Jerko Tipuric, gewezen trainer van Cercle Brugge en Antwerp, werkt tegenwoordig bij eersteprovincialer Blankenberge. ‘Ik heb door mijn aanpak overal problemen gekend, maar veranderen doe ik niet’, zegt hij. ‘Ik weet waarmee ik bezig ben.’

Terwijl de ene helft van de ploeg een pittig wedstrijdje speelt op een kleine ruimte, staat de andere helft wat koukleumend te jongleren aan de zijkant. Het blijft een vreemd zicht, zo’n training van Jerko Tipuric (46). De minzame Kroaat houdt er al van bij zijn eerste periode bij Cercle Brugge (1995-1997) een aparte voetbalvisie op na. Schijnbaar weinig fysieke inspanningen, geen traditionele boslopen en nooit training op de tweede dag na een wedstrijd, want dat is dodelijk voor een voetballerslichaam, zo vindt hij. De aanpak van Tipuric spreekt aan, maar doet ook wenkbrauwen fronsen. Zo ook in Blankenberge, de West-Vlaamse club die hem in oktober vorig jaar binnenhaalde om hen uit de kelder van eerste provinciale te krijgen.

“Na enkele weken begonnen wij al te twijfelen of we wel de goede keuze hadden gemaakt”, bekent clubsecretaris Johnny Bulcaert. “Er werd haast niet op fysiek gewerkt en op training zag je soms de ene helft van de ploeg stilstaan terwijl de andere helft bezig was. Zeer bizar allemaal.” Maar de methode van Tipuric had effect en Blankenberge klom stilaan uit het dal. De Kroaat houdt er een holistische visie op na, waarbij het lichaam als een deel van de natuur wordt gezien, en volgt de methodiek van de Omega Wave Technology. Een systeem dat onder meer door Frank Rijkaard bij FC Barcelona wordt gebruikt én in het vermaarde sportlab van AC Milan. Wetenschappelijk onderbouwd en gebaseerd op statistieken, tabellen en grafieken. Bloedtesten, oogtesten, psychologische testen. Kortom, de hele zwik.

Jerko Tipuric : “Volgens mijn filosofie zal mijn ploeg in de beslissende fase van het kampioenschap de beste conditie hebben. Wanneer een bestuur voor mij kiest, weten ze dat. Iedereen twijfelt aan mijn aanpak, dat besef ik, maar dat komt omdat ze het niet kennen. Het is mijn taak om de anderen die filosofie bij te brengen.”

Uiteindelijk is dat wel jouw grootste probleem : overal waar je coachte – bij Cercle Brugge, Antwerp, Wevelgem, Roeselare – werd je scheef bekeken voor je atypische manier van werken.

“Dat klopt, ja, ik kende overal problemen door die aanpak. Wat niet wil zeggen dat ik zal veranderen, ik weet goed genoeg waarmee ik bezig ben. Mijn enige fout is misschien dat ik het vroeger niet altijd duidelijk uitlegde waarom ik zo werk.”

Is jouw aanpak mogelijk bij een provincialer, waar voor de meesten voetbal een hobby is die ze buiten hun vaste job beoefenen ?

“Het is boeiend ( lacht). Die gasten hier hebben een schitterende mentaliteit. Ze staan voor alles open en ze pikken het op. Vroeger, bij Cercle bijvoorbeeld, legde ik mijn spelers nooit uit waarom. Daar leerde ik uit, nu ben ik veel opener tegenover mijn spelers. Daarom ben ik ondertussen ook al twee jaar bezig met computercursussen, om nog beter met hen te kunnen communiceren, via beelden en tabellen. Statistieken interesseren me geweldig. Ik houd ook een hele database bij van de kwaliteiten en kenmerken van tegenstanders. Ook in eerste provinciale, ja.”

Hoe heb je bij Blankenberge de eerste wedstrijden aangepakt ?

“Eerst heb ik de defensieve organisatie op punt gezet. Dat doe je in de eerste plaats door de juiste mensen op de juiste plaats te posteren. Ik ben ook jongeren bij de invallers gaan halen. Jonge spelers zijn enthousiast, die heb je nodig om vooruit te gaan.”

Twee soorten spieren

Blankenberge kreeg je op de rails. Had je dat ook gekund bij Lierse ?

“Zeker weten, ik herken er dezelfde problemen als hier. Je moet rekening houden met de natuur. Het duurt twee tot drie maanden vooraleer het lichaam zich aanpast aan een methode. Ik zie veel ploegen waar de spelers drie maanden na een trainerswissel dood zitten voor een wedstrijd. Dat komt omdat ze dan de verkeerde, te intense aanpak beginnen te voelen. Je ziet ook vaak dat teams tegen oktober een terugval kennen. De snelheid van uitvoering valt dan helemaal weg. Het niveau en het professionalisme van een ploeg maakt dan niet uit, principe is principe.

“Kijk naar Italië op het WK : zij groeiden in het toernooi, louter een kwestie van juist plannen en juiste intensiteit van trainingen. Lippi maakte de ploeg beter. Brazilië trainde verkeerd, dat zag je meteen. Bovendien maakten ze ook nog eens foute tactische keuzes vooraan : met hun postuur passen Ronaldo en Adriano beter samen in een waterpoloploeg dan in een voetbalploeg.”

Principes zijn niet heilig, moet je niet af en toe pragmatischer kunnen zijn ?

“Aan de regels van het lichaam kan je niet raken. Dat is de basis en die zal ik nooit veranderen. Je hebt twee soorten spieren : stabiliserende en bewegende. Als de stabilisatiespieren onvoldoende ontwikkeld zijn, zullen de bewegende spieren die taken overnemen. Daardoor raak je snel vermoeid, omdat die spieren dat niet gewoon zijn. Wat me ergert, is dat er veel trainers rondlopen die niet eens een idee hebben dat deze informatie bestaat. Twee soorten spieren ? Hoezo ( lacht) ? !”

Toch hebben ook zij soms succes.

“Voetbal is de enige sport waarin je kunt missen en toch scoren. Veel hangt af van toeval. Maar ik hou heus niet vast aan één principe, hoor. Ik probeer van alles en daar leer ik uit. Je moet voortdurend oplossingen zoeken.”

De daver op het lijf

Wat leerde je uit je ontslag bij Cercle Brugge en Antwerp ?

“Dat ik te snel ga, dat ik met veel zaken te vroeg kom. Ze kunnen mij niet volgen.”

Het resultaat is dat je nu trainer bent in eerste provinciale.

“Is dat een probleem ( lacht) ? Ik weet dat ik op een hoger niveau kan werken, die wetenschap is voor mij voldoende. Voorzitters beslissen over mijn toekomst, dat is zo, maar hoe je het draait of keert : Jerko behaalt altijd resultaten. Wat de rest daarover denkt, interesseert me niet meer. Hoe kan je in april resultaten boeken als je je ploeg in december kapotmaakt ? ! Spelers zodanig onder druk zetten dat ze met de daver op het lijf op het veld komen, werkt niet. Mijn visie werkt wel.”

Hoeveel Belgische trainers werken er volgens jou al op de goede manier ?

“Er bestaat niet één manier, maar ik zie wel dat mijn werkwijze nergens in België wordt toegepast. Ik merk dat Belgische ploegen tijdens Europese wedstrijden na een uur helemaal geen snelheid meer kunnen maken. Dat geldt ook voor de nationale ploeg. Ook in de competitie zie ik weinig ploegen die in het laatste kwartier nog het verschil kunnen maken.”

Je kan natuurlijk ook zoals Genk een sterk openingskwartier spelen en dan consolideren ?

“Ja. Maar mag ik dan zeggen dat een competitie tien maanden duurt ? ! Op het einde van het seizoen kom je dan jezelf tegen. Uiteindelijk bepaalt geld en de breedte van de kern in zo’n situatie de titelkansen. In Spanje, Engeland, Duitsland, Italië zie je dat de spelers ook in het slotkwartier nog een versnelling in huis hebben. Sinds de FIFA het reglement invoerde dat doelmannen een terugspeelbal niet meer mogen aanraken met de handen is het spel veel sneller geworden, waardoor spelers minder tijd krijgen om te recupereren. Daarom is het in het hedendaagse voetbal zo bepalend hoe snel een speler van een actie kan herstellen. Overal zijn de trainingsmethodes veranderd, behalve in België. Dat vind ik een probleem en daar wil ik iets aan doen.”

De contradictie in je carrière is wel dat je eerst succes boekte bij Cercle – met een verloren bekerfinale tegen Club Brugge in 1996 – zonder je wetenschappelijke onderbouw. Nadien ben je meer gaan lezen en studeren, maar kon je dat succes nooit meer herhalen.

“Vind je dat ? Kampioen spelen in de tweede klasse met de ploeg die Cercle toen had, dat was nog veel straffer ( in 2003, nvdr) dan die bekerfinale ( lacht).”

Fluiten in het liefhebbersvoetbal

Mis je de eerste klasse niet ?

“Soms wel, soms niet. Ik mis de voorspelbaarheid van de eerste klasse wel eens. Je kan er veel gemakkelijker bepalen wanneer je als trainer zal toeslaan met een tactische ingreep of welke ploeg je een hak zal zetten. Bij Cercle lukte me dat regelmatig. Ik kon echt zeggen waar ik mijn tactiek even zou testen. Eén teken vanop de bank, de juiste pressing zetten, pats : je hebt je tegenstander vast ! Dat is in provinciale haast onmogelijk omdat je zoveel balverliezen telt. Om de tien seconden gebeurt er iets.”

Je bent nu drie jaar uit de eerste klasse verdwenen. Twijfel je niet stilaan aan je toekomst als proftrainer ?

“Neen. Ik ken mijn kwaliteiten, ik weet wat ik doe en ik ben zeker dat ik een terminale patiënt kan genezen. Het is aan mij om geduld te oefenen. Ik maak me geen zorgen. Ook bij Blankenberge kan ik mijn systeem verder verfijnen.”

Je stelde je kandidatuur bij Lierse na het ontslag van René Trost.

“Ja en nee. Ik heb niet gesolliciteerd. De deal met Lierse ging niet door omdat mijn broer gestorven is – aan longkanker – op dezelfde dag dat het bestuur mij contacteerde. Ik was er met mijn hoofd niet bij en bovendien moest ik nadien naar Kroatië om de begrafenis te regelen. First things first.”

Hoe kan je het financieel volhouden om al je tijd te blijven investeren in het trainerschap zonder dat je als proftrainer aan de bak komt ?

“O, ik kom rond, hoor. Als speler heb ik nooit veel verdiend, maar mijn vrouw en ik hebben niet veel nodig. Sommige periodes kan je wat sparen, soms helpen vrienden eens en het Belgische sociale systeem zorgt ook voor opvang.”

Fluit je nog steeds jeugdwedstrijden ?

“Neen, soms wel nog in het liefhebbersvoetbal. Dat is goed om de andere kant te leren zien.”

Geef je nog lezingen ?

“Minder dan vroeger, maar als het gaat : graag. Ik wil geen principes verkondigen, enkel ideeën aanreiken.”

Je was ook even analist voor Studio 1 …

“Ja, maar het was snel gedaan. Blijkbaar was ik niet goed genoeg. Ik had goede ideeën, maar kon ze blijkbaar niet naar wens verwoorden. Heel spijtig, want ik deed dat graag. Ik kon mijn ideeën delen met de wereld.”

Je hebt altijd verkondigd dat je voorloopt op je tijd. Tegenwoordig merk je in onze maatschappij een toenemende bewustwording van het milieu en de plaats van de mens op deze planeet. Voel je dat jouw tijd stilaan aanbreekt ?

“Ja, ik merk dat zelfs binnen mijn ploeg. Had ik twee jaar geleden dezelfde dingen van mijn spelers gevraagd als nu, ze zouden mij eens bespottend aangekeken hebben. Nu accepteert iedereen mijn advies. Ik ben geduldig, mijn kans komt.”

door matthias stockmans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content