Jacky Mathijssen moet van tobclub Club Brugge weer een topclub maken. Eerder al bande hij twijfel bij STVV en Charleroi. Hoe werkt Jacky Mathijssen ? Een beknopte handleiding, aan de hand van lange gesprekken in de voorbije jaren.

“Wat Mathijssen zo goed maakt als trainer ? Hij houdt alles heel simpel. In alle omstandigheden is hij heel duidelijk.” (physicaltrainer Eric Roex)

1. De mens Introvert

“Ik ben vrij introvert, of houd toch zeker zoveel mogelijk dingen voor mezelf. Ook omdat ik door het voetbal dikwijls in kwetsbare posities kom. Ik redeneer : wat ik in de hand heb, weet niemand. Dat kunnen vroeg of laat, ook over vijf jaar, mijn sterktes worden. Als ik ze nu op tafel leg, win ik misschien, maar het spel gaat verder.

“Ik gooide me nooit in de strijd zonder dat ik wist waaraan ik begon. Anderen deden dat wel, waren de ene keer de grote man en de andere keer de pineut. Dat risico nam ik niet. Ik reageerde niet zomaar direct op bepaalde dingen die rond mij gebeurden, ik was iemand van : opletten, eerst nadenken, tijd nemen. Als ik het probleem ken, kies ik liever het moment uit waarop ik het aanpak.

“Feit is alleszins dat ik niet graag bepeuterd word. Zelf ben ik ook niet iemand die bij anderen gaat peuteren, zelfs niet in de eigen familie.”

Veranderd door zijn ongeval

“Dat ongeval in die thuiswedstrijd met Lommel tegen RWDM was back to basics. Als je twaalf, dertien jaar beroepsvoetballer bent, zijn veel dingen die niet zo evident zijn, de gewoonste zaak van de wereld geworden. Tot je eens echt met de voeten op de grond komt en zegt : ik hoop dat ik morgen weer kan bewegen.

“Mijn linkerkant was verlamd. Dat eens meemaken is raar voor iemand die van zijn lichaam moet profiteren om zijn brood te verdienen. Als plots wegvalt wat heel je leven evident is geweest, komen de vragen : wie is er belangrijk ? Heb ik die mensen wel gegeven wat ze verdienen ? Door dat ongeval heb ik mezelf in bepaalde dingen gecorrigeerd. Ik denk dat de mensen die dicht bij mij staan, familiaal dan, nu meer respect en waardering voelen. Dat ik het nu meer durf tonen ook. Vroeger dacht ik daar veel te weinig aan. Ik was veel meer met mezelf bezig.”

Houdt rekening met anderen

De afstand van Dilsen naar Brugge heen en terug is honderd kilometer langer dan van Dilsen naar Charleroi en terug : die 320 kilometer per dag legde Mathijssen de voorbije jaren zonder verpinken af. Gemiddeld 50 dagen per jaar zit hij in de auto, maar niet met tegenzin : “Ik ben graag alleen. Alleen kom ik tot rust. Voordeel is dat ik het voetbal achterlaat als ik thuiskom. Ik doe het ook uit respect voor mijn vriendin, die in Dilsen al twintig jaar voor de klas staat. Zij staat erg op haar onafhankelijkheid. Ik snap dat, want ik heb dat ook. We maken er samen het beste van, maar moeten wel allebei op eigen benen kunnen staan. Met welk recht zou ik haar weghalen uit haar wereld waar ze functioneert en sociale erkenning krijgt ?”

2. De trainer Succesrecept zonder geheimen

“Mijn succesrecept als trainer ? Geheimen heb ik niet. Mijn job is mensen samen leren voetballen. Daarbij moet iedereen een stuk van zichzelf inleveren, ten voordele van het collectieve rendement. Ik ga met iedereen de dialoog aan. Een lijn uitzetten en die laten respecteren vind ik niet ambetant, maar standvastig zijn. Wat dat betreft, laat ik me niet graag op andere gedachten brengen.

“Ik sta redelijk dicht bij mijn spelers. De kleedkamer is van hen, op het veld moet ik aanwezig zijn. Daar kan je veel meer los krijgen dan wanneer je vooraf of achteraf een speler naar je bureau roept. Tijdens een oefening bereik je vaak veel meer met één of twee zinnetjes. Liever daar dan direct de officiële weg. Ik ga niet in groep schreeuwen, zeg en passant iets tegen iemand individueel.

“Verder probeer ik zo goed mogelijk met iedereen om te gaan. Als ik geen goed verhaal heb, heb ik géén verhaal voor de buitenwereld. Ik denk dat de spelers dat appreciëren. Er ontvalt me niets waarvan ik later spijt heb dat het me is ontvallen. Ik weet graag veel, maar ik kan er ook mee om. Bij mij stopt een hoop informatie, soms voor altijd. Bij sommige anderen niet, merkte ik in de loop van de jaren.”

Coacht energiek

Nogal wat mensen krijgen het op de heupen wanneer ze Mathijssen buiten zijn dug-out tekeer zien gaan. Mathijssen speelt bewust een rol : “Ik maak deel uit van de spelers die daar op het veld hun best aan het doen zijn. Ik laat aan iedereen voelen dat ik betrokken partij ben : aan mijn ploeg, maar ook aan tegenstander en scheidsrechter. Stil op de bank zitten à la Sollied is niet aan mij besteed. Hij zat misschien in een groep mensen die al veel succesbeleving meemaakte. Ik heb spelers die moeten voelen dat ik hen nabij ben, dat ik op dezelfde boot zit als zij en even diep ga. Ik doe dat niet voor mezelf. De dag dat ik voel dat mijn spelers het niet meer nodig hebben, stop ik ermee.”

Gaat stap voor stap

“Ik zie wel hoe ik reageer in nieuwe situaties. Vooraf riep men ook : ‘Oeioei, gaat dat wel lukken bij STVV ? Ben je zeker dat je gaat slagen bij Charleroi ?’ Als ik morgen Kermt Hasselt in de derde klasse ga trainen, ben ik ook niet zeker of mijn verhaal daar aanslaat. Als je ergens begint, moet je in de eerste plaats in je eigen verhaal geloven. Maar ik heb wel genoeg aan vertrouwen gewonnen om ergens anders, desnoods over de grens of in een grote club, aan de slag te gaan. Op voorwaarde dat hun verhaal me geloofwaardig overkomt. Dat wil ik weten : wat verwacht men van mij, met wie kan ik werken ?”

Weet het beter

“In dit vak moet je het gevoel hebben : ik weet het beter. Ik zie sommige dingen, ik probeer mensen rond mij te helpen en beter te maken. Dat had ik al op school, als jonge speler in mijn club. Dat was een groot probleem in mijn jeugd en op school. De turnles vond ik een ramp, de trainingsbeleving als jonge speler ook. Honderden keren moest ik me excuseren om wat ik onderweg tegen iemand gezegd had : ‘Hoe kan dat nu, hoe is dat mogelijk ?’ Ik ergerde me vaak. Gewoon samen plezier maken, dat kon ik niet plaatsen. Dat mensen gewoon wat plezier wilden beleven terwijl ik daar was om te winnen. Ik snapte niet dat iemand een bal naar links gaf terwijl ik het beter wist, namelijk dat die naar rechts had gemoeten. Daar heb ik heel veel opmerkingen over gekregen, dat ik toen héél ambetant was, altijd op het randje van ruzie. Nu nog durf ik op het randje gaan.”

Omringt zich niet met jaknikkers

Voor een deel stelde Mathijssen zijn trainersstaf zelf samen. Keeperstrainer Phi- lippe Vande Walle benaderde hij zelf, net als physicaltrainer Eric Roex toen bleek dat Michel Bertinchamps een andere werkwijze voorstond dan wat Mathijssen in gedachten had : “Als ik het gevoel heb ‘dit is het’, dan kan je me niet iets anders laten doen. Mij aanpassen aan zijn werkwijze zag ik niet zitten. Hem accepteren omdat hij er al zo lang zat, terwijl we niet samen passen, vond ik geen optie.

“Ik wil wél als trainer bijleren op het veld, in de praktijk. Daarom wil ik me niet omringen met mensen die me aanstaren als ik iets zeg en vervolgens jaknikken. Ik wil mensen die reageren op wat ik zeg, die me aanvullen. Als je met bekwame mensen werkt, voelen spelers dat er een idee achter zit.”

Die mensen laat hij wél werken. Hij hoeft niet alles zelf te doen : “Of ik ogen in mijn rug heb ? Als je met mensen werkt die je vertrouwt, zijn zij je ogen op je rug.”

Verschillende aspecten

“Qua karakter had Paul Theunis veel van mezelf, maar hij hield een lijn aan waarbij ik merkte hoeveel problemen je krijgt als je die heel strak houdt. Aimé Anthuenis kon daar soepeler mee om, die liet mensen beter renderen door een positief verhaal te vertellen. Zelf hoef ik geen cinema te spelen, ik heb een normale manier van functioneren. Ik moet me niet strenger of soepeler voordoen dan ik ben.

Zijn voordeel is dat hij van alles wat met de job samenhangt, wel wat afweet : “Ik wéét hoe het is om profvoetballer te zijn. Ik was zelf ook hulptrainer, als ex-keeper kan ik met mijn keeperstrainer praten. En als de dokter Latijnse woorden gebruikt, kan ik ook volgen omdat ik als regent LO voor de Latijnse aanpak koos. Da’s fijn voor de mensen die met me werken, dat ik weet waar ze het over hebben en ze dat ook aanvoelen.”

3. Het team Kiest bij voorkeur voor 4-3-3

“In normale omstandigheden is een 4-3-3 de uitgangsbasis op mijn tactisch bord. Zet de tegenstander snel druk, wordt die 4-3-3 door terugplooiende buitenspelers snel 4-5-1. Ik geloof meer in 4-3-3 dan in 4-4-2 omdat het de makkelijkste manier is om zonder veel afspraken met een vaste organisatie een goed blok te vormen. Het is de manier om de minste afstanden te lopen als je niet zeker bent dat je goed genoeg bent om de tegenstander weg te drukken. Zelden zetten centrale verdedigers een aanval op, de meeste teams voetballen via de backs van achteruit. Zet je daar een 4-4-2 tegenover, zit die tegenstander langs de flanken snel veertig, vijftig meter diep, moet je elders iemand weghalen om dat gat te dichten. Aanvallers die met twee spelen, moeten véél lopen. Ik probeer meestal aan één kant heel hoog te blijven, afhankelijk van de kwaliteiten van de tegenstander of die van ons.”

Fysiek in orde

“Ik kan het niet hebben dat we verliezen omdat we op het einde tekortschieten. Aanvallers zitten altijd in een golfbeweging. Wanneer iemand het moeilijk heeft, wacht ik niet met schuiven tot die doodvalt. Bij Charleroi wissel ik ook vaker. De spelers leerden accepteren dat dit er bijhoort. Dikwijls maken bankzitters op het einde van een wedstrijd het verschil, heb ik hen duidelijk gemaakt. Ik zeg niet dat ze staan te vechten om op de bank te mogen zitten, maar ze voelen het niet meer aan als een belediging. In het verleden verloor Charleroi veel wedstrijden in de slotfase, nu winnen we er veel op het einde.”

Maakt spelers beter

Ooit Jacky Mathijssen horen zeuren omdat een speler vertrok en niet vervangen werd ? Mathijssen zet iemand anders, gaat desnoods bij de jeugd iemand weghalen zonder dat de resultaten eronder lijden. Of hij spelers beter kon maken, vroeg voorzitter Abbas Bayat toen hij bij Charleroi tekende : “De voorzitter had een trainer nodig die spelers beter maakte.” Namen ? Izzet Akgül kwam uit de derde klasse, Orlando speelde in Brazilië voor een provinciaal clubje, Bruno Christ komt uit de Franse derde klasse, Nasredine Kraouche was verloren voor het voetbal, Abdel Oulmers was vergeten toen Mathijssen kwam, Costa Dante kwam als onbekende en hield aan een goed seizoen een transfer naar Standard over, François Sterchele maakte onder Mathijssen moeiteloos de overstap van de tweede naar de eerste klasse en werd voor veel geld verkocht, Tim Smolders was bij Club en RKC helemaal uit beeld geraakt. Bij STVV bracht de toekomstige trainer van Club goed voetbal met spelers die na zijn vertrek als te licht voor de eerste klasse golden. Eigenlijk is het simpel. Mathijssen maakt niet alleen spelers maar ook het team beter.

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content