Is Philippe Clement wel de nieuwe Ernst Happel?

© Belga Image
Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Volgende dinsdag is Manchester City te gast op Jan Breydel. Kan Philippe Clement nog een derde keer toeslaan? Het zou zijn reputatie als succestrainer slechts versterken, waarna de naam van Ernst Happel al gauw valt. Op zoek naar parallellen én verschillen tussen beiden.

Brugge, 21 januari 1974. Bij Club zijn ze toe aan een trainerswissel. Speler Henk Houwaart suggereert een naam: Ernst Happel, de man onder wie hij bij ADO nog heeft gewerkt. De Oostenrijker is dan net ontslagen bij Sevilla, maar maakte daarvoor indruk bij Feyenoord: landskampioen, winnaar van Europacup I én van de wereldbeker. Als hij naar Brugge komt, schrikken ze zich een hoedje tijdens de presentatie. Michel D’Hooghe, in die periode clubarts: ‘Na de ellenlange pleidooien, van eerst Leo Canjels en daarna Jaak de Wit, kwam Happel binnen met: ‘ Meine Herren, ich bin Ernst Happel… Trainung zehn uhr. ‘ En hij was weg.’

Zedelgem, 29 mei 2017. In Brugge zijn ze bij Club toe aan een trainerswissel. Ivan Leko heeft de titel van Club niet kunnen verlengen, ondanks sterke play-offs. Philippe Clement maakte KRC Genk kampioen en keert terug naar de stal die hij in de zomer ervoor pas verliet. Anders dan voor Happel een vertrouwde stal, na tien jaar speler en zes jaar in diverse functies als trainer. Uitgebreid maakt hij in een mooi landelijk decor – hier huisde vroeger een sterrenchef – voor iedereen tijd om het waarom van zijn overstap te duiden.

Ziedaar al een eerste verschil. D’Hooghe: ‘Philippe de peoplemanager. Daar zie je – voor zover ik dat kan beoordelen, want ik heb Philippe zeer goed gekend als speler maar niet als trainer – toch iemand die een veel menselijker aanpak heeft; veel meer zijn spelers respecteert. Happel was kort van stof. Als hij iets in drie woorden kon zeggen, zou hij er geen vier gebruiken.’

Georges Leekens was voorstopper in de Happeltijd. Leekens: ‘Happel was geen peoplemanager, eerder een resultaattrainer. Hij wist wat zijn kracht was. Hij sprak met zijn ogen, niet met taal. Schneller, laufen. Dat had impact op zijn spelers.’ Julien Cools was in die tijd bang van Happel, las je wel eens. Vandaag nuanceert hij een en ander. Cools: ‘Happel was meer psycholoog dan veel mensen denken. Hij pakte mij heel anders aan dan Roger Van Gool of René Vandereycken. Happel kon menselijk zijn tegen de een en hard tegen anderen. Maar het zijn contrasterende figuren, hij en Philippe. De ene de sfinx, de ander de glimlach. Dat zegt al voldoende. Waar de ene geregeld ruzie heeft met zijn bestuur, vooral met Antoine ( Vanhove, nvdr), verhoudt de ander zich veel beter tot het management. Ik heb de indruk dat het goed klikt tussen Philippe en Vincent Mannaert. ‘ D’Hooghe: ‘Happel had zeer veel conflicten. Intern. Ook met mij. Man tegen man.’

Happel was kort van stof. Als hij iets in drie woorden kon zeggen, zou hij er geen vier gebruiken.’

Michel D’hooghe

Bouwen

Een ander verschil. Clement maakte als coach van de jeugd en later als assistent de moeilijke transitie van de ploeg mee. Club was helemaal weggezakt – het won al in tien jaar geen prijs meer – en het was vaak bouwen en weer herbeginnen, tot onder Michel Preud’homme alle steentjes goed vielen. Toen Clement als hoofdcoach terugkeerde, rolde de machine vlot over de tegenstand. Er stond een basis en die vulde hij aan. Preud’homme was kampioen geworden en daarna tweede, iets wat Leko herhaalde.

Happel kwam in heel andere omstandigheden naar Brugge. Hij vond er een team in verval en nam vrij snel afscheid van een aantal jongens: Henk Houwaart, Johnny Thio, Johan De Vrindt, Pierre Carteus, Erwin Vandendaele,… Leekens: ‘Happel heeft zijn succesploeg helemaal zelf opgebouwd en maakte van gewone spelers heel goeie spelers. Hij kwam in de periode waarin Club financieel in de problemen zat en er was de verhuis ook van de Klokke naar Olympia. Een heleboel oudere jongens heeft hij laten vertrekken, slechts een paar bleven over. En dan heeft hij dat aangevuld met Belgen en goeie buitenlanders die in zijn concept pasten.’

Jos Volders, in die periode flankverdediger: ‘Een meevoetballende doelman als Simon Mignolet was Birger Jensen niet. Wel een heel goeie doelman. Wij probeerden ook wel van achteruit op te bouwen, maar dan was Birger eerder de man die met de handen de opbouw lanceerde. Niet met de voeten. Birger speelde ook niet zo ver uit doel als Mignolet nu. Wat we ook hadden was een zeer goeie voetballende centrale verdediger. Georges was de mandekker, maar Edi Krieger was de voetballer. Die was top.’

Michel D’Hooghe: ‘De hele ploeg was top. ( somt ze spontaan op) Als je de ploeg van Happel vergelijkt met nu… Ik weet wel: het is ander voetbal en het spel gaat nu veel sneller, maar ik ben niet zeker wie zou winnen. Twee Europese finales hebben we toen gehaald, dat is geen zottigheid, ook al was de Europacup I van toen niet van het niveau van de Champions League van nu.’

Philippe Clement, hier omringd door zijn spelers, staat voor de menselijke aanpak.
Philippe Clement, hier omringd door zijn spelers, staat voor de menselijke aanpak.© BELGAIMAGE

Jos Volders: ‘De kloof was toen, wanneer we Europees speelden, iets minder groot, is mijn gevoel. Het financiële verschil was veel kleiner dan nu. De topploegen geven nu met gemak een half miljard uit; dat was toen natuurlijk niet. Daarom stonden wij op gelijk niveau – of toch gelijkér. Er mochten toen ook maar drie buitenlanders meedoen, nu zijn er soms maar drie Belgen meer. En die beperkingen had je overal, in Italië, in Engeland, in Spanje.’

Je kunt het vergelijken met Bayern nu: de beste Duitse voetballers, aangevuld met wat goeie buitenlanders. Zo was Juventus in die dagen vooral een verzameling van Italiaans talent. En Liverpool in hoofdzaak Brits. Cools: ‘Wij hebben in onze tijd grote clubs geklopt. Real, Atlético, Juventus, we hebben twee finales tegen Liverpool gespeeld. Misschien was het verschil in talent in onze tijd inderdaad niet zo groot. Dat is nu anders, wat maakt dat een Europees gelijkspel een uitschieter is.’

Data

Nog een verschil: een veel kleinere kern. Cools: ‘Happel had niet zoveel keuze. Wij speelden Europees, beker én competitie met 18 spelers. Philippe heeft nu meer matchen maar ook meer keuzemogelijkheden en keuzes te maken. Waarbij ik me afvraag: zijn de spelers daar altijd zo mee gediend? Ik weet niet of ze zo content zijn nu.’

Leekens: ‘Daar zie ik wel een gelijkenis tussen de twee. Happel durfde spelers aan te pakken. Raoul Lambert heeft een lichte blessure? Blijf maar thuis, ik speel wel met iemand anders. Clement heeft het ook gedaan, vorig seizoen met HansVanaken in de play-offs, nu met Ruud Vormer. Hij zal het wel op een andere manier communiceren, maar het principe blijft gelijk.’

Kleinere kern, ook in de begeleiding. Een technische staf van een topploeg is dezer dagen enorm uitgebreid en wetenschappelijk tot in de details afgesteld. D’Hooghe: ‘Dat is een zeer groot verschil met toen. De staf onder Happel bestond naast hemzelf uit assistent Mathieu Bollen, kinesist Eddy Warrinier en mijzelf als dokter. Wij deden alles. Het is allemaal veel professioneler geworden. Als je tegen Happel had gesproken over data…’

Omdat Bollen over een goeie trap beschikte, coachte hij ook de doelmannen. Leekens: ‘De manier van werken, de opvolging is nu heel anders. Wij trainden keihard, zonder data, maar Happel voelde een en ander wel goed aan.’

Volders beaamt en nuanceert: ‘In die tijd hebben we ongelooflijk hard getraind, ik denk dat we op trainingen dikwijls in het rood gingen. Maar in wedstrijden hielp het ons wel. We zijn drie jaar na mekaar kampioen geworden en telkens kon de tegenstander in de eerste helft nog een beetje mee, maar waren we in de tweede fysiek zo sterk dat we er dikwijls over gingen.’

Is Philippe Clement wel de nieuwe Ernst Happel?
© Belga Image

Olympia/Jan Breydel

En zo komen we bij de gelijkenissen. Als Jan Breydel straks een beetje weg heeft van de sfeer die er tegen PSG was, zal het weer daveren. Zeker omdat Clement past in de traditie van Happel: de tegenstander bij de keel pakken. Aanvallend voetbal als het kan, met veel vrijheid voor het offensieve compartiment.

Cools: ‘Allebei zijn/waren ze goed op tactisch gebied, ze kunnen een ploeg zetten. De gelijkenissen zie ik: hun spelers vechten voor mekaar. Ze zijn ook conditioneel in orde.’

Volders: ‘Van je eigen sterkte uitgaan is nog een parallel. Je niet laten overdonderen door de namen tegen wie je speelt. Happel keek daar indertijd niet naar en ik vind dat Clement dat ook probeert te doen. Aanvallend durfde Happel nog wel meer risico’s te nemen. Toen we de halve finale van Juventus met 1-0 verloren, stelde hij bij de return gewoon vier spitsen op. 4-2-4 werd onze opstelling en daarmee wonnen we met 2-0. De vleugels kregen veel offensieve taken. Jullie hebben het vandaag vaak over wingbacks, maar in de Happelperiode waren wijlen Fons Bastijns en ik ook zeer aanvallende voetballers, die de hele flank bestreken. Dat is helemaal niet nieuw.’

Leekens: ‘Discipline, loopvermogen, allemaal vergelijkbaar. Aanvallend voetbal, pressing, op een bepaald moment stond er maar één verdediger, ikzelf, en hadden we één controlerende man op het middenveld, René Vandereycken. Happel durfde, maar ook wij kregen af en toe eens een pak slaag. Ik herinner me een 6-1 op Anderlecht. Toen Philippe zijn 6-1 kreeg in Gent, moest ik daar direct aan terugdenken. Zo’n zwak moment kan je altijd overkomen, hoe goed je ook bent.’

Conclusie

Cools nuanceert de parallellen en verschillen: ‘Ik denk dat we geen generaties in de tijd met mekaar moeten vergelijken. Wij waren goed in onze tijd, zij laten het nu zien. Ieder zijn periode. Het belangrijkste voor Club is dat het succes in de tijd is bestendigd. Voor de rest: geen vergelijking mogelijk.’

Volders: ‘Ik ben onlangs verhuisd naar de kust en kom nu ook al eens wat meer op KV Oostende, maar de supporters van Club Brugge zijn de beste, vind ik.’ Daar heeft het succes van Happel in de jaren zeventig veel mee te maken. Volders: ‘Bij Standard zijn er 5000 die roepen en op Anderlecht ook, maar bij Club zijn dat er 20.000. Dat is in die periode met de verhuis naar Olympia gegroeid. Er is een periode geweest waarin ze geen prijs pakten en toch steeg het aantal abonnementen of bleef het hetzelfde. Supporters blijven komen.’

Georges Leekens: ‘Ik zie niet zoveel gelijkenissen, tenzij dat ze beiden in hun periode succestrainers zijn. Happel was een van de grootste trainers die ik had. En ik heb heel veel goeie gehad. Hij was een coach die overal resultaten haalde, behalve bij Sevilla. Zo ver staat Philippe nog niet.’

Michel D’Hooghe: ‘Dat Clement doet denken aan Ernst Happel, daar ben ik het helemaal niet mee eens. Waar de parallellen kloppen, is dat het inderdaad twee succestrainers zijn. Maar het gebeurt nu op een heel andere manier. Ik denk ook dat de methodiek van Ernst Happel in de jaren zeventig niet meer de methodiek is waar je vandaag zou mee af moeten komen. Je moet iedereen evalueren in zijn eigen periode. Happel was een goeie in zijn tijd, net zoals Philippe Clement dat nu is.’

Is Philippe Clement wel de nieuwe Ernst Happel?

Ernst Happel vs. Philippe Clement

Ernst Happel (°29/11/1925, ?14/11/1992) won trofeeën in vier landen – België, Nederland, Duitsland en Oostenrijk – en strandde als bondscoach van Nederland op het WK in 1978 op de tweede plaats. Philippe Clement (47) pakte als trainer voorlopig alleen prijzen in België, maar hij heeft uiteraard nog een hele carrière voor zich. Een voorlopige stand van zaken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content