Oude glorie Jempi Staelens heeft ook een heel succesvolle dochter. Chaïne Staelensspeelt volgend jaar in Italië. Een dubbelinterview.

Nancy Celis was begin jaren negentig de eerste (ex-)Belgische volleybalspeelster die in Italië ging spelen. Virginie De Carne en Frauke Dirickx volgden recent. Straks gaat ook Chaïne Staelens (20) in het internationale volleybalmekka aan de slag. En het seizoen nadien zet in principe ook haar twee jaar jongere zus Kim de stap naar het pallavolo. Voor alle duidelijkheid : de zussen Staelens zijn in naam van het volleybal ondertussen Belg af en Nederlandse geworden, nadat ze hun hele leven als dochters van een Belgische vader en Nederlandse moeder over de dubbele nationaliteit beschikten. Voor de splitsing naar de enkelvoudige, Nederlandse nationaliteit heeft vader en geboren Gentenaar Jean-PierreJempiStaelens zichzelf van pure Belg tot Nederlander laten omdopen.

Wie de familie Staelens en het nationale volleybal eerder oppervlakkig kent, zegt dat Chaïne (lees : Sjien) en Kim hun volleybaltalent van hun vader hebben geërfd. Maar dat klopt slechts deels, want ze hebben het volleybal ook met de moedermelk meegekregen. Hun moeder, Ina Van Polen, had inderdaad ook succesvol ereklassevolleybal in haar pols. Ze speelde onder meer bij Hermes Oostende, waarmee ze kampioen werd en de beker won. Jempi Staelens leerde Ina dan ook kennen tijdens een internationaal volleybaltoernooi. Met Ibis Kortrijk behaalde Staelens 8 landstitels en 7 bekers. Hij was 153 keer international en kende in 1983 zijn topjaar : titel, beker en Speler van het Jaar.

Waar begon je met volleybal ?

Jempi Staelens : ( Met licht Nederlands accent) In het Atheneum in Kortrijk, waar ik op internaat zat. Ik werd er opgemerkt door een opvoeder die lid was van White Star Sint-Amandsberg en heb me bij die club aangesloten. Vandaar ben ik relatief snel, en op aandringen van Jan Vangheluwe en Roger Maes naar Ibis Kortrijk getrokken.

Met de gekende successen tot gevolg. Maar je carrière eindigde in mineur.

Jempi : In augustus 1988 kreeg ik knieproblemen. Het was ons jubileumjaar en we konden er met Ibis sportief een schitterend seizoen van maken. We waren titel- en bekerfavoriet en hadden uitzicht op een Europese halve finale tegen CSKA Moskou, de absolute Europese top toen. Ik zou proberen om met pijnstillers dat jubileumprogramma af te werken. We gingen er vanuit dat we begin januari door Moskou zouden uitgeschakeld worden en dan zou ik enkele maanden rusten om tegen de play-offs opnieuw fit te zijn. Maar in december sneuvelden we na een ondermaatse partij in Hamburg. Dat werd meteen ook mijn afscheidswedstrijd.

Wat deed je nadien ?

Jempi : Ik trok voor enkele jaren om professionele redenen naar Zuid-Afrika. En toen ik terug was, zijn we in 1997 we van Kortrijk naar Nederland verhuisd. Een bewuste verhuis in functie van de volleybalcarrière van onze twee dochters. Als ze voor de Oranje wilden spelen, mochten ze enkel maar de Nederlandse nationaliteit hebben. Ze konden wettelijk alleen van de dubbele naar de enkelvoudige Nederlandse nationaliteit gemuteerd worden vóór hun achttiende jaar en als beide ouders Nederlanders waren én in Nederland woonden.

Heeft een professioneel druk bezet man, die veel moet reizen, tijd om de carrière van zijn dochters te volgen ?

Jempi : Jazeker. Alhoewel, sinds Chaïne en Kim gekozen hebben voor een voltijds professionele volleybalcarrière, is Peter Blangé hun zakenwaarnemer. Als ouder van een profsporter moet je volgens mij de zakelijke kant van de carrière aan een neutraal iemand durven toevertrouwen. Als ouder ben je subjectief en zou je wel eens vanuit die subjectiviteit verkeerde keuzes kunnen maken. Peter heeft daarenboven zoveel ervaring en zoveel introducties…

Zelf heb je je dochters nooit getraind. Moeder Ina deed het wel. Hoe belangrijk was haar rol ?

Jempi : Heel belangrijk. Ina was hun eerste trainster in de jeugdreeksen. Ze heeft ongeveer drie jaar lang de basis gelegd. Ze organiseerde tijdens de paasvakantie ook trainingskampen en op een van die oefenstages werden Chaïne en Kim opgemerkt door een technisch verantwoordelijke van de Vlaamse Volleybalbond en geselecteerd.

Chaïne Staelens : Mijn moeder was toen nog basisspeelster bij Hermanas in eredivisie. Haar heb ik nog zien spelen. Mijn vader niet. Tenminste : ik herinner het me niet meer. Jammer. Al heb ik mijn moeder eigenlijk ook niet echt veel in actie gezien want ik was ballenraapster en concentreerde me als klein en gedisciplineerd kind zo goed mogelijk op die job. Mijn moeder was zeker geen strenge jeugdtrainster. Ik was negen toen ik begon en ze legde vooral het accent op het speelse, we verveelden ons geen moment. Ze eiste wel terecht volle concentratie omdat dit zeker in volleybal een belangrijke eigenschap is.

Je was een van de eerste leden van de Vlaamse Volleybalschool in Vilvoorde, waar het betere talent van Vlaanderen studie en volleybal vrij harmonieus kon combineren.

Chaïne : Merkwaardig. Ik werd eerst geselecteerd voor de nationale jeugdselectie en daarna pas voor de provinciale. De omgekeerde weg dus. En dan was er inderdaad dat ene jaar Volleybalschool, wat toch een heel nuttige stap in mijn carrière is geweest omdat er heel doelgericht en op niveau werd getraind. Frauke Dierickx was er ook, net als mijn zus. We liepen school in Vilvoorde en woonden in bij gastgezinnen.

Chaïne en Kim werden op jonge leeftijd gevraagd door eersteklasser Wevelgem.

Jempi : Maar toen kwam een uitnodiging van Nederland, concreet van VVC Gucht. Kim wou nog even in België wat ervaring opdoen. Chaïne is op de invitatie ingegaan en heeft met VVC titel en beker gewonnen. Na dat ene jaar is ze uit de competitie gestapt om bij het project van het nationale team aan te sluiten. Dat project is vergelijkbaar met het Bankras-model van Ari Zelinger bij de mannen. Hij plukte de betere Nederlandse talenten uit de clubs weg om ze gedurende enkele jaren enkel maar in het kader van de nationale ploeg, los van de nationale competitie, op te leiden naar de wereldtop.

Chaïne : Ik ben eigenlijk niet zo direct door Vught gevraagd. Het was zo dat mijn ouders tijdens een achtlandenjeugdtoernooi in Pescaro in contact kwam met Nederlandse ouders. Mijn vader sprak er ook met Bou Boudeling, de coach van de Nederlandse meisjes. Hij zei me toen : “Kijk, zo gaat het er in Nederland aan toe, misschien vind jij het ook wel leuk om daar te gaan volleyballen.” Ik zag het wel zitten maar ben eerst gaan kijken of en hoe ik er school kon lopen. Het kon in Eindhoven. Bou Boudeling, die als jeugdbondschoach ook nauw betrokken was bij Vught, heeft de overgang toen geregeld.

Een jaar later volgde Kim je naar Vught en nog een jaar later verhuisden jullie samen naar Weert. Via de nationale ploeg kwam je vorig seizoen terecht bij een Braziliaanse club.

Chaïne : Bernardo Rezende, de bondscoach van Brazilië, had me in 1998 al aan het werk gezien tijdens een stage met Jong Oranje in Brazilië. Ik viel hem blijkbaar op. We speelden een jaar later de Grand Prixtoernooien en reisden zo de hele wereld door. In Japan kreeg ik een individuele trofee. Ook Rezende was er en vond dat ik er in dat ene jaar enorm was op vooruitgegaan. Hij betoonde interesse en wou me een jaar bij zijn ploeg, Rexona Curitiba. In januari 2000 is alles gaan rollen en heb ik getekend. We zijn vierde geworden.

Hoe zwaar weegt die Braziliaanse competitie ?

Chaïne : Ze is evenwaardig aan de Italiaanse, zowel op sportief als financieel vlak. Maar geld is voor mij zeker geen prioriteit. Voor mij persoonlijk werd het een eerder ongelukkig seizoen omdat ik een tijd heb gesukkeld met mijn knie. Ik werd omwille van een klein scheurtje aan de meniscus geopereerd. In januari verdraaide ik opnieuw mijn knie. Een lateraal letsel dit keer dat na scanning niet meteen door de artsen werd opgemerkt. Ik heb toen drie maanden doorgespeeld, met vochtontwikkeling, pijn en zo. Het ging dus niet zo goed. Ik ga momenteel zowat dagelijks naar Papendal voor de revalidatie en alles verloopt uitstekend. Ik kan zelfs al terug de zaal in.

Wanneer verwacht je opnieuw in actie te komen ?

Chaïne : Mijn eerste doel is de WK-kwalificatie in Den Bosch, van 16 tot 18 augustus. Ik heb een gedetailleerd en getimed schema dat me tegen dat toernooi weer fit moet krijgen. Ik zou twee weken voordien aan 100 procent moeten kunnen meetrainen. En dan wacht de grote stap naar Italië. Hoewel ik in Brazilië dus ook al een seizoen topvolleybal achter de rug heb.

Hoe kijk je tegen de Italiaanse competitie aan ?

Chaïne : Ik ben nog maar twintig en niet superervaren, maar heb persoonlijk wel al wat leuke wedstrijden gespeeld. Italië is anders dan Brazilië wat het aantal buitenlanders betreft. In de Braziliaanse ereklasse speelden in totaal slechts 5 buitenlanders, in Italië veel meer. In Brazilië mag er trouwens maar één per team ingeschreven staan.

Bij Vicenza verwacht ik een heel leuk jaar. Het niveau zal misschien niet heel nieuw zijn, maar het is en blijft een totaal ander land met een andere cultuur. En een een langere competitie ook. Daar komt Europees volleybal bovenop, terwijl er in Brazilië geen Zuid-Amerikaanse beker of iets dergelijks bestaat. Ik kijk er ook heel erg naar uit om weer met Frauke te spelen.

Geruchten willen nochtans dat Frauke, ondanks het feit dat ze nog twee jaar onder contract ligt, naar een andere club mag uitkijken omdat Vicenza een Amerikaanse spelverdeelster heeft aangetrokken.

Chaïne : Daar weet ik niks van. Vicenza heeft inderdaad wel een Amerikaanse setter aangetrokken, maar Frauke was vorig seizoen de enige spelverdeelster in de kern. Een risico dus. Het is aan de twee om uit te maken wie de basis haalt. Ook ik zal moeten vechten voor mijn stek.

door Marc Lerouge

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content