Sinds mei is hij gestopt met voetballen, maar Djibril Cissé geniet nog van het mooie weer op Corsica, waar hij vorig seizoen bij SC Bastia samen met Guillaume Gillet voetbalde. Op de divan met een markante speler. ‘Ik kan soms nogal een ettertje zijn.’

Corsicanen gaan er prat op dat zodra je kennisgemaakt hebt met hun ‘land’, je er niet meer weg te slaan bent. En ongelijk kan je hen niet geven als je in Bastia over de Place de la Cathédrale kuiert. Op een petanquepleintje lijken de emoties hoog op te lopen tussen zes kameraden. Onder hen ook Mickaël Landreau, de Franse ex-international en ex-speler van Bastia, die nu op Corsica woont. Een paar honderd meter verder zit een andere jong-gepensioneerde die ook maar niet wegraakt van het eiland. Djibril Cissé (34), intussen ex-spits, helemaal in het zwart gekleed, is op de afspraak in het Cors’hotel, een vrij bescheiden hotel. Het strookt helemaal niet met de blingblingreputatie van de speler. Glimlachend vleit ‘Djib’ zich in een divan, voor een uitgebreid gesprek.

Op je arm staat een tatoeage met de tekst ‘Een leeuw gaat nooit dood, hij slaapt’. Waar wordt Djibril Cissé straks wakker?

DJIBRIL CISSE: ‘Op La Réunion (een Frans eiland ten oosten van Madagaskar, nvdr). Het zal een korte uitdaging worden, maar we gaan proberen ze tot een goed einde te brengen.’

Hoe zijn de contacten gelegd?

CISSE: ‘Toen ik aankondigde dat ik mijn carrière voor bekeken hield door de steeds terugkerende pijn aan mijn heup, zei een vriend die ter plaatse woont: ‘Als je nog kan, kom hier dan eens één, twee of drie maanden spelen.’ We zijn dan overeengekomen dat ik er één maand naartoe ga. Cool, hé?’

Waren er andere mogelijkheden?

CISSE: ‘Ja, ik had aanbiedingen uit India, Turkije, de Verenigde Staten,… Maar gezien mijn medische toestand is mijn makelaar de onderhandelingen niet aangegaan. Op dit moment kan ik een ploeg niet echt helpen. Ik ben dus eerlijk geweest en heb tegen heel wat clubs ‘nee’ gezegd.’

SNELLER DAN GEVAERT

Laat ons eens een twintigtal jaren teruggaan in de tijd: hoe was de jeugd van Djibril Cissé?

CISSE: ‘Een jeugd heb ik niet echt gehad want op mijn elfde zat ik al op internaat in Nîmes. Mijn kindertijd in Arles daarentegen was normaal: naar school gaan en voetballen in de wijk natuurlijk.’

Je vader heeft het gezin al snel verlaten en je moeder werd je heldin…

CISSE: ‘Ze heeft zeven kinderen helemaal alleen grootgebracht. Niet zo vanzelfsprekend! In Afrika worden de moeders sowieso al op een piëdestal geplaatst, maar wat mijn mama gedaan heeft, verdient nog meer bewondering.’

Zo veel bewondering dat je zelf soms een rok aandoet?

CISSE: ‘Nee, dat heeft veeleer met mode te maken. Ik hou ook van kilts.’

Pardon? Wat is er leuk aan een kilt?

CISSE: ‘Niets, het gaat om de allure. Het is niet meteen comfortabeler dan iets anders, maar het is wel zo dat je je meer op je gemak voelt omdat het ruim is en je er plaats in hebt.’

Vanwaar komt die aandacht voor mode?

CISSE: ‘Al toen ik heel klein was, hield ik van mooie spulletjes en was ik graag anders. Voor mij is er niet echt een criterium: het moet niet duur zijn of in het oog springen, ik moet het gewoon mooi vinden. Op dit moment heb ik het nogal voor zwart.’

Tatoeages zijn een andere passie. Heeft dat te maken met de zoektocht naar schoonheid of zit er meer achter?

CISSE: ‘Er zitten in mijn ogen een aantal belangrijke bij, zoals de voornamen van mijn kinderen. Maar er zijn er ook die speelser zijn of die ik samen met een vriend liet zetten… Hoewel het pijnlijk is om je vingers of je zij te laten tatoeëren, vond ik het wel onmiddellijk oké.’

Heb je nog ergens plaats?

CISSE: ‘Een beetje op de benen. Er zijn trouwens ook tatoeëerders die echt specialisten in ‘covering‘ zijn, dat wil zeggen dat ze een nieuwe tatoeage over een oude zetten.’

Je wordt vaak in de categorie ‘metroseksuelen’ gezet, zoals David Beckham. Past dat bij jou?

CISSE: ‘Als je daarmee bedoelt: mannen die zich verzorgen en bezig zijn met hun uiterlijk, past dat wel bij mij, behalve dat ik niet naar een schoonheidssalon ga, zalfjes gebruik of me laat epileren.’

Je hebt het lichaam van een atleet. Is dat altijd zo geweest?

CISSE: ‘Nee, toen ik klein was, was ik groot en heel mager… Maar een reus ben ik nooit geweest, het is door te sporten dat ik mettertijd mijn spieren ontwikkeld heb.’

In België vergeleek een journalist je al met Kim Gevaert, maar je bent sneller dan Kim…

CISSE: ‘Dat kan. Vroeger toch. Met mijn heup is dat nu niet meer zo evident. Maar binnenkort ga ik me laten opereren en dan zal ik weer veel kunnen doen, zoals sprinten. Als ik niet opnieuw in het voetbal terechtkan, denk ik dat ik me op de atletiek ga storten. Snelheid is toch altijd, samen met kracht en een hard schot, de basis van mijn spel geweest.’

STAANDE OVATIE

Je bent twee keer zwaar geblesseerd geweest. Waar heb je de kracht gevonden om terug te knokken?

CISSE: ‘Van mijn mama, daar ben ik zeker van! Wat zij heeft meegemaakt, hoe zij haar kinderen heeft opgevoed – want we hebben een heel correct leven gehad en hebben allemaal een gezin -…, ik zie geen andere mogelijkheid dan dat ik die kracht van haar geërfd heb.’

Waar heb je het meest aan moeten schaven om profvoetballer te worden?

CISSE: ‘Destijds was ik technisch niet bij de besten. Op dat vlak heeft Guy Roux een grote rol gespeeld. Van hem heb ik veel opgestoken: koppen en met de rug naar doel spelen. Zonder hem had ik nog geen tiende kunnen doen van wat ik in mijn carrière gedaan heb. Ik heb mijn droom kunnen waarmaken dankzij Guy Roux.’

Je relatie met de nationale ploeg is nooit gemakkelijk geweest…

CISSE: ‘Dat is nu eenmaal zo. Ik heb toch 41 selecties achter mijn naam, zo slecht is dat niet. Maar na elke dip in mijn carrière ben ik toch steeds opnieuw bij Les Bleus geraakt, daar ben ik wel tevreden mee.’

Bij elke comeback reageerde het publiek enthousiast, vooral bij je laatste selectie in 2011.

CISSE: ‘Dat weet ik nog. Het was een Frankrijk-Spanje en net voor ik het veld opkwam, kreeg ik een staande ovatie van het stadion terwijl mijn naam werd gescandeerd. Dat is een heel mooie herinnering en ik ben blij dat de mensen beseffen welke inspanningen het vergt om terug te komen en je liefde voor het shirt van de nationale ploeg te tonen.’

In tegenstelling tot in België worden in Frankrijk uitschuivers van voetballers veel minder geaccepteerd.

CISSE: ‘Het klopt dat je in Frankrijk een kleinere foutmarge hebt dan in andere landen. De supporters willen dat spelers onberispelijk zijn, zelfs naast het veld omdat dat een weerslag heeft op het imago van het land. Je weet dat wij, Fransen, nogal chauvinistisch zijn, dus willen we dat er geen kwaad gesproken wordt over Frankrijk.’

AMBASSADEUR VAN PANATHINAIKOS

Heeft de Premier League je altijd aangesproken?

CISSE: ‘Ja. Voor mij is het altijd eerst Engeland geweest. Italië vond ik ook leuk, maar van het voetbal daar was ik niet zo’n fan. Ik was gemaakt om in de Premier League te spelen. De supporters ademen er voetbal en denken aan niks anders.’

Je eerste seizoen bij Liverpool, in 2004/05, was er een van ups en downs…

CISSE: ‘Klopt. Tijdens de voorbereiding maakte ik veel doelpunten, ook op de eerste speeldag scoorde ik. Dan blesseerde ik me en was ik zes maanden out. Bij mijn terugkeer maakte ik enkele goals in de aanloop naar de finale van de Champions League (Liverpool – AC Milan 3-3, nvdr) en had ik het geluk om die historische match mee te maken en bovendien een penalty om te zetten.’

Is die strafschop jouw moment van de match? Of de kopbal van Steven Gerrard?

CISSE: ‘Als ik moet kiezen, is het toch de save van Jerzy Dudek bij een 3-3-stand. We hebben elkaar onlangs nog eens gezien op een feestje ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de wedstrijd en hij heeft er nog altijd geen verklaring voor. En ik ben er zeker van dat Sjevtsjenko ook nog altijd niet weet hoe hij die kans heeft kunnen missen.’

Bij elke club waar je zat, werd je op handen gedragen door de fans, maar in Griekenland waren die het vurigst. Heb je bij Panathinaikos op dat vlak alles meegemaakt?

CISSE: ‘Dat was speciaal. De club van mijn hart is Olympique Marseille, maar de supporters van mijn hart zijn die van Pana. Die relatie kan ik niet uitleggen, het is gewoon liefde: zij houden van mij en ik hou van hen. Een maand geleden ben ik er nog geweest en werd ik opgebeld om eens bij de fans langs te gaan. Er stonden 700 mensen, de straten waren afgezet, er waren rookbommen,… Ongelooflijk! Griekenland is echt speciaal voor mij.’

Panathinaikos zit in de problemen nu…

CISSE: ‘Destijds vroegen ze me al om weg te gaan omdat ze financieel niet rondkwamen. Ze zijn heel correct tegenover me geweest, maar het is toch met een gebroken hart dat ik er vertrokken ben. Ik heb trouwens een tatoeage van het logo van de club. Het is mijn familie en ik hoop er op een dag terug te keren. Niet als speler, maar als ambassadeur.’

Op je 31e ben je naar het Qatarese Al-Gharaffa gegaan. Deed je dat om de bankrekening te spijzen?

CISSE: ‘Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik daar niet om sportieve redenen zat. En ik zat toen ook midden in een echtscheiding: dat kost handenvol geld en ik was het beu om drie keer per week bij mijn advocaat langs te gaan. Ik ben toen een beetje gevlucht. De club wilde dat ik er bleef, maar het is niet eenvoudig om in een zogoed als leeg stadion te voetballen. Voor het sportieve moet je niet naar Qatar gaan.’

Is het daarom dat je naar Rusland vertrokken bent?

CISSE: ‘Ja, en omdat het er wat minder warm is. Rusland was op sportief vlak het beste wat me toen kon overkomen: we speelden er Europa League en het was belangrijk om in die vitrine te staan. Het was zeker geen keuze voor het geld.’

100 GOALS

Je bent vrolijk van nature, maar je hebt wel een sterk karakter. Zoals die keer dat je in een paar matchen bij Queens Park Rangers twee rode kaarten pakte…

CISSE: ‘Ik kan soms nogal een ettertje zijn, maar dat heeft me ook geholpen in mijn carrière want ik ben altijd veeleisend geweest voor mezelf. Voetballen is mijn job, ik sta niet op het veld om lol te trappen of om show te verkopen. Op het veld gedraag ik me anders, ben ik agressiever en loop ik soms te zeiken, maar dat is normaal, ik wil winnen.’

Je hebt ook eens in de cel gezeten…

CISSE: (schudt het hoofd)

Dat klopt niet of wil je er niet over spreken?

CISSE: ‘Dat klopt niet. Blijkbaar zou ik in Engeland ooit een nachtje gebromd hebben, maar dat verhaal is compleet uit de lucht gegrepen.’

Een goed jaar geleden begon je aan je laatste profseizoen bij SC Bastia. Heb je hier getekend om de kaap van de 100 doelpunten in de Ligue 1 te kunnen bereiken?

CISSE: ‘Nee, ik wilde terugkeren naar Frankrijk en opnieuw voor Les Bleus uitkomen. En bovendien kende ik Corsica niet. Daarna is men uiteraard beginnen te schrijven over die honderd goals.’

Is het een ontgoocheling dat je op 96 treffers gestrand bent?

CISSE: ‘Ja en nee. Mijn lichaam kan gewoon niet meer. Mocht ik op honderd procent van mijn mogelijkheden gespeeld hebben, zou ik die kaap gehaald hebben.’

Was dit het seizoen te veel?

CISSE: ‘Nee. Mijn lichaam begon op te spelen op een moment dat ik het niet verwacht had.’

Bij SC Bastia stond je ook voor het eerst met een Belg in de ploeg: Guillaume Gillet.

CISSE: ‘Guillaume is een fantastische kerel, we hebben trouwens nog altijd contact. Zijn accent valt nog mee, het is niet het ergste dat ik meegemaakt heb in mijn carrière. Dat was het Scouse in Liverpool. Ik ben een beetje teleurgesteld dat hij er niet in geslaagd is om hier te blijven. Geweldige speler.’

DOOR EMILIEN HOFMAN IN BASTIA – FOTO’S BELGAIMAGE – MICHEL MAESTRACCHI

‘Als ik niet opnieuw in het voetbal terechtkan, denk ik dat ik me op de atletiek ga storten.’ DJIBRIL CISSÉ

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content