevilla je iets?

“En of ik dat nog weet! We moesten er een vriendschappelijke wedstrijd spelen tegen FC Sevilla. Ik had stiekem mijn nieuwe vriendin meegenomen. Buiten enkele spelers kende niemand haar. Ik had voor haar een kamer geboekt, een paar verdiepingen hoger dan waar de ploeg sliep. Na de match bracht ik haar een bezoekje. Toen ik ’s morgens naar mijn kamer wilde terugkeren, kreeg ik de deur niet meer open, ze was geblokkeerd. Later bleek dat enkele klootzakken een grote kast die in de gang stond voor de deur hadden geschoven. Fernand Beeckman, onze verzorger, is mij een tijdje later komen bevrijden, juist op tijd om nog de bus te halen die ons naar het vliegveld moest brengen.”

Na vier jaar verlaat je verrassend Anderlecht.

“Goethals heeft mij zot gemaakt! Hij belde mij op om één uur ’s nachts en zei: ‘Je kunt naar een topploeg in België en je zult de helft meer verdienen dan bij Anderlecht.’ Hij wilde de naam van de club niet noemen, waarschijnlijk was hij nog niet helemaal rond met Standard en wilde hij voorzichtig zijn. Tien dagen later belde hij mij weer op: ‘Je kameraad Arie Haan gaat ook mee.’ De club bleek inderdaad Standard te zijn.

“Ik gaf mijn akkoord, misschien de stomste beslissing die ik in mijn leven heb genomen. Mocht het Goethals niet geweest zijn die mij vroeg, dan was ik waarschijnlijk bij Anderlecht gebleven. Na een week wist ik al dat het niets ging worden. Er werd getraind in erbarmelijke omstandigheden. Je moest ook constant vechten voor je geld. Als je met Roger Petit een afspraak maakte om je geld op te halen, dan mocht je er zeker van zijn dat hij enkele dagen op vakantie was of zoiets… Die ploeg leefde gewoon boven haar stand. Na een tijdje werden mijn verplaatsingskosten zelfs niet meer betaald. Ik woonde wel in Liedekerke… Ik besloot niet meer te gaan. Niet slim, want Standard beschuldigde mij van contractbreuk. Raymond Goethals is nog bij mij thuis geweest om mij terug te halen, maar het was te laat.”

Honderd kilo

Na één jaar wou je absoluut weg bij Standard. Was er interesse van andere clubs?

“Ja: Anderlecht! Michel Verschueren is bij mij langs geweest. Hij wist dat ik problemen had met Standard en niet meer voor de Luikenaars wilde voetballen. Hij noemde een bedrag. Als ik zou weggeraken voor die som, dan kon ik weer naar Anderlecht komen. Ik ben samen met mijn advocaat naar Luik gereden en we hebben Roger Petit onder druk gezet. Ik dreigde ermee papieren die het daglicht niet mochten zien en die door hem waren getekend, boven water te laten komen indien ik niet mocht vertrekken. Petit wilde in eerste instantie niet toegeven voor die prijs en stuurde ons weg, maar ’s avonds belde hij mij op en gaf hij zijn toestemming.

“Ik belde naar Verschueren, het was een zaterdag, en deelde hem het goede nieuws mee. Michel was in de wolken. Hij zei dat hij maandag bij mij ging langskomen om het contract te tekenen en een voorschot te betalen. Ik heb dan een feestje gebouwd op de goede afloop.

“Die maandag heb ik lang zitten wachten. Uiteindelijk belde Verschueren mij om acht uur ’s avonds op om mij op de hoogte te brengen dat de zaak niet doorging, ze hadden René Vandereycken van FC Genoa gekocht. Verschueren had mij natuurlijk niet verteld dat ik maar tweede keus was. Ze wilden in de eerste plaats Vandereycken, maar die had een slechte knie en ze waren bang dat René niet door de medische controle zou geraken en hielden mij achter de hand…

“Toen kwam heel die voetballerij mij de strot uit!”

Dan verloor je de pedalen, je liet je volledig gaan.

“Inderdaad, ik kwam vlug gewicht bij. Op een zeker moment woog ik wel honderd kilo. Het waren zware tijden. Privé en zakelijk zat ik in de problemen. Mijn vrouw ging definitief bij me weg en zakelijk werd ik belazerd door een vriend met wie ik een restaurant ging beginnen. Het geld voor de inrichting van de zaak betaalde ik al. Toen ik terugkeerde van een reis was alles verdwenen en verkocht, omgerekend zo’n 30.000 euro door het toilet gespoeld! Ik heb met een geweer in mijn auto rondgereden op zoek naar die oplichter, gelukkig voor hem heb ik hem toen niet gevonden.”

Dan ging je met overgewicht toch nog naar NAC Breda?

“Toen ik in Breda arriveerde stond ik inderdaad veel te dik. Ik woog meer dan honderd kilo, dat was geen gezicht. We speelden in de Kuip tegen Feyenoord en verloren met 3-0. Heel de match werd ik door 50.000 mensen uitgescholden voor ‘oliebol’. Na de wedstrijd heb ik gezworen dat zoiets mij nooit meer zou overkomen. De match in Rotterdam was de laatste voor de winterstop. Gedurende vijf weken heb ik tweemaal per dag getraind. In die periode at ik eenmaal per dag astronautenvoedsel. In vijf weken was ik 28 kilo kwijt.

“Het waren best twee leuke jaren bij NAC. Wanneer we wonnen was het feest, maar ook bij een nederlaag werden de bloemetjes buitengezet. Best een gezellig clubje. Ik speelde nog redelijk goed, maar had meer en meer een hekel aan trainen. Ik besloot dan ook om ermee te stoppen.”

Dat is niet helemaal juist, je speelde nog voor Sint-Niklaas.

“Mijn tweede vrouw deed toen nog de markten. In Sint-Niklaas kon ze geen vaste standplaats krijgen. Ik ben daar dan maar een jaartje gaan voetballen, daarmee was dat ook in orde!” (lacht)

DOOR GILLE VAN BINST – BEELDEN: CHRISTOPHE KETELS/BELGAIMAGE

“Ik woog meer dan honderd kilo. In de Kuip werd ik door 50.000 mensen uitgescholden voor ‘oliebol’. Dat wou ik nooit meer meemaken.”

“Ik heb met een geweer in mijn auto rondgereden op zoek naar die oplichter, gelukkig voor hem heb ik hem niet gevonden.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content