‘Iedereen spreekt altijd groots over Ivoorkust,’ zegt Henri Michel, de bondstrainer, ‘maar wij hebben op het veld nog nooit iets bewezen.’ Alleen wie de ziel van het land begrijpt, weet die uitspraak van valse bescheidenheid te onderscheiden.

Hotel Mövenpick, Caïro, eind januari, bijna middernacht, de binnentuin. La bande à Henri is de Ricard ontgroeid en drinkt whisky. Zijn mond plakt er ’s anderendaags van, maar Henri Michel volhardt. Zijn kornuiten, een van piekige haren en verende tred voorziene conditietrainer en een stoïcijns grijze assistent, delen in het genoegen. Alle drie Provençalen, dat hoor je zo. “Eens je een aantal particulariteiten van Afrika aanvaardt, leef je op den duur zelf ook à l’Africaine. Er is niet alleen de onaangename kant, hein”, grijnst Gérard Gili.

Gili, voormalig trainer van Egypte, Bordeaux, Marseille, Montpellier, Bastia en tot driemaal toe kampioen van Frankrijk, schikt zich in zijn rol van assistent, ofschoon hij in augustus jl. wel werd aangesteld om Michel te redden. Wie hij ook wisselde of uitprobeerde, zijn hand kreeg Henri Michel niet in het spel. Om niets minder dan zijn ontslag schreeuwde de publieke opinie, maar met de Afrikacup en het wereldkampioenschap in het verschiet leek de aanstelling van een evenwaardige assistent de bond een beter idee.

“Afrikaans voetbal blijft toch altijd een beetje dansen”, zal Henri Michel enkele dagen later uitleggen. “We hebben daarom het systeem wat aangepast in de organisatie om vooruitgang te kunnen boeken. Er staat een geraamte en we hebben kwaliteiten om efficiënt te kunnen wisselen, maar het is nu op deze Afrikacup vooral le continu du jeu die interessant is.”

Overleefde hij de publieke opinie, alle problemen opgelost had hij nog niet.

“De zwakte van de Ivoriaanse speler”, ervoer Michel, “is dat hij soms speelt om te spelen. Voor het plezier. En dat is niet altijd compatibel met hardheid. Vooral in de verdediging moet de concentratie beter. De goesting om te reageren als het tegenzit, moet erin komen, waardoor we een betere spelbeheersing moeten krijgen.”

De Académie die Jean-Marc Guillou bij ASEC Mimosa, de grootste club van het land, oprichtte, hangt als een zwaard boven zijn hoofd. Sinds Guillou, die hij nog altijd zijn vriend noemt, zich in de dagbladen over de selectie uitliet en er fijntjes aan toevoegde dat Ivoorkust met elf Académiciens in de ploeg wereldkampioen zou worden, wacht de aanhang met argusogen Henri Michels selectie af. “Maar ik probeer niet te kijken hoeveel Académiciens er in de kern zitten,” zegt Michel, “om te vermijden dat ik onderscheid ga maken. Het probleem is dat Jean-Marc excessief is. Excessief in zijn woorden, excessief in zijn opleiding. Dat is Jean-Marc. Maar we zullen hem niet veranderen, hein ( lachje).”

Toch, moet Henri Michel toegeven, heeft wie in de Académie van Guillou is opgeleid, iets extra’s. “Als je naar de training kijkt, zie je het zo aan de techniek.” Maar de vorming vertoont lacunes, “zoals Jean-Marc er zelf ook vertoont”, grijnst Michel. “Hij vraagt hen goed te spelen en si en la, maar soms volstaat dat niet op het hoogste niveau. Ik bedoel : het mentale volgt niet altijd. Ze spelen meer om zich te amuseren dan om te winnen. Dat was een zwakte van hém en dat is ook zo bij zijn spelers. Ze maken daarom ook veel fouten door een gebrek aan concentratie. Op het veld overvalt hen telkens een vorm van stress die niet goed is. Men spreekt altijd groots over Ivoorkust, maar wij hebben op een veld nog nooit iets bewezen.”

Henri Michel weet waarom. Hij kreeg in Abidjan, de hoofdstad van Ivoorkust, een magnifiek appartement ter beschikking, maar veel laat hij er zich door de politieke onlusten niet zien. Uiteindelijk is hij er alleen nog voor de thuiswedstrijden. “De spelers hebben het gevoel dat in het land alles rustig zal worden als ze een wedstrijd winnen. Maar dat duurt dan hooguit een paar weken en dan zit je weer in de oude situatie. Dat horen spelers ook als ze met het thuisfront bellen. Er is geen speler die gelukkig kan zijn wetende dat hun families in de problemen zitten en het land geparalyseerd is. Als ze spelen en trainen vergeten ze voor een tijd hun problemen. De situatie in Ivoorkust is een grote motivatie voor ons. Soms zo groot dat het een averechts effect heeft.”

***

De republiek Ivoorkust is bijna tien keer zo groot als België en werd op 7 augustus 1960 onafhankelijk van Frankrijk. Hoewel Abidjan het belangrijkste commerciële en administratieve centrum is, is de officiële hoofdstad Yamoussoukro. Het land is een van ’s werelds grotere producenten van koffie, cacao en palmolie. Dat maakt van Ivoorkust een van de commercieel meer welvarende landen in Afrika. Helaas wordt het sinds 2002 ook verscheurd door rebellen en etnische onlusten, door een strijd tussen noord en zuid. Als gevolg daarvan kwamen in 2004 zesduizend VN-soldaten hun vierduizend al aanwezige Franse collega’s versterken.

De oorzaak van het conflict ligt in de discriminerende houding die de regering van Laurent Gbagbo volgens de rebellen aanneemt tegenover noordelijke moslims en mensen van buitenlandse origine. Als gevolg daarvan is het noorden door rebellen bezet gebied geworden en zijn alle voetbalclubs verhuisd naar de buurt rond Abidjan, in het rustige en vlakke zuiden. Het ruime hinterland blijft door het oproer een voor clubs moeilijk te scouten rekruteringsgebied.

***

Een goudgebiesde liftboy wandelt, een bordje met een boodschap omhoogstekend, door de hotellobby terwijl Yéo Martial met gedempte stem praat, als betreft het geheime informatie. Martial stond als trainer aan het hoofd van de Ivoriaanse ploeg die in 1992 de Afrikacup won, maar is nu technisch directeur van de voetbalbond en begenadigd met analytisch vermogen.

Op vraag van Jacques Anouma, de bondsvoorzitter, organiseerde hij de voorbije jaren een scouting naar jeugdtalenten in het geteisterde en van competitievoetbal verstoken binnenland van Ivoorkust. Vier keer per jaar maken sélectionneurs in de tien landelijke en twee hoofdstedelijke regio’s een balans op en worden er jeugdtoernooien georganiseerd, waarbij ASEC Mimosa een aparte selectie mag vormen. Daaruit wordt ten slotte nog eens een nationale selectie gepuurd. “Op die manier beschikken we nu over een nationale ploeg van min-13-jaar en min-15-jaar, met veel spelers uit het noorden, en een min-17-jaar en min-20-jaar, die als beloften de Olympische Spelen voorbereiden.”

Hoe is het met het niveau van de nationale ploeg gesteld ?

Yéo Martial : “In vriendschappelijke wedstrijden zien we onze ploeg goed spelen, maar van zodra er druk op ligt, blokkeert hij wat. Vriendschappelijk tegen Italië, Kameroen : touc, touc ! Maar als het ergens om gaat : pouf ! Afrikaanse ploegen die op toernooien succesvol zijn, zijn vaak ook ploegen die tijdens de kwalificaties thuis punten pakken en dus geen mentaal probleem hebben met de druk om thuis te winnen. Nigeria voelt die druk bijvoorbeeld altijd. Ivoorkust ook. Hadden we Ivoorkust-Kameroen op neutraal terrein gespeeld, dan hadden we van hen kunnen winnen. Maar onze spelers denken voortdurend : als we verliezen, wat zullen de mensen dan wel niet denken ? De mentaliteit van een land kan in Afrika enorm verschillen. Tunesië bijvoorbeeld is een beetje een politiestaat, gecontroleerd, dus dan heb je iemand nodig die dat óók doet. Kameroeners moeten vanuit hun cultuur bijvoorbeeld altijd knokken voor iets. Wij in Ivoorkust zijn bezadigder : Abidjan is cosmopolitisch, er heerst meer liberalisme, mensen mogen revolteren, we houden van onze vrijheid.”

Waarom was het voor Henri Michel de voorbije maanden zo moeilijk om de juiste opstelling te vinden ?

“Sinds het begin vormt de verdediging het grote probleem. Les règlages beginnen beter en beter te worden, maar we konden aanvankelijk helemaal de nul niet houden. De trainer zoekt het beste centrale duo en de Afrikacup moet hem daarbij helpen. Kijk, Kolo Touré is een heel goede speler, maar wie past het best bij hem ? Dát is het grote probleem. Alle ploegen spelen tegenwoordig op een lijn en in de zone achteraan, dus je hebt centraal twee spelers nodig die ongeveer hetzelfde niveau halen. En er één vinden van het niveau van Kolo, dát is niet gemakkelijk. In België had Zokora als centrale verdediger de kwaliteiten, maar bij Ivoorkust zien we die kwaliteiten liever op het middenveld om te recupereren en openingen te creëren. Want vergeet niet dat Zokora, ondanks enkele foutjes, weliswaar altijd heel goed speelde als centrale verdediger, maar zijn opleiding heeft gekregen in de Académie in de tijd dat er nog met een libero gespeeld werd. Vandaar het middenveld : als hij daar fouten maakt, kunnen ze nog altijd rechtgezet worden.”

Wat is het belang van de Académie van Jean-Marc Guillou voor het voetbal in Ivoorkust ?

“Weet u, zo’n vorming bestond voordien niet in Ivoorkust én er was ook geen jeugdcompetitie. Alleen ASEC bezat een vormingscentrum, waardoor zij voor ons een lichtend voorbeeld werden : zij bewezen dat je jongeren van straat kon plukken en opleiden. Daardoor zijn er nu meer dan driehonderd vormingscentra in het land. Sommige zijn beter gestructureerd dan andere, maar in elk geval is de opleiding meer gespreid. Als ik zie hoe de min-15-jarigen Les Jeux de la Francophonie wonnen zónder spelers van ASEC, bewijst dit dat er overal talent zit. Maar naar het beeld van de Académie van ASEC zitten de Ivorianen nog altijd een beetje met die nostalgie in hun hoofd : ze willen goed voetbal zien. Dat is op het niveau van de nationale ploeg niet evident en daarin heb ik Henri Michel ook al gerustgesteld. Ze trainen misschien vier keer voor een wedstrijd en dan moet je twee, drie maanden wachten. Dus het is bijna onmogelijk wat de mensen verwachten. Juist daarom heeft de bond besloten om ondanks de kritiek vorig jaar Henri Michel te behouden, om de groep langer samen te kunnen laten werken. Henri Michel werkt eerst op het mentale en dan zoekt hij naar cohésion per sector. Wat ik herken in zijn manier van werken zijn de automatismen die hij zoekt, de spelers die het best samenspelen. Vooral op links begint dat goed te lopen. Je mag ook niet vergeten dat maar een klein deel van onze ploeg al eens een Afrikacup heeft gespeeld, in 2002, en dat dit voor het andere deel het eerste grote toernooi is. Maar op het wereldkampioenschap zouden we, zoals Senegal destijds bij zijn eerste deelname tot, in de kwartfinales moeten kunnen geraken. Dat zou de situatie in ons land weer hoop kunnen geven, want voetbal moet mensen verenigen.”

***

Op 15 mei kreeg bondsvoorzitter Jacques Anouma in Bingerville, vijftien kilometer ten oosten van Abidjan, plechtig de sleutels overhandigd van het Centre Technique National. Het CTN, een Goal 1-project van de FIFA, omvat onder andere bureaus voor de bondstrainer, diens assistent en de technisch directeur, een voetbalveld ( avec une belle pelouse en afgeschermd met hekken) en twee ultramoderne vestiaires. Logies, een olympisch zwembad en een verharde oprit rekent de voorzitter er in de komende jaren nog bij te bouwen.

Daar, waar overal in het nationale wit, oranje en groen de geest van Ivoorkust is gesymboliseerd, krijgt de toekomst van ’s lands voetbal zo stilaan vorm. “Ik hoop”, sprak Jacques Anouma bij de opening, “dat hier over een paar jaar de nieuwe Didier Drogba, Yéo Martial en Henri Michel uit voort zullen komen.”

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content