‘Gelukkig voor hen worden sommige spitsen niet betaald per meter dat ze lopen.’ Kevin Van Impe (Quick-Step-Innergetic) en Sven Vermant (Club Brugge) over parallellen en verschillen tussen de wielrennerij en het voetbal. ‘Eén ding weet ik zeker : ik zie overal af.’

Het gebeurde vorig jaar in september tijdens de Franco-Belge. Kevin VanImpe wilde graag naar Club Brugge-Ruzomberok gaan kijken. Het mocht van de ploegleiding, op voorwaarde dat hij goed reed. Van Impe fietste vervolgens zo hard, dat hij na de aankomst de leiderstrui mocht aantrekken. Net daardoor bleek hij toch niet naar het Jan Breydelstadion te mogen : de leider van een rittenkoers die ’s avonds even een voetbalmatch gaat bijwonen, dat vond zijn team uiteindelijk ongepast.

Zijn liefde voor de bal is minstens even groot als zijn liefde voor de fiets, bekent de 26-jarige renner, die onlangs nog opvallend op het voorplan trad tijdens Parijs-Roubaix : “Ik heb vroeger altijd gevoetbald, eigenlijk deed ik dat liever dan fietsen.” Van Club Bruggeaanvoerder Sven Vermant krijgt hij een korte rondleiding in de catacomben van het Jan Breydelstadion. Een mooi moment, “want als kind was ik al een Clubfan”, zegt Van Impe. “Ik ging toen wel eens op de foto met spelers als Dany Verlinden, FrankyVan der Elst en Alex Querter, die mannen.

“Zelf heb ik nog gevoetbald bij Mere en ook een jaartje bij RWDM, toen reed ik mee met Wim Kiekens. Ik was een spits die veel scoorde, maar in de jeugd wil dat niets zeggen. Dat is hetzelfde in het wielrennen : het is niet omdat je veel jeugdkoersen wint dat je later een toprenner wordt ( lacht).”

Nochtans, je won er 163, las ik.

Kevin Van Impe : “Ja, maar ik maakte evenveel goals en toch zou ik geen goede voetballer zijn geweest. Ik was te stijf, ik kon niet zo goed lopen. Maar ik deed het wel graag.”

Je pa, Frank, was profrenner, je oom Lucien won de Tour, Kevin, het lijkt me logisch dat je uiteindelijk voor de fiets koos.

Van Impe : “Dat was het inderdaad. Op mijn eerste fietsje stond al een koersstuur. Niet dat ze me pushten, maar ik denk dat de keuze een logische was.”

Vermant : “Ook voor mij was het dat : mijn oom schopte het tot bij de invallers van Lierse, ik geloof dat hij nog samen met Jan Ceulemans voetbalde. Mijn vader sjotte ook.”

Vanaf wanneer werd het voor jullie ernst ?

Vermant : “Vanaf mijn transfer naar KV Mechelen. Ik merkte dat die overgang niet evident was, het lukte niet meteen. Ik begon bij de invallers, maar na twee maanden werd ik teruggezet naar de UEFA’s. Ergens was dat een degradatie. Maar die trainer geloofde hard in mij en samen hebben we geprobeerd het ongelijk van de anderen te bewijzen. Dan wordt het ernst, want je wil je droom waarmaken.”

Van Impe : “Bij mij werd het ernst toen ik 19, 20 jaar was. Lotto deed me een aanbieding en er was veel twijfel : was ik niet te jong om al prof te worden ? Tot dan stelde mijn vader me op mijn gemak. Hij zocht sponsors, richtte een ploeg op waarin ik mocht rijden. Vier, vijf keer mocht ik mij meten met de besten van België, niet meer. Hij vreesde dat ik anders misschien opgebrand zou zijn voor ik prof werd. Nu ik mijn zesde jaar inga, merk ik dat ik nog steeds beter word. Pas toen ik prof werd, moest ik er van mijn pa echt voor leven.”

Ontgoochelingen

Wielrennen is specialistenwerk. Hoe gaat dat in de praktijk ?

Van Impe : “De ploeg heeft in totaal dertig renners onder contract, maar per soort wedstrijden wordt een kern samengesteld van twaalf, dertien man. Aan een koers kunnen er maar acht deelnemen, maar van een zware concurrentiestrijd is er niet altijd sprake. Soms moet je echt rondbellen om aan acht namen te raken, zoveel zieken en geblesseerden zijn er doorgaans.”

Zijn er wedstrijden waarvoor de concurrentie groter is dan anders ?

Van Impe : “Ronde Van Vlaanderen. Maar het is niet omdat iedereen die wil rijden, dat iedereen ook in aanmerking komt. Gelukkig was ik er iedere keer bij, in die zin appreciëren ze mijn werk wel. Vroeger, bij Lotto, reed ik maar één klassieker, maar intussen heb ik wat meer kunnen bewijzen.”

Is de teleurstelling als je niet mag deelnemen vergelijkbaar met een voetballer die op de bank terechtkomt ?

Van Impe : “Ik denk het wel. Je hoopt dat als er iemand ziek valt ze dan aan jou denken. Ik ben iemand die heel ontgoocheld is als hij zich op een koers toelegt en uiteindelijk niet mag rijden. Nu laten ze je twee, drie maanden naar een wedstrijd toe werken. Dat is voor een voetballer anders, Sven moet er elke week staan. Over een maand pas rij ik mijn volgende wedstrijd, maar niet om te winnen. We moeten er pas weer staan tegen de Tour.”

Vermant : “Het ligt voor ons dichter bij elkaar.”

Van Impe : “Elke week is belangrijk. Wij hebben er vijf intense weken opzitten, maar de komende vier is het toch recupereren. Nu is het aan een andere ploeg, die voor de Waalse klassiekers. ( lacht) In voetbal kan je moeilijk zeggen : vorige week waren het deze elf, volgende week elf anderen.”

Hoe verwerk je ontgoochelingen ?

Van Impe : “Hopen dat er snel een andere koers komt waarin je wél goed bent. Dat is de enige manier waarop je jezelf in de ploeg kan inwerken. Het is soms zo raar … Als de televisie er is en je komt een keer in beeld – vijf kilometer op kop rijden is genoeg – dan kan je soms al de man zijn. Terwijl anderen misschien al tweehonderd kilometer op kop gereden hebben terwijl niemand het zag. Toen Peter Van Petegem Parijs-Roubaix won, zette ik hem tweehonderd kilometer uit de wind. Maar toen de tv-uitzending begon was ik uit de koers en luidde de commentaar : ‘Van Impe heeft opgegeven, blijkbaar was hij niet zo goed vandaag … ‘”

Vermant : “Ik denk dat elke sporter te maken heeft met teleurstellingen. Ik heb bij Schalke 04 eens negen weken niet gespeeld. En bij KV Mechelen kende ik een seizoen waarin ze twijfelden of ze me wel zouden houden, maar het jaar erop stond Club Brugge aan mijn deur. Mijn visie is : blijf hard werken en probeer het ongelijk van de mensen te bewijzen. Hoop niet op een kans, maar zorg ervoor dat ze komt.”

Van Impe : “Voor- en tegenstanders heb je altijd, zelfs binnen je eigen team. Op een bepaald moment kreeg ik bij Lotto geen nieuw contract en moest ik naar een ploeg uit de ’tweede klasse’. Dan zie je zelf hoe sterk je als mens in je kop bent. Voor mij waren er toen een paar richtingen : een heel leven bij Chocolade Jacques rijden of me herpakken en terugkeren naar een topploeg. Ik ben niet méér gaan trainen, maar heb dat jaar bij Chocolade Jacques misschien iets meer aan mezelf gedacht. In de sport moet dat soms.”

Vermant : “Dat is zo, soms verlies je de focus op jezelf.”

Van Impe : “Dan valt ook weer op hoe ze kijken naar de trui die je draagt. Toen ik nog voor Jacques reed, was ik een redelijk goede renner in een kleine ploeg maar lieten ze me niet door als ik naar voren wilde. Als ik nu met Tom Boonen in mijn wiel zit, maken ze ruimte.”

Jezelf verkopen

Voetballers tekenen vaak lange contracten, biedt dat iets meer zekerheid ?

Van Impe : “Mijn langste contract is het huidige : twee seizoenen.”

Vermant : “Je moet je altijd bewijzen, vind ik, contract of niet. Je kan gerust ergens voor vijf jaar tekenen, maar als je twee jaar niet presteert, zullen ze zeggen : zoek maar wat anders, want hier speel je niet meer. Renners hebben misschien wel het voordeel dat ze op hun eentje kunnen proberen uit te blinken. Wij zijn vaak afhankelijk van het niveau van de hele ploeg.”

Van Impe : “In het wielrennen is het nu wel veranderd, de meesten hebben een manager. Misschien heb ik wel een grote mond, maar als je zoals nu einde contract bent, is het soms handiger als iemand anders voor je kan praten. Mijn manager heeft vier aanbiedingen, op mijn eentje zou ik dat wellicht nooit achter de hand hebben gehad. Ook financieel is het makkelijker.”

Vermant : “Ik heb zelf mijn verlenging in Duitsland onderhandeld én mijn contract hier in Brugge. Na een tijdje weet je wel wat je waard bent en wat er te verdienen is. Wel niet evident hoor, jezelf verkopen.”

Van Impe : “Jij bent wat ouder, jij weet wat je waard bent. Ik weet dat nog niet.”

Je hebt in het voetbal dienende en bepalende spelers. In het wielrennen ook. Waar zit jij ergens, Kevin ?

Van Impe : “In Parijs-Roubaix kreeg ik een dienende rol. Ze stuurden me vooruit om op het moment dat ik zou worden ingelopen, de kopman te helpen. Maar dat gebeurde pas op twee kilometer van de streep en ik werd nog negende. Misschien – hoop ik – krijg ik nu een andere rol. In de Tour zal ik een dienende rol spelen, maar in de wedstrijden die volgen, wil ik graag een keer …

… beschermd worden ?

Van Impe : “Beschermd is een groot woord. Na dit voorjaar blijkt toch dat ik in finales sterker ben geworden. Kopman ben ik zeker niet, misschien word ik het later. Ik ben pas 26. Maar is dat in het voetbal niet anders ? Een dienende rol … Iedereen is toch belangrijk ?”

Vermant : “Ja, maar soms moet je jezelf kunnen wegcijferen als het net iets minder is. Ik ben geleidelijk naar achteren geschoven en dan val je toch minder op dan de spitsen.”

Van Impe : “Gelukkig voor hen worden die niet betaald per meter dat ze lopen. ( lacht) Ik zie sommige jongens vele kilometers lopen op een veld, voor mij zijn dat dragende spelers, geen dienende. De helden zijn voor mij niet altijd de mannen die scoren. Dat is hetzelfde bij ons : kopmannen moeten niet hoog van de toren blazen tegenover helpers, want zij hebben die jongens nodig om te zijn wie ze zijn.”

Tom Boonen staat soms een deel van zijn premies af aan jullie. Als dank.

Van Impe : “Wij zijn niet de grootverdieners van de ploeg. Wat erbij komt, is een extra stimulans. Als ’s ochtends de kopman zegt : ‘Als ik vandaag win, krijgt iedereen zo veel‘, dan zal ik daar geen meter harder voor rijden. Want : het is je job. Maar : het is wel een teken van waardering. Tom verdient misschien tien, vijftien keer meer, dat is echt extreem.”

Vermant : “Die verschillen binnen een ploeg heb je niet in het voetbal.”

Bier in het gezicht

Ander verschil : voetballers zijn afgeschermde helden, wielrenners kun je bij wijze van spreken aanraken tijdens de koers.

Van Impe : “Jaja, Sven, terwijl wij daar staan te zingen van ‘ You’ll never walk alone’komen jullie ongestoord het veld op. Als wij voor de start uit de bus komen, hebben ze ons al vast … In Parijs-Roubaix staat de helft er op de laatste strook zat bij. Dan krijg je meer bier in je gezicht dan water uit je bidon. Of er trekt iemand aan je arm. Of iemand staat een foto te nemen en ziet door zijn lens niet dat je er haast bent … Ik weet niet of die bereikbaarheid in het wielrennen altijd zo goed is. ( lacht) Ik ben ook al wel eens meer dan vijf uur op stap geweest, ik weet hoe ik dan ben. Soms is het schrikwekkend ja … Wij zijn als Club Bruggesupporter tégen de anderen, dat is in het wielrennen ook zo.”

Als jullie vrijaf hebben, krijgt het vak dan de voorkeur of de familie ?

Vermant : “Ik heb kinderen. Je bent al genoeg bezig met je werk, zodat je op vrije momenten wel eens wat meer tijd aan de familie besteedt. Anderzijds volg ik thuis heel veel andere competities, via de satelliet.”

Van Impe : “Daar kan ik Sven goed volgen. Als ik niet in de Tour zit en het is goed weer, blijf ik daar niet speciaal voor thuis. ( lacht) Contractueel mag ik alleen geen gevaarlijke sporten beoefenen. Niet voetballen, niet skiën …”

Vermant : “Is wielrennen stilaan ook geen gevaarlijke sport ?”

Van Impe : “Ja, met de snelheden van nu, de auto’s langs de weg, de moto’s, de supporters … Er is ook steeds minder solidariteit onder de renners. Renners lijken vijanden van elkaar te zijn geworden.”

Kijk je uit naar de Tour ?

Van Impe : “Ja. Wat ze zeggen is waar : je komt sterker uit zo’n ronde. Ik hoop alleen dat de Spaanse brommers wat minder snel rijden. Anders wordt het lastig en is het niet plezant voor een niet-klimmer. Ik heb al de Giro en de Vuelta gereden. De Spaanse ronde heeft minder steile bergen, zeggen ze. Dat klopt, maar ze rijden wel drie kilometer per uur sneller. Een ding weet ik : ik zie overal af ( lacht).”

Ben je een winnaar ?

Van Impe : “Ik haat verliezen. Soms ben ik misschien wel een klootzak. Misschien moet dat wel in de sport, iemand kunnen flikken. Goeie maten erbuiten, maar eigenlijk is het toch ieder voor zich. Als je dat weet, is dat al iets. Beenhard moet het zijn, waarom niet ?”

door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content