Al vijftien jaar is Standard Luiks enige eersteklasser. Straks herbegint die andere trots van Luik, Club Luik, met een schone lei in vierde klasse. Een reportage aan de oevers van de Maas.

Het is ’s middags nog rustig op de ruime parking voor het gigantische bioscoopcomplex Kinepolis aan de afrit Rocourt in Luik. Niets herinnert eraan dat hier tot eind 1994 eersteklassevoetbal werd gespeeld. In maart 1991 liep Rocourt nog vol voor de komst van Juventus in de kwartfinales van de beker voor bekerwinnaars. Een jaar na de verhuis van Club Luik was het Stade Vélodrome afgebroken, in 2007 werd de laatste gedenksteen door toenmalig burgemeester Michel Daerden van Ans weggehaald om te dienen als eerste steen voor het nieuwe stadion in Ans. De steen werd twee jaar later door boze supporters met een kraan opgegraven en gedeponeerd op het Luikse stadhuis.

Op de ploegfoto van Club Luik van dat laatste seizoen 1994/95 staan nog lachende gezichten. Dat van Christophe Kinet bijvoorbeeld, sinds halfweg vorig seizoen trainer van Club Luik. Er is ook Eric De-flandre, die vorig seizoen terugkeerde als speler en vandaag Kinet assisteert. Verder zijn er: Jean-François de Sart, Zvonko Varga, de fijnbesnaarde middenvelder Cvijan Milosevic, vandaag spelersmakelaar, en de clubmonumenten Bernard Wegria, vandaag trainer van RFC Malmundaria uit Malmédy, Moreno Giusto, die nu een Italiaans restaurant uitbaat in Luik, en Raphael Quaranta. Trainer van de zieltogende club is Daniel Boccar. Hij volgt Erik Gerets op.

Een jaar eerder is André Marchandise afgetreden als voorzitter. Marchandise, die bij zijn aantreden in 1988 de club opdeelde tussen een vzw (met het stamnummer, die de meeste schulden torst) en een nv, waar de accommodatie in zit (acht hectare gronden, met het stadion) is de oplopende verliezen beu en wil een deel van het geïnvesteerde kapitaal recupereren. Dat hij de beslissing nam toen het verhaal de ronde deed dat een van zijn spelers – Edi Krncevic – een verhouding gehad zou hebben met Marchandises vrouw, is algemeen bekend in Luikse voetbalmiddens. Het jaar daarop is Krncevic weg, maar Marchandise ook. Zonder voorzitter overleeft Club Luik nog één jaar in de hoogste afdeling, met een totale schuldenlast van ruim zeven miljoen euro. Op 10 december 1994 speelt Club Luik voor amper 1200 betalenden 0-0 gelijk tegen Cercle. De spelers en supporters weten niet dat ze hun laatste stappen op Rocourt hebben gezet. Het stadion wordt door het rapport-Vinçotte onveilig genoemd, en de volgende thuismatchen gaan door op de terreinen van AS Eupen en op Sclessin waar Luik wint van Beveren voor 383 betalenden.

Kinepolis

In het parlement vindt Didier Reynders het bizar dat een stadion dat twee jaar eerder nog door de UEFA werd goedgekeurd voor een wedstrijd van Club Brugge tegen Maccabi Tel Aviv – op 30 september 1992 – plots onbespeelbaar zou zijn en vermoedt dat ‘achter de schermen politieke spelletjes worden gespeeld’.

Ook journalist Patrice Sintzen van stadskrant La Meuse gelooft dat het verdwijnen van Rocourt opgezet spel was. “Marchandise heeft alles gedaan om een overname te verhinderen. Er waren twee kandidaten: Guy Thiry, voorzitter van Wezet, en Luciano D’Onofrio. Maar het kwam Marchandise beter uit dat Luik fusioneerde met Tilleur, dat een eigen stadion had, waardoor hij de gronden kon verkopen aan Kinepolis.” In december 1994 heeft André Marchandise een gesprek met Kinepolis, dat het géén goed idee vindt om een bioscoop naast een stadion op te trekken: beter lijkt hen het stadion af te breken.

Op het eind van het seizoen 1994/95 zakt Club Luik naar tweede klasse, maar omdat de fusie met stadsgenoot Tilleur niet volgens de regels is verlopen, moet het in derde klasse starten. Aanvankelijk lijkt de fusie een succes: op Bureaufosse, waar ze sinds de degradatie van Tilleur uit eerste klasse in 1967 geen topvoetbal meer hebben gezien, volgen gemiddeld 3000 toeschouwers de thuismatchen, met pieken tot 8000. Wanneer er op zondagmiddag wordt gespeeld, staat men om acht uur ’s avonds nog op de tafels te dansen. De kater volgt bij de promotie naar tweede. Het stadion voldoet niet aan de veiligheidsnormen en de gemeente Saint-Nicolas, waar Bureaufosse ligt, is niet in staat de nodige financiële inspanningen te doen voor de verbouwingen.

Vandaag wordt op Bureaufosse weer gevoetbald. Michel Tigneffe, die in 1995 voorzitter werd van de fusieclub, is opnieuw voorzitter van Tilleur, dat na het vertrek van de fusieclub opnieuw opgericht werd in vierde provinciale en straks in eerste provinciale debuteert. Trainer is straks niet Yves Berwaerts die de promotie afdwong, maar Gilbert Bodart, die zijn naam en een sponsor meebrengt.

In 2004 wordt Club Luik, op dat moment weggezakt naar vierde klasse, overgenomen door Jules Dethier. De dakloze club vindt onderdak in Ans, de gemeente van Michel Daerden die Luik een nieuw stadion belooft. Om de veertien dagen is het feest in Ans. Het geïmproviseerde stadionnetje heeft één troef: de kantine is een enorme feestzaal. Er wordt gezopen dat het geen naam heeft, regelmatig trekken les Sang et Marin meer dan 2000 man. De promotiematch tegen Turnhout levert een recette van 15.000 euro op, maar dan is het feest voorbij. De gammele infrastructuur voldoet wéér niet voor tweede klasse, en het nieuwe stadion komt er niet. Op dat moment krijgt Daerden in de eigen gemeente al politieke tegenwind. Jules Dethier die alle onheil op Daerden afwentelt, gaat in paniek met zogenaamde investeerders in zee: de Brusselse Amerikaan Dean Johnson, die nooit een euro inbrengt, of de Braziliaanse manager José Rubulotta, die ooit een karrenvracht Brazilianen naar Seraing bracht. Ali Lukunku is na drie matchen alweer weg, wegens niet betaald. In december gaan de supporters met de pet rond en dat levert 75.000 euro op. Toch moet de algemene vergadering in april het faillissement aanvragen omdat de totale schuld tussen 500.000 en 1 miljoen euro bedraagt.

Vijftien landstitels

Sinds Seraing op 26 april 1996 in Standard opging, zijn de Rouches de enige eersteklasser in Luik (190.000 inwoners). De vijfde stad van het land is goed voor 15 landstitels (Brussel heeft er 53, Brugge 17 en Antwerpen 11).

De tweede ‘Luikse’ club is vandaag tweedeklasser Wezet, maar het stadje aan de Maas, halfweg tussen Luik en Maastricht, weegt niet zwaar qua traditie (het speelde nooit hoger dan tweede klasse) of uitstraling (het haalt amper een gemiddelde van 500 toeschouwers per wedstrijd). Een paar maanden geleden werd Wezet opgekocht door een rijke Indonesische familie, die ruim 30 miljoen euro uittrok: bijna evenveel geld als de oorspronkelijke vraagprijs van de weduwe Louis-Dreyfus voor Standard.

Groente- en fruithandelaar Guy Thiry bracht Wezet (waar hij in 1993 voorzitter werd) van eerste provinciale naar tweede klasse, maar het liefst wilde hij voorzitter van Luik worden, de club waarvoor hij altijd heeft gesupporterd. Zestien jaar na zijn vorig bod ving Thiry weer bot. De curatoren verkozen het voorstel van de groep Jean-Paul Lacomble-Léon Van Rymenam. Dus gaat Wezet alleen door. Met het grootste budget van tweede klasse (vijf miljoen euro) willen de investeerders binnen drie jaar naar eerste. Daartoe benaderden ze onder meer Luigi Pieroni (een jeugdproduct van Club Luik) die naar verluidt uitzicht had op een maandsalaris van 10.000 euro, premies niet inbegrepen.

Komend van Wezet ligt, aan de rechteroever van de Maas, net voor het binnenrijden van het centrum van Luik, Sportschool Atlas in Droixhe, de buurt van Mehdi Carcela. Op de binnenplaats van de sportschool nemen de leraren met een barbecue afscheid van de 407 leerlingen die een topsportopleiding in vooral basket en voetbal volgen. Raphael Quaranta werd er twee jaar geleden leraar. Quaranta – die behalve bij Club Luik in eerste klasse ook nog bij Antwerp en Standard voetbalde – ontkracht in zijn eentje meteen het cliché van de ‘luie’ Waal. Hij combineert liefst vier jobs: lesgever op de topsportschool, technisch directeur van vierdeklasser Seraing, trainer van SK Tongeren en gemeenteraadslid voor de PS.

Hij fungeert ook als raadgever van de burgemeesters van Seraing, Luik en Ans. “Om een oplossing te zoeken voor Club Luik. Zonder samenwerking tussen de drie steden en gemeenten was een project op lange termijn met het oog op de redding van Club Luik onmogelijk.” Quaranta heeft het afglijden van de club vanop de eerste rij mee gemaakt, eerst als speler, dan als assistent-trainer, als verantwoordelijke voor de jeugdschool, en tot een paar keer toe als hoofdtrainer.

Naar Kinepolis gaat hij bewust niet. Het had allemaal anders kunnen lopen, zegt hij. “Club Luik had niet moeten verdwijnen. André Marchandise heeft de club verkocht om economische redenen. D’Onofrio wilde Luik overnemen, maar Marchandise wou de infrastructuur en de gronden te gelde maken, en de betere spelers verkopen om geld te recupereren. Met zijn stadion was Luik goed gewapend voor de toekomst, zo vlak bij een afrit van de autosnelweg, met de uitgestrekte parkings van de Carrefour, die op zondag leeg zijn. On a été vandalisé par la bêtise humaine.” Dat het stadion onveilig was en niet meer bespeeld kon worden, daar moet Quaranta eens om lachen. “Men wilde dat het onbespeelbaar was. Er moest tien miljoen euro geïnvesteerd worden in het stadion van Standard, met het oog op Euro 2000. Men had geen zin om geld in twee stadions te stoppen.

“Wat de laatste jaren met Luik gebeurde, komt omdat de clubleiders niet naar de sportieve staf geluisterd hebben. Bij de vorige overname was er een schuld van 750.000 euro. Met bijna geen middelen promoveerden we naar derde. Maar als je schulden hebt in derde, moet je niet willen promoveren naar tweede, waar je extra verplichtingen hebt. We konden dat niet aan. Toch wilde men absoluut promoveren. We zijn ook naar tweede gegaan, en misten daar in het eerste jaar op drie punten na de eindronde. Als je hard en goed werkt, raak je vooruit, maar zonder infrastructuur ben je niets waard. Zonder steun van de politiek krijg je die infrastructuur nooit.”

Aan de fans heeft het niet gelegen. “Zonder supporters was Club Luik al lang dood. Wat zij in die vijftien jaar gedaan hebben, is uniek.” De fouten zijn op een ander niveau begaan. “Wij, trainers, moeten geschoold en bijgeschoold worden. Misschien moet er ook een opleiding of een bijscholing voor clubleiders komen. Het gevaar voor een clubleider is dat hij supporter van zijn club wordt. Als een clubleider supporter wordt van zijn club, is het einde nabij.”

De eerste Jean-Marc Bosman

Aan de overkant van de Maas, in Seraing richting Ougrée leidt een kronkelende weg naar de meest vervuilde terreinen van het Luikse bassin. Hier heeft Léon Van Rymenam (72 maar nog heel kwiek en vol ideeën) een eigen bedrijf ‘Filbois’ opgericht. Het ecologische houtverwerkingsbedrijf dat werkt met voormalige OCMW-steuntrekkers biedt een fascinerend uitzicht op de apocalyptische oud-industriële omgeving.

Aan de muur van de container die fungeert als bureau hangt een oude voetbalfoto uit 1957: het elftal van Club Luik waarmee de toen 17-jarige Van Rymenam debuteerde als rechtsbuiten in de hoogste klasse, tegen het Berchem Sport van Marcel Dries. Op de foto staan ook keeper Guy Delhasse en een ander Luiks monument, Victor Wegria. Robert Waseige – die straks technisch directeur wordt van het nieuwe Club Luik – was die zondag niet geselecteerd.

Vandaag blaast Van Rymenam op zijn 72e samen met de Luikse advocaat Jean-Paul Lacomble het pas naar vierde gedegradeerde Club Luik nieuw leven in. Plots rinkelt de telefoon. Of iemand de uitrustingen van Club Luik kan komen ophalen en waar die naartoe moeten? “Dat heb je met een club zonder thuis”, zucht Van Rymenam.

In 1983 nam hij ook al eens die andere ex-club van hem over, Seraing. “Uit erkentelijkheid voor wat de club voor mijn leven betekend heeft. Op mijn 22e ben ik in 1962 van Club Luik naar Seraing gegaan. Toen men me daar vroeg wat ik wilde als tekengeld, zei ik: ‘Een job.’ De secretaris nam de telefoon, belde met iemand bij het toenmalige Cockerill en zei: ‘Zoek een baan voor een jonge voetballer.’ Ik heb alles aan Seraing te danken.”

Vijfendertig jaar voor Jean-Marc Bosman deed Van Rymenam in 1969 zijn club Seraing een proces aan. En hij won. ” Luc Misson is mijn dossier nog komen opvragen. We hadden indertijd een extra premie gevraagd voor het behoud, het bestuur weigerde, wij staakten en het bestuur weigerde me een transfer naar Tilleur, dat toen in eerste klasse speelde. De secretaris zei me: ‘Jij voetbalt nooit meer.’ Seraing werd in het ongelijk gesteld, en moest me weer opstellen. In plaats van financiële schadevergoeding vroeg ik een rechtzetting in de kranten, en een reglementswijziging waarbij spelers voortaan op hun 35e een vrije transfer zouden krijgen, en dat jeugdspelers weg mochten voor een volgens vaste normen te berekenen bedrag.”

In 1983 klopten de curatoren bij Van Rymenam aan om het failliete Seraing over te nemen. “Het failliet was, zoals vaak, te vermijden. De basis waarop je altijd een club moet runnen, is heel eenvoudig: een strenge boekhouding. Eén dag voor de inschrijvingen bij de KBVB afgesloten werden, kocht ik de club voor één miljoen frank. De schulden waren weg nadat de curatoren alle spelers verkocht hadden waar nog geld van te krijgen was: Oblitas en Rojas. Het failliet gaf een aantal jonge spelers hun kans: Didier Frenay en Huges Déom. Ik haalde Jacques Kingambo en Eugene Kabongo. De nieuwe ploeg kostte een half miljoen euro. Met 3000 toeschouwers en 400.000 euro inkomsten per jaar was het onmogelijk om op termijn in eerste te blijven: jaarlijks maak je met die cijfers 250.000 euro verlies. Ik rekende uit dat ik per jaar één speler moest verkopen om dat te dekken. In februari van het eerste seizoen verkocht ik Kabongo aan Racing Club de Paris voor 900.000 euro. Daarmee was het tekort dat ik over drie jaar zou oplopen, helemaal gedekt. Omdat het goed ging, wilden andere bestuurders in 1986 een andere koers varen. Ik zei: allez-y. Een paar jaar later heeft Gerard Blaton ze in derde klasse opgevist.”

Dat het stamnummer 17 verdween, had kunnen voorkomen worden, zegt Van Rymenam vandaag. “De leider van de jeugdschool, Francis Nicolay, wilde graag naar Standard. Hij heeft het stamnummer opgeofferd aan zijn persoonlijke ambities. Dat betekende het einde van Seraing.”

Nu gaat Van Rymenam aan de slag met een groep overnemers, allemaal Bekende Luikenaren, onder aanvoering van de Luikse advocaat Jean-Paul Lacomble, ex-schoonbroer van Gaetan Englebert. Wat fout gelopen is bij Seraing en Club Luik is simpel, zegt Van Rymenam. “Weer hebben de bestuurders van Luik hun clubliefde boven de boekhoudkundige strengheid geplaatst. Dat mag je nooit doen, maar het is in het voetbal altijd hetzelfde. De eerste keer hebben ze een farce opgevoerd met de verkoop van het stadion aan Kinepolis vanwege een zogezegd beschadigde lichtmast. Marchandise is onder druk gezet door zijn schoonvader, met wiens geld hij in de club had geïnvesteerd. Je mag nooit de macht over een club in handen van één man leggen. Toen het de volgende keer moeilijk ging, verwachtte men dat Michel Daerden alles ging betalen. Je mag van de politiek niet verwachten dat ze alles betalen. Als je geld nodig hebt, moet je zelf op zoek naar sponsors. Als ik hier op de terreinen van Cockerill wil uitbreiden, moet ik hen toch niet vragen om dat te betalen?”

Op korte termijn wil de groep Lacomble-Van Rymenam – die de vzw omvormt naar een nv-structuur – de schulden afbetalen en de jeugdschool een nieuwe thuis bezorgen. Door de schulden mee over te nemen vermeed Luik een bijkomende administratieve degradatie. Nu kan het aan de slag in vierde klasse, samen met Seraing, waarmee het een stadion deelt, maar de geruchten dat er een fusie in de maak is, ontkent Van Rymenam formeel. Wel wordt er samengewerkt qua jeugdwerking en het zoeken van sponsors.

Klopt het dat het nieuwe Club Luik ten vroegste over vijf jaar wil terugkeren in tweede klasse? ” Pour monter, il faut d’abord calculer. Als je geen extra geld in kas hebt, moet je niet willen promoveren. Ik zeg niet dat wij ooit niet nog een keer naar boven willen, maar eerst heb je een stevige structuur en middelen nodig. Daar gaan we aan werken.”

DOOR GEERT FOUTRÉ

“Als een clubleider supporter wordt van zijn club, is het einde nabij.” Raphael Quaranta

“De bestuurders van Club Luik hebben hun clubliefde boven de cijfers geplaatst. Dat mag je nooit doen.” Léon Van Rymenam

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content