Sinds Willy Reynders in 2010 sportief directeur werd van Sporting Lokeren won de Oost-Vlaamse provincieclub voor het eerst in zijn geschiedenis de beker van België en plaatste het zich al twee keer voor play-off 1. ‘Maar’, zegt hij, ‘het belangrijkst is Peter Maes.’

Wanneer hij op de parking van het Biznis Hotel met een rokende sigaret uit zijn wagen stapt, is de eerste vraag al beantwoord: ja, Willy Reynders rookt nog. We wilden het weten omdat het in vroegere gesprekken weleens een thema was geweest. “Ach, een half pakske per dag, tien sigaretten, dat is niet zo erg”, zegt hij nu. “Iedereen heeft zijn zwakke kanten. Ooit rookte ik zelfs Belga omdat Ernst Happel Belga rookte. (lacht) Ik kom uit de sixties, een tijd dat het erbij hoorde: lange haren, een sigaretje, een jointje eens. Dat moest. Dat was een geweldige periode. Flowerpower, Leuven Vlaams, betogingen, kleinkunst, Jazz Bilzen, Joan Baez, Woodstock, film, literatuur. Alles was zo nieuw, alles kwam zo op je af en op alle vlakken kon je experimenteren. Ik zat op het sportkot in Leuven, voetbalde bij derdeklasser Looi Sport, trainde drie jeugdploegen en maakte mijn thesis over het mentale aspect in voetbal. Dat ging over jongens met faalangst die onder hun niveau presteerden en jongens met risicovol gedrag die net door de druk beter presteerden. Gasten die eruit springen, intrigeerden mij altijd al. Er moet een kantje af zijn om in het voetbal te kunnen slagen. Je moet op het veld kunnen komen met: hier ben ik, je m’en fous! Maar door de manier waarop wij in Vlaanderen zijn opgevoed, hebben wij dat minder. Wij moeten braaf zijn, in het gareel lopen, want de meester zal wel gelijk hebben. Van rebelletjes houden wij niet zo, terwijl je in het voetbal alles van je af moet kunnen zetten en het soms juist nodig is om eens te zeggen: kust allemaal mijn kloten! Ik ben altijd open gebleven voor speciale gevallen, als trainer en als sportief directeur, maar ook als leraar. Bij de deliberatie kreeg ik dan van collega’s te horen dat ze een grote mond hadden, maar ik zag daar leiderschap in.”

Angst om te verliezen

Mis je als sportief directeur het veld niet?

“Neen. In mijn leven is alles in periodes. Ik ben tien jaar heel graag leraar geweest, maar dan kwam er een andere uitdaging. Dan ga je de voetbalwereld in, word je hoofdtrainer, maar na tien à twaalf jaar besef je: ik word geleefd, ik ben dag en nacht met dat spelletje bezig en zag niet eens mijn kinderen opgroeien. Na STVV sloot ik dat hoofdstuk bewust af, ook omdat ik tot inzicht was gekomen hoe erg je als trainer afhangt van een aantal… Belgische clubs. Ik bedoel: als je nu trainer bent van Lokeren en zoals Peter Maes je job goed doet, denk ik niet dat je bang moet zijn om ontslagen te worden. Dan mag je al vijf keer verliezen, dat garandeer ik wel. Maar bij sommige clubs is het helemaal anders. Ik ben toen weer les gaan geven. Tot Roger Lambrecht mij belde om te vragen of ik zijn project in Afrika wou gaan doorlichten. Hij zat er met 40 miljoen Belgische frank (1 miljoen euro, nvdr) in vier clubs in vier verschillende landen, het geld vloog erdoor en hij wou dat ik daar paal en perk aan stelde. Dat deed ik een jaar of twee en dat is wel goed geweest met het oog op de volgende stap: het sportief management in Genk. Want daar ga je terug naar de essentie, daar leer je weer de hoofdzaken van de prullen te scheiden.

“Ik denk dat het grote probleem in België altijd de angst om te verliezen is geweest. Dat is nefast voor de kwaliteit van het spel, dat leidt tot verdedigend voetbal en remt spelers en ploegen in hun offensieve ontwikkeling. In mijn job nu is het daarom heel belangrijk voor de trainer dat ik weet wat zijn job inhoudt, dat ik dat zelf ervoer, dat ik besef wat er in het kopje omgaat en hoe eenzaam je je soms voelt. Ook de samenstelling van de staf speelt daarin een heel belangrijke rol. Types als Rudi Cossey en Danny Veyt en nu ook kee-perstrainer Erwin Lemmens zijn heel complementair met een voor de groep heel belastende Peter Maes. Wij werken hier bovendien heel nauw samen. Ik bekijk mee de analyses, bespreek mee wat goed en fout is en daarbij zijn we vrij open en vrij duidelijk tegenover elkaar. Hier kan er veel gezegd worden en dat biedt ook het voordeel dat er meer ideeën en oplossingen op tafel gegooid durven worden. Met de stabiliteit die er de voorbije jaren op die manier is gecreëerd, komt het er nu gewoon nog op aan om elkaar wakker te houden en daar is Peter heel sterk in. (lacht) Maar onderschat Peter Maes niet! Wie het interview in Sport/Voetbalmagazine van enkele weken geleden las, weet dat er ook veel in zijn hoofd zit. Want mensen die hem niet kennen, denken misschien: een schreeuwer langs de zijlijn. Maar er zit wel heel veel achter. Organisatie en rendement staan bij hem terecht boven alles, maar ook de manier waarop hij prikkelt en uitdaagt, is dikwijls heel doordacht. Hij is echt sterk, hoor. Maar hij is Belgisch en als Belgische trainer heb je in België een beetje een nadeel. Zeker als je zoals hij authentiek bent, en eigenzinnig, duidelijk, rechtlijnig en dominant. Ik denk: Mourinho zou in België niet geslaagd zijn. Met zijn kapsones was hij al dood geweest nog voor hij zich had kunnen bewijzen. Aan Peter is niets kunstmatigs, niets fake. Hij is iemand die altijd zal zeggen waar het op staat, en die daar niet te veel doekjes om windt. Maar in zijn commentaar meteen na de wedstrijd praat hij nooit meer onder adrenaline, nooit meer in de emotie van winst of verlies, maar vrij nuchter en objectief. Hij kan heel snel de knop omdraaien. Dat is iets, merk ik, dat niet van elke buitenlandse trainer in onze competitie gezegd kan worden.”

Risico’s durven nemen

Hoe ambitieus ben je zelf nog? Denk je niet: waarom neemt een op sportief vlak al jaren dolende topclub als Club Brugge een beginnende sportief manager als Arnar Gretarsson in dienst en niet een doorgewinterde als ik?

“Neen, zeker niet, in de eerste plaats omdat we hier samen nog met iets bezig zijn. Nu het fundament is gelegd, kijken we of we nog een stapje kunnen zetten, en wat daar nog voor nodig is.”

Hoe stabiel is dit Lokeren?

“Heel stabiel, zoals het nu gerund wordt. We verloren al De Ceulaer, Tshimanga en De Bock, De Pauw viel al uit, Patosi werd er op Kortrijk afgetrapt, Copa en Harbaoui gingen naar de Afrika Cup, maar zie: we staan er nog altijd. De club is weer gezond en er is zelfs iets over. Dat hij eigendom is van één persoon houdt risico in voor de opvolging, maar biedt het voordeel dat er maar één baas is en dat dat de makkelijkste manier van werken is. Elders maakte ik het mee dat ik mij moest gaan verantwoorden voor een vergadering van twaalf à vijftien man en dat werkt dus niet. Met de kortste lijnen kan je het snelst beslissingen nemen en het snelst handelen. Het is geen toeval dat ik hier alles samen al meer dan tien jaar werkte. Roger Lambrecht is authentiek en geloofwaardig en met zo iemand stap je makkelijker mee in een verhaal om samen iets te realiseren. Maar in België zijn er vooral veel andere verhalen. Bij Genk klikte het met de dagelijkse werking, maar niet met de voorzitter. Als je vandaag wit zegt en morgen zwart en dat gebeurt zo enkele keren, dan ben je niet meer geloofwaardig en is het voor mij over. Ook daar ben ik vanuit het crisismanagement beginnen te werken: de stal uitmesten zoals hier, Jan Moons en heel de cirque, risico’s nemen, de jonge Logan Bailly in doel,… maar dat wordt allemaal snel vergeten, hé. Het eerste jaar eindigden we als tweede. Onder Hugo Broos deden we tot het einde mee voor de titel, met een Belgische trainer die meedacht met de club. Maar misschien is dat wel een nadeel van Belgische trainers, dat ze meedenken met de club en daar dan in moeten meegaan.”

Je bent 59. Stel dat je mag kiezen: wat zou je het liefst nog doen tot het einde van jouw carrière?

“Eerst en vooral verder doen met de afspraken die ik met de mensen hier maakte. Daarna zien we wel. Dat kan van alles zijn. Het kan evenzeer zijn dat ik mij dan ergens terugtrek voor een jaar om enkele boeken te schrijven. Want er gebeurt in voetbal zoveel achter de schermen dat je zegt: dat moet ik toch ooit eens allemaal op papier zetten. Sommigen zullen het niet graag horen, maar ik vrees dat het een trilogie wordt. Ik kreeg ook al voorstellen van grote managementgroepen om spelers te gaan scouten. Dat is nu ook een deel van mijn taak bij Lokeren: spelers vinden die in een groep passen en een meerwaarde kunnen geven. De creativiteit die ik vroeger in mijn trainingen stak, steek ik nu daarin. Maar het belangrijkste voor mij is te zorgen dat de klik er blijft tussen het management, de trainersstaf en de spelersgroep. Ik begrijp niet dat er clubs zijn die deze functie niet invullen. Waar mensen kort bij elkaar leven, is er altijd wel wat, en omdat ik ertussen leef, kan ik meteen ingrijpen en ook veel voorkomen zonder dat alles meteen naar boven gaat zoals dit seizoen bij AA Gent. Er is hier een tijd geweest dat elke zwarte twee verdiepingen hoger bij Willy Verhoost ging bleiten. Zo kan je nooit een ploeg krijgen. Nu is er wel cement tussen de stenen. Dat is het resultaat van de dagelijkse werking. Maar het belangrijkst is Peter Maes, omdat je afhangt van het rendement.”

Wat is er intussen van de sixties in jou overgebleven?

“Veel. Dat rebelse zeker, en zeker ook de liefde voor muziek en literatuur. Dat is voor mij altijd belangrijk geweest om de geest open te houden. Aan de ene kant het weemoedige van de Balkanmuziek en aan de andere de blijheid van de Afrikaanse muziek. Het extreme beleven, warmte en koude, dat is het aangename in het leven.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: KOEN BAUTERS

“Onderschat Peter Maes niet. Hij is echt sterk hoor.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content