‘Head of Communication’ staat op het naamkaartje van Klaus Van Isacker, sinds 1 maart de nieuwe communicatieverantwoordelijke van Club, maar eigenlijk is hij vooral blauw-zwart in hart en nieren. Een monoloog over Clubliefde en over hoe hij de ziel van Club wil vrijwaren van smet.

Net als mijn vader ben ik vanaf mijn achtste supporter van Club Brugge. Dat komt omdat mijn vader me in maart 1971 meenam naar Club-Chelsea. Club won toen de heenwedstrijd in de Europese kwartfinale met 2-0, al ging het er na de terugmatch in Engeland uit. Die wedstrijd vond nog plaats op de Klokke, maar van dat stadion herinner ik me niets meer. Wat me wél trof, was die fantastische sfeer. Ik kreeg toen van mijn vader een fanion, een vaantje dat lang boven mijn bed heeft gehangen en dat ik later op mijn kot in Gent hing, maar het is intussen helemaal verpulverd. Letterlijk vergane glorie. Er zijn nog Clubmomenten die ik zal blijven koesteren: de eerste Europese finale in Liverpool in 1976, toen de Clubspelers bij de rust 0-2 voor stonden en een staande ovatie kregen van de spionkop van Liverpool. Dan was er ook die fameuze Europese campagne van 1987/88 waarvan ik alle matchen live gezien heb, waarin we telkens voor een onmogelijke opdracht stonden na de heenmatch. En dan was er de laatste titel in 2005, toen we voor het vrijgezellenfeest van mijn broer met zestien man een truitje droegen met de naam Van Isacker op de rug en het nummer tien van Nastja Ceh. Een heerlijke dag!

“Het belangrijkste – en dat geldt nog steeds – was dat ik het spelletje zo boeiend vond, al heb ik nooit zelf gevoetbald in clubverband. Tennis was meer mijn ding. Als ik in het weekend ga lopen, passeer ik langs drie voetbalvelden: Wolvertem, Meise en Londerzeel. Soms sta ik dan een uur naar een jeugdmatch te kijken, terwijl ik niets met die clubs heb.

“Waarom dan precies Club, is moeilijker te verwoorden. Omdat ik West-Vlaming ben, omdat het een club betreft die heel breed gedragen wordt, een echte volksclub, nog steeds. Vanwege die spirit: spectaculair voetbal, gekoppeld aan inzet en power, dat is mijn ding. Maar vooral vanwege die sfeer in het stadion. Die is me altijd bijgebleven, door de jaren heen. Dat ik die in de laatste thuismatch tegen Anderlecht terugvond, is fantastisch. De power die je nog altijd hebt, vind je in België bijna nergens anders, behalve misschien af en toe bij Standard.

“Club is ook een ongelofelijk loyale gemeenschap. Als je ziet hoeveel abonnementen er weer verkocht zijn voor play-off 1, terwijl het toch al van 2007 geleden is dat we nog eens een prijs pakten – de beker – en de laatste titel al van 2005 dateert: dat vind ik fantastisch, dat die supporters zo trouw blijven. Ik stel dat ook bij mezelf vast: ondanks al die jaren zonder prijs blijft de drang om elke week naar het stadion te gaan even groot, hoe gefrustreerd ik vaak ook ben. Die loyaliteit koesteren en uitbouwen is een van de belangrijke opgaves die ik voor mezelf zie in mijn nieuwe functie.”

De Caje

“Of ik ooit gedweept heb met spelers en welke foto’s er op mijn jongenskamer hingen? Op mijn bureau thuis hangt een hele grote foto van de Caje door Stephan Vanfleteren. Voor mij is Jan Ceulemans de verpersoonlijking van alles waar Club voor staat. Een topvoetballer, technisch veel beter dan men zich vandaag nog herinnert, met een ongelofelijke drive en voetbalintelligent. Club en karakter, dat gaat voor mij samen. Vital Borkelmans is er nog zo één, maar ook minder voor de hand liggende namen als Peter Crève en Luc Beyens horen voor mij in die categorie, net als later Jean-Pierre Papin, Daniel Amokachi en Frank Farina.Vandaag is Blondel zo iemand, maar ook Vadis, Vásquez en Donk.Er moet wél altijd een stuk techniek bij het karakter, vind ik. Uit mijn jongensjaren had je Lambert, Jensen, Carteus

Een absoluut Clubicoon voor mij is nog altijd Marc Degryse.Sommige Bruggelingen associëren Degryse met Anderlecht, maar dat is zever. Marc is een van ons. Ik had dat met Lorenzo Staelens ook. Ik ben altijd supporter voor en nooit tegen. Ik erger mij aan het tegen supporteren. Als Anderlecht Europees speelt, supporter ik voor Anderlecht, omdat het een Belgische ploeg is. Ik vind dat logisch. Ik ben nog altijd Belg, hé. Ik heb op de Heizel Trickovski, de Macedonische international van Club, het beste toegewenst, maar ik ben wél supporter van België. Waarom zou dat niet kunnen, als woordvoerder van Club Brugge? Omdat Club de laatste jaren een uitgesproken Vlaams karakter heeft en geassocieerd wordt met Vlaams-nationalisme? Dat vind ik nu eens niet. Van onze 64 supportersclubs zijn er toch een paar uit Wallonië en Brussel. Club Brugge en Vlaams-nationalisme, die associatie maak ik helemaal niet. Misschien heeft dat voor een stuk te maken met perceptie die door de huidige politieke context wordt gecreëerd, maar dat is er een die ik verafschuw. Dat gaat tegen mijn aard in, hoe dan ook.”

Supporters koesteren

“Dé vraag is: wat willen wij uitstralen? Je hebt Anderlecht, de hoofdstad, en daarnaast Standard: Wallonië, de Maas, de Vurige Stede en een fantastisch merk, maar Club gaat breder. Als je de zaterdagavond die colonnes autobussen uit heel Vlaanderen naar Brugge ziet rijden, dát is het. Wij zijn de drie nationale voetbalmerken. Genk, dat is meer Het Belang van Limburg dat op de mediamarkt in die provincie een bereik heeft van 63 procent.

“Moeten wij in onze regio bang zijn van Gent met zijn nieuwe stadion? Niet bang, maar alert! Het is niet omdat we de grootste zijn dat we vanzelf ook de grootste blijven. Ik ben me er als eerste van bewust hoe snel dat kan keren. Kijk maar naar wat HetNieuwsblad is overkomen de afgelopen decennia. Pas nu komen ze er weer wat bovenop. Idem voor VTM. Vanuit je sterkte moet je niet bang zijn, maar je moet wel je mensen laten voelen: Club is van ons, er wordt iets voor ons gedaan. We moeten de hand reiken aan onze supportersgemeenschap. Onze supporters moeten we koesteren.

“Heeft Club Brugge Anderlecht nodig? Ja, zoals we ook Standard en Genk nodig hebben, en omgekeerd. We gaan gewoon uit van onze eigen sterkte. No sweat, no glory, vind ik wel oké. Ik heb lang zitten zoeken of ik niets beters kon vinden. Anderlecht heeft onze slogan gestolen. Zij zeggen: ‘We are Anderlecht‘. Dat komt van bij ons: ‘We are Bruges‘ ken ik al heel lang.

“Vandaag is, net als bij veel andere clubs, het verloop van spelers groot. Terwijl bij de uitbouw van Club het woord stabiliteit heel belangrijk wordt. Dat zijn niet mijn woorden, maar die van onze sportief directeur Arnar Gretarsson.We moeten op zoek naar sleutelspelers en die moeten we vervolgens voor langere tijd aan ons binden.

“Iconen krijg je door spelers langer te laten blijven, wars van nationaliteit. Mensen met charisma. Wie dat in de huidige kern is, daar heb ik mijn idee over, maar dat ga ik eerst intern bespreken. Het laatste icoon dat ik me van mijn supportersjaren herinner, is Dany Verlinden: te klein om topkeeper te zijn volgens velen, maar toch heel goed. Een beetje de underdog ja, maar of dat betekent dat we dat ook als geheel moeten uitstralen, dat vind ik niet. Tactisch kun je dat een keertje willen zijn, maar algemeen heb ik daar een beetje moeite mee, met underdog willen zijn. Dat moet je niet willen zijn als je de top beoogt.”

Korte lijnen

“Waarom zet iemand de stap van de tribune naar de bestuurskamer? Dat was niet de bedoeling, ik wilde eigenlijk heel mijn leven supporter op de tribune blijven. Dat is veranderd, omdat de visie die hier gebruikt wordt, me bevalt. Omdat de mensen zijn blijven aandringen. Twee jaar geleden had ik al eens gepraat met Bart Verhaeghe.Maar er komt altijd een moment waarop je niet meer aan de kant kunt blijven staan als je ergens een mening over en een plan voor hebt.

“Het keerpunt was de 6-1-nederlaag op Anderlecht dit seizoen. Ik zat op Anderlecht voor een tv-opdracht toen de mensen van Anderlecht me uitnodigden voor die match. Ik aanvaardde, op voorwaarde dat ik mijn vader mocht meebrengen, die nog nooit op Anderlecht was geweest wanneer Club er speelde. Het werd een dramatische ervaring. Meteen na afloop zegt mijn vader: ‘Kom, jongen, we gaan naar huis.’ ’s Avonds zie ik op tv Bart Verhaeghe en Vincent Mannaert als dieven in de nacht naar hun auto sluipen, gevolgd door de camera’s. Hun lichaamstaal was niet oké. Ik heb toen een sms naar Vincent gestuurd: ‘Nu ben je wel het risico aan het lopen om het merk, het imago van Club aan te tasten. Dit moet beter, ook qua communicatie.’ Maandag belde hij me: ‘We moeten eens praten.’

“In dat gesprek heb ik een passie, een drive, een intelligentie en een visie op langere termijn ontdekt waarvan ik denk: in dat verhaal wil ik meestappen. Ook omdat ik zelf kom uit een strak geleid bedrijf waarin ik 25 jaar heb gezeten met korte lijnen, met goeie rapporteringen en met ruimte voor mensen die een meerwaarde willen creëren: De Persgroep. In de manier waarop Bart Club wil runnen, herken ik veel van hoe Christian Van Thillo De Persgroep leidde. Omdat ik weet dat dat de juiste manier is om zo’n organisatie aan te pakken. Bart Verhaeghe weet wat hij wil. Je kunt daar voor of tegen zijn, maar bij Club Brugge is er tenminste een visie waar men naartoe wil, met mensen die er alles voor gaan doen om dat te bereiken. Die visie is er niet voor de volgende maand, maar voor de volgende drie, vier, vijf jaar. Er is één duidelijke lijn. Natuurlijk is er tegenwind als je een club door een veranderingsproces laat gaan, maar dat is in iedere organisatie zo. De manier waarop je daarover communiceert, is weer wat anders. Daarvan vond ik: dat kan veel beter. Want ik ben enorm gevoelig als ik merk dat aan het karakter van Club geraakt wordt. Ik heb de perceptie voelen binnensluipen dat daaraan geraakt werd, door de veranderingen, maar ook door de slechte communicatie. Ineens werden we een club van maatpakken, wat we niet zijn. Bart Verhaeghe draagt bijna nooit een maatpak. Wat me stoorde, was dat op die verkeerde perceptie niet corrigerend gereageerd werd, terwijl het bewaren van het imago en het merk toch het allerbelangrijkste is. Natuurlijk heb ik veel respect voor de manier waarop Antoine Vanhove werkte, maar die gezellige, ondoorzichtige allemaal-onder-ons-manier om een voetbalclub te leiden, dat gaat volgens mij niet meer aan de top.”

Spelerstunnel

“Pas op: die ergernis over de communicatie dateert bij mij al van voor Bart en Vincent bij Club kwamen. Er zijn een aantal dingen gebeurd die niet konden. Los van het feit of dat nu een goeie trainer was of niet: als je een monument als de Caje binnenhaalt en dat een einde neemt, dan moet je ervoor zorgen dat zo’n monument op een andere manier kan gaan. Zoals dat nu gebeurde, dat kan niet. Ik was ra-zend! Maar het weekend daarop zat ik wél weer in het stadion. Want dat anderhalf uur in het stadion, dan ben ik weg van alles. Als ik eens mensen meenam naar Club, zeiden die achteraf: amai, jij bent hier wel heel anders. Het mooiste moment is binnenkomen in dat stadion, het gras ruiken en weten dat alles mogelijk is, de komende uren. Natuurlijk moet ik me nu meer bewust zijn van mijn gedrag. Als ik nu de onweerstaanbare drang voel om te juichen of te vloeken, loop ik de spelerstunnel in, doe de deur dicht en juich of vloek. Van binnen blijf ik een even grote supporter als vroeger, maar in een officiële functie moet je die emotie achterwege laten. Stel dat ik al in dienst geweest was bij die 6-1, dan had je niets aan mij kunnen merken, dan zou ik gewoon mijn job gedaan hebben – daarvoor zit ik al lang genoeg in de media. Maar als ik thuis kom en babbel met mijn vader en mijn broer, ben ik weer supporter.

“Of ik deze job ooit voor een andere club zou kunnen doen? Neen. Ik heb nooit kunnen werken voor iets waarmee ik niet emotioneel verbonden was. Of het nu Het Laatste Nieuws was, VTM, de Financieel-EconomischeTijd of De Morgen: als je geen emotionele band hebt, hou je dat niet vol, zestig uur per week doorgaan. Misschien was de perceptie naar buiten anders. Dat heb ik ook gevoeld, via de sociale media, vooral in die laatste periode bij De Morgen. Maar als je een visie hebt over het redden van een krant en je stelt vast dat een aantal zaken niet functioneert, is het makkelijkste om te zeggen: het is allemaal wel goed. Dat doe ik dan niet. Je moet soms ingrijpen als je dingen wilt laten groeien. ?

DOOR GEERT FOUTRÉ – BEELDEN: CHRISTOPHE KETELS/ IMAGEGLOBE

“Voor mij is Ceulemans de verpersoonlijking van alles waar Club voor staat.”

“Het is niet omdat we de grootste zijn dat we vanzelf ook de grootste blijven.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content