Dany Verlinden is één jaar trainer, keeperstrainer van Club Brugge. Zondag zit hij op de bank als blauw-zwart tegen Germinal Beerschot de dubbel probeert te pakken. Toch vergde zijn nieuwe job een aanpassing.

We zijn pas gezeten in de theoriezaal, gevlucht voor het lawaai in het spelershome, of de deur zwaait al open. Glenn Verbauwhede met een belegd broodje. “Leg het hiernaast in het bureau maar”, stuurt Dany Verlinden zijn jongste keeper meteen weer weg. Het is maandagmiddag en zoals gewoonlijk trapten de keeperstrainer en zijn drie doelmannen na de training met hun minst goede voet naar de deklat. Verbauwhede verloor en trakteert dus. “Zoals gewoonlijk”, grijnst Verlinden, “of toch zeker zoals negentig procent van de keren.” Zijn woorden zijn pas koud of de deur gaat alweer open. Glenn Verbauwhede, speelvogel. “Dany, je moet niet zeggen dat ik altíjd verlies, hé.”

Vorig seizoen was Verlinden nog de concurrent van Tomislav Butina, Stijn Stijnen en Glenn Verbauwhede, nu is hij hun trainer. Maar zoveel lijkt er niet meteen veranderd. “Toen gaf ik ook al keeperstraining, maar nu ik zelf niet meer meedoe, nemen ze toch wat makkelijker iets van mij aan”, ervaart hij. “Ach, weet je : ik ben hier om te helpen, maar voor de rest zijn zij het die prestaties moeten leveren. De jongeren corrigeren is evidenter dan Tommy, die zelf al zo ervaren is. Het gebeurt wel eens dat ik denk : bij dat doelpunt had hij beter dit of dat gedaan. Maar alles wat ik zeg, is geen evangelie. Ik bedoel : ik ben niet diegene die het keepen heeft uitgevonden, ik kan dus ook fout zijn.

“Soms ben ik streng, soms niet. Zeker voor jongeren vind ik discipline belangrijk. Zij moeten nog alles bewijzen en dan vind ik dat zij geen kans mogen laten voorbijgaan om beter te worden. Lukt dat niet, dan moet je de strenge hand bovenhalen. Het is een aantal keer gebeurd met Glenn, onder andere omdat hij te laat kwam. Op oefenstage gaf ik hem in de vroege ochtend extra training. Maar hij is iemand die je heel moeilijk kunt straffen, omdat hij het niet als straf opneemt. Maar je moet toch iéts doen. Ik vind niet dat je alles zo maar mag laten voorbijgaan. Aan het feit dat hij het snel vergeten is, zie je dat hij er misschien nog niet helemaal rijp voor is.”

Verlinden is in het bezit van een Uefa-A-diploma en is één van de technische raadgevers van de opleiding voor keeperstrainers die de bond dit seizoen opstartte. Hij haalt zijn oefenstof uit eigen ervaring. “Ik heb wel een aantal boeken waarvan ik dacht : daar zal ik eens in bladeren. Maar dat is dikwijls zo vergezocht dat ik vind dat uit eigen ervaring putten nog altijd het beste is. Ik doe wat ik zelf vind wat kan en wat niet kan, waar ik mij goed bij voel en waarvan ik overtuigd ben dat een doelman er iets aan heeft. Snelheid van uitvoering en techniek zijn bij mij heel belangrijk en daar werk ik met de keepers op mijn manier aan.”

Zelf staat hij ondertussen nog maar zelden onder de lat, maar in het begin was de drang groot. Té groot. “Omdat ik het gevoel had dat ik nog mee had kunnen doen”, lacht hij. “Ik wou nog iets te graag zelf tussen de palen staan en dat past niet altijd. Het was een hele aanpassing, maar na twee, drie maanden geen probleem meer.” Hij zoekt geen compensatie, zegt hij. De ex-keeper Dany Verlinden is niet beginnen roken en we zullen hem ook niet snel op de catwalk tegenkomen. Hij oogt zelfs niet zwaarder. “Als keeperstrainer ben je dan ook constant in beweging. Je trapt, je bent altijd met een bal bezig. Alle groepstrainingen, individuele keeperstrainingen, wedstrijden bekijken van de beloften, toch zeker thuis, en de A-kern : ik ben nu minder thuis dan als speler.”

Hij is verhuisd van kleedkamer, hij zit nu bij de technische staf. “Maar het is er nog niet helemaal uit, hoor. Ik zit bijvoorbeeld nog altijd op dezelfde plaats in de bus, achteraan, en kaart ook nog altijd mee met Gert ( Verheyen, nvdr), Gaëtan ( Englebert, nvdr) en Stijn. En als ik op de club toekom, zet ik mijn spullen daar en ga ik meteen naar de andere kant om de spelers en de kinesisten een goeie dag te zeggen. Mijn relatie met de spelers is ook nog juist dezelfde als vorig seizoen en wat ik toen dacht, blijft gelden. Zij komen natuurlijk wel sneller tegen mij iets vertellen. Als ik vind dat er waarheid in zit, zal ik dat in de staf wel eens naar voren brengen, maar niet als ik oordeel dat ze geen poot hebben om op te staan.

“Het is eigenlijk allemaal prima meegevallen. De eerste dag wist ik wel niet goed hoe of wat en in het begin durfde ik ook niet veel zeggen, maar ik ben het snel gewoon geworden. Je wordt verwelkomd en uitgelegd hoe er gewerkt wordt en je rolt erin. Als het over de ploegopstelling gaat, denk je als keeperstrainer wel : dat gaat niet over mij, ik de keepers en de rest is voor jullie. Maar als de trainer mijn mening vraagt, geef ik hem die.”

Hij heeft een iets andere relatie nu met Trond Sollied dan als speler. “Uiteraard. Als je er constant bij zit, in de kleedkamer en op oefenkampen, leer je iemand anders kennen. Als speler heb je minder contact met hem, want hij is niet als bijvoorbeeld Erik Gerets een trainer die echt in de groep zit. Nu leer je zijn menselijke kant kennen, al blijven emoties bij hem voor de familiekring. Emoties maken je op bepaalde vlakken kwetsbaar en dat wil hij niet, denk ik. Het is iemand die zich om niets druk maakt en soms geestig uit de hoek kan komen. Als lid van de staf discussieer je meer met hem over voetbal. Je beschikt over meer informatie, weet nog beter waarover hij het heeft en dat hij nooit iets zomaar zegt. Hij is altijd gefocust op zijn training, zijn wedstrijd en zijn spelers. Ik zag hem nog nooit boos in de kleedkamer of in discussies. Hij is altijd cool en weet verdraaid goed waarover hij spreekt, hij is goed georganiseerd en goed voorbereid. Zo snel praat je hem niet onder tafel ( lacht).”

Zijn keeperstrainer deelt niet altijd zijn visie op het vlak van discipline naast het veld. “Misschien niet. Maar dat is elk zijn stijl. En zolang er geen problemen zijn, kan dat. In principe is het zo dat iedere profvoetballer zelfdiscipline aan de dag moet leggen, maar er zijn er altijd die daarvan profiteren. Er zou misschien iets meer… Maar ja, zolang de resultaten er zijn. Ik heb daar geen probleem mee. Maar wij zijn het anders gewoon geweest natuurlijk, en vooral : we maakten hier Gerets mee, bij wie een minuut een minuut was. Voor Trond is het belangrijkste dat je klaar bent als de training begint en dat je op het veld presteert zoals het hoort. En we moeten eerlijk zijn : in principe gaat het daar in essentie ook over.”

Dany Verlinden is gelukkig. “Omdat ik hier een contract als keeperstrainer kon tekenen”, zegt hij, “en dat ik in wat ik al mijn hele leven doe veilig verder kan gaan. Dat is belangrijk.”

Hij is niet alleen trainer van Butina, Stijnen en Verbauwhede in het Jan Breydelstadion. Thuis is hij het ook van zijn oudste zoontje, naar verluidt een groot talent bij de min-negenjarigen van Club Brugge. “Zijn mama is nochtans zijn eerste keeper geweest”, lacht hij. “Toen hij nog heel klein was, in de garage met een klein mousseballetje. Ik probeer hem wel wat bij te brengen hoe hij moet vallen, wat hij moet doen en waar hij moet staan, maar hij is niet altijd rijp genoeg om alles te vatten.” En wie weet trekt de meester straks toch nog weer zelf de handschoenen aan. Want als op een dag Glenn Verbauwhede voor zes maanden of een jaar wordt uitgeleend, zit Club tijdelijk zonder derde keeper. Misschien dat Dany Verlinden dan een goede oplossing is. “Geen sprake van”, luidt het categoriek. “Gestopt is gestopt.”

door Christian Vandenabeele

‘Wat in boeken staat, is dikwijls zo vergezocht dat ik uit eigen ervaring putten nog altijd het beste vind.’

‘Emoties maken je op bepaalde vlakken kwetsbaar en dat wil Trond Sollied niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content