Jacky Mathijssen zegt dat Sint-Truiden nu al aan het volgende seizoen kan denken. Dat is vroeg.

Een gesprek met de trainer van Sint-Truiden zit vol leerrijke paradoxen.

Over Peter Delorge : “Hij staat bovenaan het lijstje van spelers die ik niet wil missen. Maar het is mogelijk dat ik hem de volgende drie wedstrijden niet opstel.” Over tactiek : “Je moet je spelpatronen zo vastleggen dat je ze bij een dreigende nederlaag ook onmiddellijk en helemaal van tafel kunt vegen.” En over communicatie op het veld : “We kunnen niet communiceren. Daar hamer ik dikwijls op : wij communiceren slecht.”

Dat laatste is geen paradox. Het is een schitterende vondst. Sint-Truiden heeft altijd streekjongens opgesteld. Hoofdargument : die verstaan de club, het publiek en elkaar beter. Tussendoor een Pool of een Rwandees mag. Maar het is een voordeel als ploegmaats dezelfde voorouders hebben. Elke leidinggevende van Sint-Truiden is daarvan doordrongen, heel de clubpolitiek gaat er al jaren op gestoeld.

Jacky Mathijssen zegt dat hij een probleem heeft. Ze spreken op Staaien elkaars taal, ze herkennen de Jonagold blindelings aan zijn sap. Maar communicatie ? Ach, het is een moeilijke wereld waarin wij leven.

Is dat nieuw als vaststelling ? Sint-Truiden mist toch al jaren een spelverdeler die de commando’s geeft ?

Jacky Mathijssen : Ik heb het niet over iemand die bijvoorbeeld zegt dat we moeten opschuiven. Dat is inderdaad werk voor de dragers van de ploeg. Ik heb het over groepswoorden. Neem aan. Draai uit. Alléén. Neem over. Laat los. Neem een veel voorkomende spelsituatie waarin je de bal toegespeeld krijgt. Vaak weet je niet of je vrij staat. Dus neem je hem aan, zet een stap naar achter en speelt hem dan door. Dat is dikwijls overbodig. Als iemand je op dat ogenblik gewoon zou zeggen : draai uit, betekent dat een geweldige hulp. Dat hoor ik bij ons veel te weinig. Toen Kalisa uit Rwanda overkwam, heb ik een lijst van tien woorden op zijn deur gehangen. Niet peper of zout, maar tien voetbalwoorden. Met enkele eenvoudige aanwijzingen kom je ver. Dikwijls vergeten we die. Dat kan dus beter.

Waar zit je met Sint-Truiden op een communicatieschaal van honderd ?

Dertig.

Dat is inderdaad heel weinig.

Vooral als je in de kleine ruimte speelt, is het nodig dat je elkaar aanspreekt. Ondertussen hebben de meeste spelers geleerd om hun streng te trekken. Om voort te gaan op het voorbeeld van daarnet : als ze zo’n bal toegespeeld krijgen, gaan ze op hun gewaarwording af. Voel ik iets in mijn rug of niet ? Op basis daarvan zoeken ze naar een oplossing. Vaak is dat niet de beste oplossing, het is de tweede of de derde beste. Anders gezegd : ze hebben zich leren behelpen. Om de zoveel tijd moet je dus vragen dat ze op training spreken. Af en toe moet ik het laten rusten, je wordt vlug een zeurkous. En er vallen nog andere dingen te doen.

De aanval lijkt stukken scherper dan vorige seizoenen. Na zes wedstrijden had Mbonabucya al acht keer gescoord. Hij was zelfs topschutter toen.

Die start was zo gepland. Dat heb ik met zoveel woorden vooropgesteld. Het verschil met vorig seizoen is dat het middenveld anders staat. Vroeger kreeg de spits van Sint-Truiden een verre bal toegespeeld, maar wat moest hij ermee ? Dit seizoen heeft hij aanspeelpunten, omdat we bij balbezit opschuiven. En Désiré heeft nu ook een aanvaller naast zich die anders opereert : Marcos Pereira. Gaat diep, is balvast.. Zo’n type had Sint-Truiden nog niet.

Dalibor Mitrovic daarentegen heeft nauwelijks gerendeerd.

Op zeker ogenblik heb ik Dalibor gevraagd : wat is nu het verschil en waarom liep het in Westerlo wèl goed met jou ? Zijn antwoord was : in Westerlo trapten ze de bal diep in mijn richting, ik trok dan verder mijn streng, maar hier kan ik de bal soms niet volgen, zo tikken ze hem heen en weer. Ik wist niet wat ik hoorde. Ik heb tegen Jules Knaepen gezegd : vreemd, wij tikken, Westerlo niet.

Dalibor was heel ver af, toen hij bij ons kwam. Niemand wist dat, ik ook niet. Hij was geen ploegspeler die meedacht. Zijn blessureprobleem kwam erbovenop. Daardoor miste hij de voorbereiding en was hij niet méé met de looppatronen die we inoefenden. Toen hij uiteindelijk inviel, was hij verloren. Kon ook moeilijk anders : hij kwam meteen binnen in de uitvoeringsfase, terwijl hij de leerperiode had overgeslagen. En als de anderen zes, zeven weken ver zitten, kan je niet voor hem alleen de eenvoudigste oefeningen hernemen. Je probeert dus maar. Tot je uiteindelijk vaststelt : nee, het levert niets op, we moeten ermee ophouden, want je maakt hem nog onzekerder. Met Pereira en Mbonabucya hebben we twee spitsen die dicht bij elkaar kunnen spelen, die zelfs profiteren van elkaars positie. Met Mitrovic erbij moet je zeggen : we trekken ze uit elkaar. Dat is geen verwijt en op die manier klikt het ook. Dalibor is nu op de goeie weg, vind ik.

En zijn blessuregevoeligheid ?

Als ik zie welke medische en mentale begeleiding Eric Roex in hem geïnvesteerd heeft, in een periode bovendien waarin Dalibor weinig kon teruggeven, zeg ik : dat zal straks renderen. Hij heeft enorm veel individuele programma’s afgewerkt, soms is hij hervallen, maar ik denk dat hij er sterker uitgekomen is. Dat moet ik hem nageven : hij heeft heel hard gewerkt, ik denk dat niemand zich zo ingespannen heeft als hij. De anderen trainden met het oog op de wedstrijd, hij meestal in functie van zijn blessures – dat is veel vervelender.

Hij is graag bij ons, denk ik. Hij is er nu ook van overtuigd dat dit de enige juiste manier van werken is.

Wouter Vrancken zou een sleutelrol spelen, zei je vóór het seizoen. Hij moest alleen zijn persoonlijke ambities opbergen en in dienst van de anderen spelen. Hoe goed is hij daarin geslaagd ?

Wouter heeft de meest controlerende functie in de ploeg. Een speler heeft altijd de drang om iets te brengen, Wouter ontsnapt daar ook niet aan. Ik vind dat hij het goed gedaan heeft. Zijn rol verschilt ook naargelang van de tegenstander : als die maar één spits inzet, mag Wouter vaker zijn gang gaan. Alleszins blijft hij in alle spelsituaties bij balrecuperatie het eerste aanspeelpunt. In sommige wedstrijden heeft hij dat perfect uitgevoerd, in andere is hem dat moeilijk gemaakt. Naarmate het seizoen vordert, begint de tegenstander zich daarop in te stellen. Om een omgekeerd voorbeeld te geven : als je naar Brugge moet, weet je dat je voortdurend iemand in zone van Tim Simons moet zetten – hun spel loopt met een driehoek of met een spelverlegging van links naar rechts altijd over hèm.

Je keepersregeling is heel ongebruikelijk : Dusan Belic speelt de competie-, Davy Schollen de bekerwedstrijden. Waar heb je dat vandaan ?

Ik heb het zelf meegemaakt. Na mijn voetbalongeval bij Lommel verloor ik mijn plaats aan Patrick Nys. Ik heb dat seizoen positief overleefd, omdat ik de Intertotowedstrijden mocht spelen – vijf in totaal, de enige waarin ik opgesteld werd. Niemand mag zijn plaats verliezen wegens de omstandigheden, dat is mijn principe. En verder vind ik dat Davy niet moet onderdoen voor Dusan. Alleen kan je geen twee keepers opstellen. Dat Dusan in het doel staat, is zo gevallen. Dat heeft ook met het verleden te maken. Ik heb tegen Davy gezegd : jij legt de lat, de ander moet zorgen dat hij daaroverheen blijft gaan.

Gesteld dat jullie straks de bekerfinale halen, zal Davy Schollen spelen. Dat staat vast ?

Ja, dat is zo afgesproken. En die idee is niet geboren op de dag vóór onze eerste bekerwedstrijd. Ik zeg erbij dat Dusan beter is dan vorig jaar. Hij heeft aan niveau gewonnen. Dan moet ik hem bij de minste fout ook niet meteen in vraag stellen.

Zal het voetbal ooit zo ver evolueren dat je een keeper om tactische redenen opstelt of vervangt ?

Dat geloof ik niet. In dat opzicht verschilt een doelman van een veldspeler. Een keeper kan niet ageren, alleen reageren. Een veldspeler kan zijn tekorten altijd enigszins verdoezelen, hij zal zich zo opstellen dat hij zijn kwaliteiten hoe dan ook kan uitspelen. Als je een doelman niet opstelt omdat hij de kwaliteiten voor die bepaalde wedstrijd niet heeft, heb je het automatisch over zijn gebreken. Een keeper die links niet goed pakt, kan dat niet wegmoffelen. Stel dat je hem daarvoor tijdelijk op de bank zet, moet je hem daarna toch opnieuw opstellen en heb je hem alleen bewuster gemaakt van zijn tekorten. Je moet een keeper met vertrouwen het veld insturen, niet met de gedachte : laat die bal toch niet zus of zo binnenvallen, want dan heb ik een probleem. In dat opzicht ben ik het ook niet eens met trainers die stellen dat je een keeper hoe dan ook goede voeten moet bezorgen. Je kan hem beter middelen aan de hand doen om zich te behelpen : als je de bal inspeelt, speel hem dan ver in. Het alternatief is dat hij elke dag op zijn voeten gaat trainen. Dan doe je hem arbeid verrichten in dingen waarbij hij zich niet goed voelt. Op termijn ondermijn je hem dan.

Laten we het hebben over de ondertussen legendarische jeugd van Sint-Truiden. Kris Buvens en Bram Vangeel waren de volgende jongeren die een vaste plaats in de ploeg moesten krijgen.

Tot het einde van vorig seizoen studeerden ze allebei. Misschien leggen ze daardoor nu een overreactie aan de dag. Ze zijn op elke training aanwezig en hun redenering lijkt : nu zullen we ons zo uitdrukkelijk tonen dat de trainer niet meer langs ons kan kijken. In het verleden moesten ze cursus volgen, studeren of stage lopen. Daardoor vielen ze langs de ploeg. Anders gezegd, ze werken nu onophoudelijk heel hard en explosief. Gevolg : op termijn gaan ze te diep. Dat vloeit voort uit hun vroegere manier van werken : als ze toen op training waren, moesten ze doorduwen, want de dag daarop konden ze er niet zijn. Vooral Bram Vangeel heeft na twee, drie maanden de weerslag van die inspanningen ondervonden en een zware periode doorgemaakt. Bram is sterk, als hij in balbezit is, maar hij doet te weinig om aan de bal te komen. Hij zou zich vaker en explosiever moeten losmaken, hij wacht net te lang tot het duidelijk is waar de bal zal terechtkomen. Daardoor gaat hij ook twijfelen aan zichzelf en dat hoeft niet. Kris Buvens is de voorbije tijd vaker in de ploeg opgedoken, maar hij heeft zijn mogelijkheden nog niet bereikt. Soms dikt hij het rendement van de ploeg aan, soms ook niet.

Peter Delorge brak vroeger al door en leek toen op een grotere carrière af te gaan. Hebben we hem overschat ?

Peter doet zijn werk perfect. Naast een groepsopdracht heeft hij meestal een extra taak. Als wij in de heenronde door onze mindere periode heen geraakt zijn, is dat ook aan hem te danken. Hij is de exponent van de jongens die in en uit de ploeg gaan naargelang er al of niet een gat op te vullen of een bijzondere opdracht uit te voeren valt. Als er spelers zijn die ik niet wil missen, staat hij bovenaan het lijstje, hoewel ik hem de volgende drie wedstrijden misschien niet zal opsellen.

De lijn met de minste problemen is alweer de verdediging. Aan achterspelers geen gebrek.

Als je bedoelt dat we drie gelijkwaardige centrale mensen voor twee posities hebben, inderdaad.

Is Sint-Truiden sterk genoeg om straks in een afgeslankte eerste klasse te overleven ?

Sportief wel. Jammer genoeg is dat maar een deel van het antwoord. Sponsoring, stadion, omkadering, faciliteiten. Hoe kan het dat sommige spelers het geen negentig minuten uitzingen ? Soms omdat we als club de mogelijkheid van een tweede training niet kunnen aanbieden. Het oefenveld ligt zwaar, spelers zitten op hun tandvlees : we hebben geen aanbod om ze op een zinnige manier te laten recupereren. We kunnen ze ook geen tweede keer de modder insturen. We geven nu alles wat we hebben, maar sommige spelers zouden verder geraken als we rijkere faciliteiten hadden. Ik zeg er onmiddellijk bij : de mensen in de club doen ontzettend veel moeite. Het oefenveld ligt er drie keer beter bij dan vorig seizoen, je kunt het die terreinverzorgers zeggen, maar je hebt weinig om ermee uit te pakken naar buiten, want dat zou ze pas echt genoegen doen. Na twee maanden train je met problemen.

Het ligt soms aan bijzonderheden. Ik heb gevraagd om netten rond het oefencomplex te spannen. Waarom, is dan het antwoord, want als er een bal overvliegt, trapt de buurman hem terug. Dat is nog waar ook. Maar het heeft bijvoorbeeld ook voor gevolg dat ik mijn doelen altijd op dezelfde plaats moet zetten, daardoor wordt het veld ook altijd op dezelfde plaats belast. Met netten kan je schuiven met de doelen en is het oefenveld na zes maanden ook bar, maar dan hebben we ondertussen toch vier maanden gewonnen.

Vóór het seizoen heb je enkele algemene lijnen uitgezet, maar per definitie werkt een trainer van week tot week. Hou jij rekening met de lange termijn ?

Nee. Dat is de job van Guy Mangelschots en Jules Knaepen. Die blijven op termijn in de club. Ik niet. Ik moet zorgen voor het onmiddellijke rendement. Jules doet de opvolging van alle jongeren die de kwaliteiten hebben om over afzienbare tijd naar de eerste ploeg door te stoten. Hij doet dat strikt en van dichtbij. Ik zal een jongerenwedstrijd bekijken, maar niet met het oog op een dringende behoefte-invulling. Ik werk vanuit de huidige groep, ik geef een tekort of een alternatief aan en Guy zal zeggen of hij het ook zo voelt. Ik word alleszins niet lastig gevallen door makelaars en spelersmanagers.

Weet je nu al naar wie de club voor volgend seizoen op zoek moet ?

In sommige wedstrijden hebben we de oplossing niet gevonden. Dat had meestal te maken met blokkade-toestanden. Ik zou graag iemand hebben die zo’n vastgereden toestand kan doorbreken. Iemand die in het laatste kwartier, als al het andere toch niet lukt, een bal vanop veertig meter toegesmeten krijgt en hem goed laat vallen.

Ben je er al achter gekomen waarom jullie die oplossing in sommige wedstrijden niet gevonden hebben ?

Ten eerste, niemand kan zeggen dat hij in de heenronde zeventien degelijke wedstrijden gespeeld heeft. En verder, hoe goed je voetbalprincipes ook zijn, soms stel je ver in de tweede helft vast dat het nul is. Dan veeg je best alles van tafel en gooi je het over een andere boeg. Dat alternatief hadden we niet klaar, dat geef ik toe, maar tegen de volgende gelegenheid zorgen we ervoor.

Maar als je verliest, toch niet van Beveren en La Louvière ?

Het is vreemd dat ik het zeg, maar in Sint-Truiden leven soms gekke dingen. Een zondagnamiddaggevoel, bijvoorbeeld. Dat wist ik ook niet : op zondagnamiddag verliest de ploeg van haar mogelijkheden. Zoals Sint-Truiden ook een Brugge-gevoel heeft. Onze slechtste wedstrijd was ginder, we hadden Brugge kunnen kloppen. Bij de rust stelden we al vast : we zijn niet goed bezig en toch spelen we mee. Ik heb achteraf aan de spelers een montage laten zien van allemaal fases waarin we balverlies leden, hoewel de speler aan de bal telkens onbedreigd stond. Het waren er dertien. Na afloop heb ik gevraagd of ik ze nog eens moest laten zien. Nee, zeiden ze, we hebben het begrepen. Goed, zei ik, trek de stekker dan maar uit.

door Piet Cosemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content