Van RC Genk verhuisde Paul Kpaka naar SV Roeselare. Geen stap vooruit, maar wel een kans op eerherstel.

“Misschien”, zegt Paul Kpaka (25), “kunnen we afspreken aan Café De Karbonkel.” Omdat hij het niet meer zag zitten om elke dag 414 kilometer te rijden tussen Houthalen en Roeselare, woont de aanvaller tijdelijk weer in Antwerpen. Daar bloeide zijn carrière open toen Franky Van der Elst hem van RWDM naar Germinal Beerschot haalde. Het was zijn opstapje naar RC Genk, maar een springplank naar het buitenland werd zijn verblijf in Limburg niet.

“Ik denk nog vaak aan de tijd toen ik bijna elke week in de Karbonkel zat, met Aaron Mokoena“, vertelt Kpaka. “Die was net van Ajax aan Germinal Beerschot uitgeleend. Hij zag dat niet echt zitten. Ik praatte toen heel erg op hem in. Na het WK van 2002 kon hij naar RC Genk. Een paar dagen geleden zag ik hem op tv, met Blackburn Rovers. Ik dacht : ‘Verdomme. Ik zit, met alle respect, bij SV Roeselare. In Sierra Leone vraagt men me elke keer : hoe kan het dat jij nog altijd in België rondhangt ?”

Denk je dat je in de Premier League zou meekunnen ?

Paul Kpaka : “Ik weet het niet. Engeland was mijn droom. Vier jaar geleden belde iemand me dat Fulham eventueel geïnteresseerd zou zijn. In mijn laatste seizoen bij Germinal Beerschot belden mij wekelijks onbekende makelaars die beweerden een club voor mij te hebben.”

Waarop jij zei : doe maar.

“Misschien moet je als speler opportunist zijn en zien wat ervan komt. Maar zo zit ik niet in elkaar. Op dat moment werkte ik al vier jaar met Willy Hox. Ik vond het niet correct om achter zijn rug met iemand anders te praten. Toen ik in de tweede klasse zat en niemand me kende, geloofde hij als enige in mij. ‘Als je zo blijft spelen, kom je wel in eerste.’ Hij bracht me naar Germinal Beerschot, was correct, belde me elke week om te vragen hoe het met me ging. Moet ik hem verlaten omdat ik plots twintig goals maakte ? Als ik eerlijkheid van anderen verwacht, moet ik zelf ook eerlijk zijn. Hox was de enige die van in het begin eerlijk was met mij. Welke garantie had ik dat iemand anders die ik niet kende niet alleen uit was op zijn procentje ?”

Geen goeie scouting

Je hebt het bij RC Genk niet gemaakt. Wat leer je daaruit ?

“Dat daar heel veel van je wordt verwacht. Ook al kwam ik uit blessure, men veronderstelde dat ik in één flits het verschil zou maken. Rust, continuïteit en stabiliteit waren bij Genk de laatste jaren niet altijd aanwezig. Sommige mensen raken daar heel snel in paniek. Dan kom je ook als speler onder druk. Druk is goed, onnodige druk is dat niet. Altijd moesten wij winnen, ook al waren we niet top. Op sommige momenten was Genk niet zo goed dat we champagnevoetbal konden brengen. Met Wesley Sonck, JosipSkoko en Moumouni Dagano lukte dat het jaar tevoren wel. Maar zo’n ploeg heb je maar één keer in tien jaar. Men verwachtte van het nieuwe Genk wél hetzelfde.”

Jij was, zegde men bij RC Genk, eigenlijk niet het type spits dat bij hun manier van voetballen hoort.

“Dat hoorde ik pas toen ik daar al was. Bij Germinal Beerschot konden ze me zo’n zestig wedstrijden aan het werk zien. Als ze toen al zagen dat ik niet de ideale spits voor Genk was, waarom haalden ze me dan ? Ik kan niet ineens een targetman worden. Dat was ik nooit en ik zal dat ook nooit worden. Ik vind het onzin dat men een speler gaat halen en twee maanden later roept dat die niet het juiste profiel heeft. Mijn eerste maanden onder Sef Vergoossen waren wél goed. Als ik nu IvanBosnjak zie, is dat ook een snelle spits die graag de ruimte opzoekt en makkelijk scoort. NenadStojanovic wilden ze ook gebruiken als een targetman, hij was dat evenmin. Waarom haalt een topclub zulke spelers als ze weten dat die drie maanden later niet meer in hun systeem passen ? Dan ben je in je scouting niet goed bezig.”

Wie wilde jou bij RC Genk ?

“Sef Vergoossen haalde me, omdat hij me heel goed bij Genk vond passen.”

Maar bij zijn opvolgers was je geen titularis.

René Vandereycken, dat is de ene week deze ploeg, volgende match een andere. Op zeven verschillende posities speelde ik. Elke week kiest Vandereycken zijn spelers naar gelang van de tegenstander. Als je in topvorm bent, doe je dat moeiteloos. Maar een speler die op zoek is naar zijn beste vorm, die uit een zware blessure komt, zet je niet elke week op een andere plaats. Nu eens speelde ik samen met Orlando Engelaar schitterend tegen Anderlecht, maar de volgende match tegen Westerlo zat ik weer op de bank. Op Club Brugge speelde ik aan de rechterkant, een andere keer op links. Als de ploeg goed draait, gaat roteren perfect. Wat onthouden de mensen ? Kpaka heeft wéér niet gescoord. Die vragen zich niet af of ik soms geen andere taak had, die dag. Op een bepaald moment klikte het voorin tussen Stojanovic en KevinVandenbergh. Dan was het ook logisch dat Vandereycken die vanaf dat moment liet staan.”

Bij Hugo Broos speelde je evenmin.

“Na drie dagen riep Broos me : hij zei dat ik van de vier of vijf spitsen niet zijn nummer één of twee was. Hij wilde verder bouwen op wat Vandereycken had gedaan. Dat was duidelijk. Maar toen ik vroeg of hij me wilde houden, zei hij : ‘In voetbal kan alles heel snel veranderen.’ Van hem mocht ik blijven, al wist ik dat Genk me achter mijn rug via allerlei makelaars aanprees bij andere clubs. Eén week voor de competitie zei Broos : ‘Sorry, Paul, ik heb met Bob Peeters de targetman die ik nodig had, dus heb ik jou niet nodig.’ Dat vond ik niet fair. Dan had hij meteen moeten zeggen dat ik beter verhuisde.”

Niet naar Standard

Je koos toen voor RBC, terwijl je ook terug naar Germinal Beerschot kon.

“Ik had net Germinal Beerschot verruild voor een grotere club. Op dat moment was ik toe aan een andere uitdaging. Bovendien voelde ik daar bij het bestuur twijfel over mijn fitheid. Eén week voor het afsluiten van de transfermarkt heb je niet zo veel mogelijkheden. Sportief viel RBC niet mee, maar ik heb er geen spijt van. Ik gedroeg me correct, maar blijkbaar werkt dat niet in het voetbal. In je gezicht zegt men één ding, achter je rug vertelt men iets anders.”

Is dat in Nederland anders ?

“Absoluut ! Als je daar over een contract hebt onderhandeld, krijg je wat zwart op wit staat. In België is dat niet altijd zo. Bij Ajax of Feyenoord kan het niet dat een speler pas op de laatste dag van de transferperiode hoort dat hij naar een andere ploeg moet.”

Je doelt op de mogelijkheid om RC Genk voor Standard te ruilen, die je voordien weigerde.

“Op die manier wil ik niet behandeld worden. Twee weken eerder was ik tegen Moeskroen man van de match, op 31 augustus moest ik plots naar Standard. Toen ik mijn manager vroeg of hij iets wist, schudde hij van nee. Paul Stefani zou de zaak regelen. Dat snapte ik niet. Hox was mijn makelaar, ik kende Stefani niet. Maar op 31 augustus kreeg ik om twaalf uur telefoon van Michel Preud’homme, dat ik direct moest komen. In één uur moest ik beslissen of ik naar Standard wilde. Toen zei ik tegen de voorzitter van Genk : ‘Zo ga je niet met mensen om.’ Drie uur later belde Stefani me : ‘Paul, dit, Paul dat.’ Ik zeg : wie ben jij ? Hij zegt : ‘Ik ben Paul Stefani, spelersmakelaar, ik regelde net jouw transfer naar Standard.’ Ik zeg : ‘Ik ken je niet eens, hoe kan jij dan mijn transfer naar Standard onderhandelen ?’ Het ging me om het principe. Vraagt men me dat twee weken tevoren, wil ik daar best over nadenken. Maar op de laatste dag van de transferperiode, om negen uur ’s morgens iemand bellen om te zeggen dat die meteen van club moet veranderen, dat lijkt me toch vrij uitzonderlijk.”

Misschien was je bij Standard wel geslaagd ?

“Daar ging het niet om. Ik verwacht dat je als mens correct wordt behandeld. Ik zie het Genk nog niet doen met Koen Daerden of Kevin Vandenbergh.”

Wist je echt van niets ?

“Vier dagen eerder zag ik een klein artikel in de krant dat Standard misschien geïnteresseerd was in mij. Ik belde meteen Willy Hox, maar die wist van niets. Toen vroeg ik aan Aaron Mokoena of ik aan Ariël Jacobs moest vragen wat er aan de hand was ? Mokoena antwoordde : ‘Wij zitten in een professionele club. Als er iets is, zullen ze je wel roepen. Zo hoort het toch ?’ Dus ging ik niet. Daarom was ik ook teleurgesteld in Ariël Jacobs.”

Die je nog bij RWDM liet debuteren.

“Sterker nog : hij liet me bij Feyenoord weghalen naar Brussel omdat hij in me geloofde. Herman Van Holsbeeck, die toen sportief manager was, kwam me in Rotterdam halen, op aanraden van Ariël. Ik beschouwde Ariël als een tweede vader. Na dat Standardverhaal verloor ik veel respect voor hem, op het menselijke vlak. SambegouBangoura wist drie weken eerder dat Genk hem wou. Hij was voorbereid op zijn gesprek. Ik weet dat, want ik belde hem. Toen ik Jacobs daarover aansprak, zei hij me : ‘Sorry, Paul, ik werk voor de club.’ Toen snapte ik hoe het er in het voetbal aan toegaat.”

Het abc van het voetbal

Hoeveel punten haalden jullie nu weer met RBC ?

“Negen. De voorlaatste had er 28. Als we na een kwartier 1-0 of 2-0 achter kwamen, was het afgelopen. Misschien dat spelers in Nederland sneller het hoofd laten hangen. Eventueel moeten zij een beetje van de Belgische mentaliteit overnemen.”

Toch zaten bij RBC voldoende spelers uit de Belgische competitie : Mark Volders, Sidney Lammens, Tim Smolders, Ebou Sillah, Björn Daelemans, Henk Vos en jij.

“Klopt, maar in Nederland speelt iedereen 4-3-3, met de punt naar voren of achter. Geen trainer onttrekt zich aan die aanpak. Wie dat doet, wordt hard aangepakt door de media. Daarom heeft iedere trainer schrik om zijn systeem te veranderen. Het probleem is dat je voor 4-3-3 een bepaald type spelers nodig hebt. Die hadden wij niet. Toch bleven we 4-3-3 spelen, ook als we een paar weken 4-0 verloren. Als een trainer in België twee weken na elkaar verliest, kiest hij voor een ander systeem. Dat probeerden we met de andere Belgische spelers ook de trainer van RBC aan te praten, om puur voor het resultaat te voetballen. Maar die zag dat niet zitten. Het Ajaxsysteem is opper-machtig.”

Is de pers zo veel machtiger in Nederland ?

“Ik vind van wel. Iedereen is bang van wat Johan Cruijff, Hugo Borst en Johan Derksen van VI op tv vertellen. Ik was daar niet zo mee bezig. Maar wie in Nederland carrière wil maken, moet doen zoals zij. Als Derksen roept dat Ajax slecht speelt, gelooft iedereen dat.”

Wat leerde je bij RBC ?

“In Nederland leer je het abc van het voetbal : hoe neem je een bal aan ? Moet je één meter vooruit stappen of één meter achteruitgaan ? Elk detail telt. Nieuw was dat niet. Ik had dat al bij Feyenoord geleerd : elke Nederlandse club oefent tot in den treure op pass- en trapvormen. Soms vind je dat als speler vervelend, maar het maakt je wel beter. Nederlandse trainers reageren altijd scherp terwijl ze toekijken hoe je een bal aanneemt. Bij Germinal Beerschot hamerde Simon Tahamata daar ook op. De balaanname maakt het verschil voor het tempo, ook bij topploegen als Barcelona en Arsenal. Niet voor niets dringen veel Nederlandse spelers naar de Europese top door. Belgische trainers hechten daar pas de laatste jaren belang aan. Franky Van der Elst deed dat vroeger al, toen veel balaannames in de Belgische competitie erbarmelijk waren.”

Je kon je bij RBC niet meteen in de kijker spelen van een topclub.

“Terwijl ik dat wel wilde. Toen ik naar RBC ging, had ik het idee dat ik nooit meer naar Genk zou terugkeren. Maar als de ploeg vierkant draait, is het moeilijk om je te laten opmerken. Als je collectief sterk presteert, oogst iedereen. Kijk maar naar bijna alle spelers van AZ die twee jaar geleden, na hun Europees avontuur, naar een topclub konden omdat het geheel goed draaide.”

Jij kreeg geen fatsoenlijke bal aangespeeld, mocht ongeveer één keer per match een bal raken, schreef een supporter van RBC.

“Spitsen zijn altijd afhankelijk van de aanvoer. Bij RBC moesten wij met zijn allen veel verdedigend werk doen. We waren niet goed genoeg om zelf het spel te maken. Ik werkte hard, maakte vijf goals, uit niet zo heel veel meer kansen. Ik scoorde vanuit het niets. Soms trapte ik lukraak op doel, omdat ik geen andere mogelijkheid zag, en ging die bal er toch in.”

Kon jij RBC niet beter maken ?

“Als spits ben je heel afhankelijk van wat rond en vooral achter je gebeurt. Elke spits heeft iemand nodig die hem de perfecte doorsteekpass kan geven, zoals Ronaldinho dat in Barcelona bij SamuelEto’o doet, terwijl die bij Real Madrid niet eens meespeelde. Maar Ronaldinho voetbalde niet bij RBC, speelt evenmin bij Roeselare. Dan moet je anders gaan spelen. Je kan als spits best hard werken, snel lopen of een goed kopbalspel hebben, die goeie laatste bal heb je altijd nodig. De laatste jaren miste ik zo iemand. Als ik vroeger met Marc Degryse in mijn rug een actie of loopbeweging maakte, kreeg ik de bal perfect waar ik naartoe liep. Als ik nu dezelfde beweging maak, komt die bal meestal niet. Dat is best frustrerend. Ik weet : de kwaliteit is er nog, maar die bal komt niet.”

Waarom keerde je terug naar RC Genk ?

“Omdat ik een brief kreeg dat ik me weer moest aanbieden. Op het stadion aangekomen zei Willy Reynders me dat ik met de B-kern moest trainen en spelen. Eén keer depanneerde ik de A-ploeg, tegen Grampus Eight. Daarna hoorde ik niets meer, tot Roeselare informeerde. Die hadden net voor de vakantie al interesse getoond.”

Na RC Genk draag je het etiket van mislukte topspeler.

“Ik trainde bij Genk harder dan bij Germinal Beerschot, maar het kwam er niet uit. Veel spelers die een transfer maken naar een grote club en mislukken, zetten een stap terug en keren toch terug op een hoger niveau. Die ambitie heb ik nog. Je hoort mij niet roepen dat ik klaar ben voor Anderlecht. Ik doe gewoon mijn best om opnieuw mijn niveau te halen en hoop dat alles rond mij ook goed draait.”

Vind je jezelf een betere voetballer dan vroeger ?

“Nu heb ik meer overzicht. Vroeger keek ik niet links of rechts, liep ik gewoon rechtdoor. Nu kies ik mijn momenten. Ik weet precies wanneer ik moet afhaken, bal in de voet vragen of diep gaan. Ik anticipeer nu op wat de andere spelers gaan doen.”

Veranderde profvoetbal je als mens ?

“Ik vind het moeilijk om in de voetbalwereld andere mensen te geloven. Ook in mijn moeilijke periode bij Genk kreeg ik veel lof omdat ik me positief bleef opstellen en hard bleef werken. Ik weet niet of je de zaken moet opblazen als het niet goed gaat. Wel had ik vaak meningsverschillen met mensen. Ik durf best mijn mening zeggen. Blijkbaar mag je dat in het voetbal niet. In het voetbal moet je een beetje politicus zijn. Ik ken spelers die zichzelf proberen in de ploeg te praten. Dat deed ik niet bij Genk, ook al was ik een toptransfer. Zo zit ik niet in elkaar. Deze zomer zijn sommige dingen bij Genk snel opgeblazen waardoor iedereen heel onrustig was. Ook toen dacht ik niet : fijn voor mij. Nu dromen ze van de titel. Als iemand in juli had geroepen dat Genk aan de titel dacht, had iedereen hem uitgelachen.”

GEERT FOUTRé

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content