Negen jaar Anderlecht en twaalf jaar Nederland, waarvan vier bij PSV tussen wereldvedetten als Romario en Ronaldo. En nu Cercle Brugge. ‘Het enige waar ik spijt van heb,’ zegt Tom Van Mol (31), ‘is dat ik nooit voor de nationale ploeg heb gespeeld.’

Terwijl Tom Van Mol zich in zijn nieuwe huis laat instrueren door de fotograaf, is zijn vader erbij komen zitten. Straks rijden ze samen naar Utrecht, Toms vorige club, om er zijn wagen met Nederlandse nummerplaat terug te bezorgen. Vaders van voetballende zonen, dat gaat zo : Tom is te braaf, hij had zijn karakter moeten hebben, stouter zijn en niet altijd in een wijde boog om de camera’s heen lopen. Hij zou het wel tot Rode Duivel hebben geschopt ! Het is, zo blijkt, de voortzetting van een discussie die al tien jaar wordt gevoerd in huize Van Mol.

Heeft hij gelijk ?

Tom Van Mol : “Ik bén brutaler geworden. Bij PSV heb ik voor mezelf leren opkomen. Als je ergens mee zit, het er met-een uitgooien. Niet te bescheiden doen. Dat neem je toch wat over. Je moét ook, of je valt af. Wie niet tegen die brutaliteit kan, zeker boven de Moerdijk, presteert er niet.”

Wat jij wel hebt gedaan, ook in dat ene jaar bij Sparta Rotterdam, ondanks je imago van brave, zwijgzame jongen.

“Dat hebben ze altijd over mij gezegd. Maar als jij mijn vriend bent, dan ben ik echt geen stille, hoor. Alleen : hoeveel echte vrienden heb je in het voetbal ? Ik één : Frank Machiels.”

Ben je echt pas in Nederland brutaler geworden ? Bij Anderlecht stapte je op na een ruzie met je trainer, Pierre Hanon. Moet je maar doen, als zestienjarige.

“Het was niet echt een ruzie. Het probleem was dat hij constant op mijn kap zat. Ik voetbalde voor mijn plezier en dat was er op een bepaald moment niet meer. Zonder plezier zou ik het doel om profvoetballer te worden, toch nooit halen. Van mijn generatie bij Anderlecht is er later, denk ik, geen enkele prof geworden, terwijl wij toen toch de beste jeugd hadden en altijd kampioen werden. Dat is toch raar ? Maar ik koester helemaal geen haatgevoelens. Anderlecht is een fantastische club en ik heb er veel geleerd. Niet voor niks heb ik er negen seizoenen gezeten.”

Vanwaar nu Cercle Brugge ?

“Met Harm van Veldhoven, de trainer, heb ik nog gevoetbald bij Lommel. Hij vroeg me of ik zin had om naar Cercle te komen. Na een paar gesprekken zat ik met een goed gevoel. Oké, dacht ik, laten we het maar doen. Het eerste contact dateert eigenlijk al van toen hij nog bij Brussels zat. Toen hij daar opstapte, dacht ik dat het van de baan was, tot hij me weer opbelde. Ik had wel wat aanbiedingen uit tweede en derde klasse, maar daar lag mijn ambitie niet. Ik wilde nog niet te snel naar beneden kijken, ook al heb ik vorig seizoen door een zware blessure maar één wedstrijd gespeeld.”

Beantwoordt Cercle als club nog aan jouw ambitie ?

“Sportief en financieel is het een stap achteruit. Met Utrecht speelden we toch Europees voetbal. Maar ik heb een jaar niet gevoetbald en dus had ik niet veel te eisen. Ik wilde graag opnieuw voetballen, op het hoogste niveau en liefst in België. Ik kon in Nederland blijven, maar was ook wat uitgekeken op de competitie daar. Na twaalf jaar ken ik er elk stadion van binnen en van buiten. Ik wilde terug naar België. Mijn vrouw is kinesiste en wilde weer gaan werken, en ik heb twee kinderen. Familiaal was het dus beter. Financieel niet, maar er zijn meer dingen in het leven dan geld.”

Geld zal wel geen probleem geweest zijn. Utrecht is er bijna kapot aan gegaan.

“Maar dat is niet mijn fout ( glimlacht). Ik wilde gewoon terug naar België. Ik heb twee jaar bij Lommel gevoetbald en vond de Belgische competitie heel tof. Er wordt wat denigrerend over gedaan, maar ik durf niet te zeggen dat de Nederlandse beter is. Het is ook in Nederland allemaal wat minder geworden ondertussen. De echte toppers voetballen er ook niet meer.”

Van toppers gesproken : bij PSV heb je met niet de minste samengespeeld.

“Vooral in mijn eerste jaar in de A-selectie, toen we kampioen speelden ( in 1992, Van Mol was negentien toen, nvdr). Echt niet normaal : Gerets, Romario, Van Breukelen, Popescu, Valckx, Van Aerle, Van Tiggelen, Vanenburg, Kieft, Erwin Koeman… Op iedere positie liep er een international.”

Als je dat lijstje afloopt en kijkt naar jouw parcours de voorbije twaalf jaar, wat denk je dan ?

“Dat ik het niet slecht heb gedaan. Het enige wat ik spijtig vind, is dat ik nooit international ben geworden. Een selectie voor je land is het hoogste wat je als voetballer kan bereiken. Dat ontbreekt op mijn palmares. Ik heb mooie jaren gekend, veel Europees voetbal gespeeld, maar ik zat in het buitenland en dan word je snel vergeten.”

Na dat eerste jaar werd je uitgeleend aan Sparta Rotterdam, waarna je terugkeerde naar PSV en er onder Aad de Mos je beste seizoen maakte. Dat was vlak voor het WK 94. Hier en daar werd je toen klaar geacht voor de nationale ploeg.

“Ik dacht toen ook : nu maak ik misschien kans op een selectie. Maar het is er niet van gekomen en het seizoen daarna was weer minder. Slechte start, spierblessure in de voorbereiding, te snel willen terugkeren en hervallen. Jammer, want het heeft erin gezeten, die selectie.”

Wat de start van een grote carrière had moeten zijn, is meteen het hoogtepunt gebleven.

“Je hebt dat ene zetje nog nodig. Zoals een selectie voor de nationale ploeg. Als je international bent, krijg je toch meer waardering. Maar mijn tweede jaar bij Lommel, onder Walter Meeuws, vind ik nog altijd mijn allerbeste. Ik speelde er linksmidden of achter de spitsen, in plaats van zoals bij PSV vooral verdedigend.”

De Mos voorspelde je een carrière als ‘de nieuwe linksback van PSV’, maar eigenlijk haatte je die positie.

“Ik ben bij de jeugd van Anderlecht gevormd als middenvelder, links of achter de spitsen. Een vrije rol als creatieve speler lag me het best, maar ik heb het nauwelijks gespeeld in mijn carrière. Omdat ik niet altijd aan mezelf denk, maar aan het elftal. Dus toen De Mos mij het seizoen liet starten als linksachter, deed ik dat. Die spierblessure heeft nadien roet in het eten gestrooid. Als ik toen had kunnen blijven spelen, zou mijn carrière er waarschijnlijk heel anders hebben uitgezien. Maar goed : dat is áls. Ik ben er niet meer mee bezig, anders word je zot. Ik heb een goede carrière gehad, maar er had misschien meer ingezeten. Dat is het enige.”

Negen jaar jeugdopleiding bij Anderlecht, als tiener de A-selectie van PSV gehaald, Europees voetbal, twee jaar later titularis. Ben je niet te snel weggegaan uit Eindhoven ?

“Mijn contract liep af en uit een gesprek met Frank Arnesen voelde ik dat ik op de bank zou moeten starten. Veel mensen, ook mijn vader, vonden dat ik moest blijven, maar ik wilde spelen. Toen kwam Lommel. Ik dacht : ik zet een stap terug om er daarna twee vooruit te zetten. Na een paar maanden al kwam Utrecht en het seizoen erna stonden ze daar weer. In september tekende ik. Achteraf beschouwd misschien te snel, want door het goede seizoen dat ik vervolgens maakte had ik misschien toch weer de stap naar een topclub kunnen zetten. Utrecht is geen topclub, maar in de zeven jaar dat ik er was, hebben we toch vier keer Europees voetbal gehaald. Drie bekerfinales ook gespeeld, waarvan twee gewonnen, maar bij die laatste was ik er telkens niet bij wegens die knieblessure. Niet slecht toch, vind ik. Ik klaag niet.”

Ben je blessuregevoelig ? Bij Utrecht was je twee keer anderhalf seizoen out.

“Mijn ene knie was al eens geopereerd, en vorig jaar dus ook de andere. Normaal speel ik altijd dertig wedstrijden per seizoen. De eerste keer was de voorste kruisband afgescheurd. Operatie, complicaties, bacteriële infectie. Ook nu : voorste kruisband, operatie, cyclops, opnieuw schoonmaken en voor je het weet is er weer een jaar voorbij. Wat dat betreft heb ik niet veel geluk gehad.”

Zeven jaar bij dezelfde club : dat is ook al niet meer van deze tijd.

“Ik kreeg veel respect in Utrecht. Ik was een dragende speler, kocht er een huis en had het er naar mijn zin. Het waren echt goede jaren. Ik dacht : waarom weggaan als ik hier goed zit en res-pect krijg ? Ik heb er mijn contract twee keer verlengd.”

Een speciale club.

“Maar een mooie club ook. Bijna altijd een vol huis, met veeleisende supporters. Het was er nooit rustig, zowel in goede als in slechte zin. Altijd leven in de brouwerij. Maar nu wilde ik liever terug naar België. Voor de kinderen : de oudste is vier, de jongste één jaar. Ze kunnen hier naar school en we wonen in de buurt van mijn ouders. Dat maakt het ook voor de opvang wat makkelijker.”

In interviews gaf je geregeld aan dat je je familie en vrienden miste. In het begin pendelde je ook tussen Buggenhout en Nederland. Moet iemand die de top ambieert, daar niet boven staan ?

“Ik moet mij ergens thuis voelen. Dat klopt, maar begrijp me niet verkeerd : ik zat niet in een hoekje te huilen dat ik mijn familie nodig had. Had ik voor het voetbal naar de andere kant van de wereld gemoeten, met mijn gezin, dan was dat geen enkel probleem geweest.”

Je zei ook : ‘Bij PSV was het van moeten, bij Lommel moet niks, maar mag het allemaal.’ De top is moeten. Als je daar niet mee om kan…

“… dan val je af. Klopt. Bij een topclub is er altijd stress en druk. Hoe lager je gaat, hoe minder druk er is.”

Ga jij moeilijk om met stress ?

“Neen, dat denk ik niet. Sommige mensen menen van wel, omdat ik een nogal familiaal type ben. Dan zeggen ze : ‘Hij is mentaal niet sterk.’ Terwijl het daar niks mee te maken heeft. Bij PSV ben ik weggegaan omdat ik merkte dat ik niet vaak zou spelen. Ik was tweeëntwintig en vond het niet kunnen dat ik al in de tribune moest gaan zitten. Het was een bewuste stap om er weg te gaan.”

Bij Lommel was je vervolgens goed, maar de beoogde sprong naar de top volgde niet.

“En dat is spijtig. Utrecht moest weer een springplank worden. Ik was zevenentwintig : het moment om me te bewijzen. Maar toen scheurde ik die kruisband en later heeft het er nooit meer ingezeten. Soms denk ik dat ik te vroeg bij een topclub terecht ben gekomen. Dat ik beter bij een middenmotor was begonnen. Ik was jong, geen international en dan is het moeilijk om je plaats af te dwingen tussen echte toppers.”

Werd je als jonge speler bij PSV getest door de vedetten ?

“In het begin wel. Ik had het daar moeilijk mee. Wat me ook irriteerde aan PSV : je bent geen international, je voetbalt goed en een week later zit je in de tribune omdat een international terugkeert uit blessure. Daarom zeg ik : het is beter dat je als international naar een topclub gaat. Dan hebben ze respect voor jou. Kom je uit de eigen jeugd, dan zeggen ze gauw : hij is al blij als hij eens mag spelen.”

Je hebt met Romario én Ronaldo samengespeeld. Dat kunnen niet veel Belgen zeggen.

“Dat niet, nee. Maar misschien had ik liever niet met die mannen samengespeeld en jaren bij een topclub gevoetbald. Fantastische voetballers waren het, met Ronaldo als de beste. Die was ver-schrik-ke-lijk goed !”

Zou de naam Tom Van Mol hem nog iets zeggen ?

“Dat denk ik niet. Misschien als hij een foto zou zien. Ik heb tegen Ronaldo erg vaak voetvolley gespeeld, na de training. Altijd voor geld. Hij met Vampeta, ik met Hoekstra. Wij wonnen altijd. Dan kwamen we in de kleedkamer en ging hij direct naar zijn jas, pakte zijn geld en betaalde. Ook voor Vampeta : die moest nooit betalen. Hele toffe gast. Véél te goed voor PSV.”

In je topseizoen bij PSV zei je : ‘Ik zag Sparta als een club om hogerop te komen. Sparta is middenmoot en ik ben meer dan middenmoot.’ Ben je nog altijd meer dan middenmoot ?

“Dat kan ik nu moeilijk zeggen. Ik ben een jaar buiten strijd geweest. Mijn drijfveer nu is te laten zien dat ik nog niet afgeschreven ben. Ik kijk ernaar uit om weer naar een wedstrijd toe te kunnen leven. Dat heb ik toch gemist.”

Een droom van je was om ooit voor een Belgische topclub te spelen.

“Het is er nooit van gekomen en nu heb ik mijn leeftijd wat tegen. Ik heb het uit mijn hoofd gezet. Het belangrijkste nu is plezier hebben en voetballen.”

Wie is de beste trainer met wie je hebt gewerkt ?

Jos Daerden en Walter Meeuws bij Lommel. En Huub Stevens, bij de jeugd van PSV. Tactisch de top. Ooit hadden we een ruzie en stuurde hij me van het veld. Dat werd nadien meteen uitgepraat. Zand erover. Met Daerden en Meeuws wist je wat je aan hen had. Ze waren hard, maar zegden waar het op sloeg. Ik kreeg ook hun volle vertrouwen. Een speler die weet dat hij belangrijk is, gaat altijd beter voetballen.”

Is het de bedoeling dat je ook bij Cercle belangrijk wordt ?

“Ik heb natuurlijk mijn ervaring. Ik ga zeker mijn verantwoordelijkheid opnemen om de andere jongens beter te laten voetballen. Ik ben gemotiveerd om het goed te doen.”

Maar niet als linksback ?

“Weet je : toen ik voor Utrecht tekende, zei ik dat ik er nooit als linksback zou spelen. Uiteindelijk heb ik er meer linksback gespeeld dan op het middenveld. Ik heb het opgegeven. Als ik maar speel.”

Tot slot : een beetje Belg in Nederland praat binnen de kortste keren met Hollandse tongval. Daar heb jij zelfs na twaalf jaar zo te horen geen last van.

“( Lacht.) Ik heb het óók gehad, hoor. Tot ergernis van de mensen uit mijn omgeving, die zeiden : ‘Praat nu eens gewoon Belgisch. ‘ Maar als ik op het internaat van PSV vroeg : ‘Hoe is het met u ?’, kreeg ik als antwoord : ‘Praat eens met jou !’ Dan ga je vanzelf je taal aanpassen. Want als ik Belgisch praatte, moest ik alles altijd tien keer herhalen. Ondertussen ben ik alweer een paar maanden in België. Het is nu bijna helemaal weg.”

door Jan Hauspie

‘Misschien had ik liever niet met Romario en Ronaldo samengespeeld en jaren bij een topclub gevoetbald.’

‘Ik vond de Belgische competitie heel tof. Ik durf niet te zeggen dat de Nederlandse beter is.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content