Als manager van Randstad Sport staat Caroline De Roose, aanvoerder van de nationale basketbalploeg, collega-topsporters bij. ‘Meestal’, zegt ze, ‘beseffen ze pas na hun carrière hoe goed ze het hadden als sporter.’

Topprestaties – een olympische medaille, een Europese titel, een halve finale Roland Garros – zijn geen garantie op een voor de rest kabbelend leventje van rentenieren en luieren, waarbij het onkruid tussen de terrasstenen halen het zwaarste karwei van de dag is. Vraag maar aan Frederik Deburghgraeve, Brigitte Becue, Sabine Appel-mans, Filip Dewulf, Harry Van Barneveld en zovele andere topsporters. Allen moesten ze na een knappe carrière als profsporter een nieuw leven opbouwen. Om hen, maar ook jonge talenten die aan het begin van een sportcarrière staan, op te vangen startte Randstad een sportafdeling op. Voor België is de organisatie daarvan sinds 1999 in handen van Caroline De Roose.

Goéde handen, want De Roose (32) is kapitein van de Belgische damesbasketbalploeg, die zich voor het eerst in tien jaar nog eens wist te kwalificeren voor een EK.

Hoe kwam Randstad bij jou terecht ?

Caroline De Roose : “Ik werk al sinds 1995 bij Randstad en omdat ze wisten dat ik iets of wat met sport te maken had – ik denk dat er van de duizend werknemers toch zo’n twintig procent vermoedt dat ik iets in het basketbal doe ( lacht) -, vroegen ze me voor het Randstad Sport-project.”

Hoe kwamen jullie op het idee van Randstad Sport ?

“In Nederland waren ze al enkele jaren eerder met Randstad Sport bezig. En omdat wij zowel in Nederland als in België sponsor zijn van het Olympisch Comité, hebben ze ons gevraagd om topsporters te begeleiden die sport en werk willen combineren. Daarop ben ik met bedrijven en atleten gaan praten, om een goed beeld te krijgen van wat er leefde. ‘Zijn ze bang voor het zwarte gat na hun carrière ?’, was bijvoorbeeld één van de hamvragen.”

En ?

“De een geeft het natuurlijk rapper toe dan de ander. Dat zwarte gat kan je enigszins vermijden door jezelf al voor je fin de carrière in vraag te stellen. En door realistisch te zijn. Dat probeer ik de atleten ook uit te leggen. Wij zitten bij Randstad met uitzendkrachten die duizend en één diploma’s bezitten en zelfs die komen moeilijk aan een job. Dat zeg ik hen : jullie zijn topsporters, gebruik je bekendheid, gebruik je talen en je communicatieve vaardigheden ! De taalvaardigheid van de meeste sporters ligt hoger dan die van de gemiddelde uitzendkracht.

“Ze krijgen wel aanbiedingen na hun carrière, maar dat is dan niet voor wat ze willen. Meestal zijn dat pr-functies. Sommige atleten zijn dan verontwaardigd dat de bedrijven enkel voor hun naam contact met hen opnemen. Vaak denken ze dat het na hun carrière wel zal loslopen. Nadien schrikken ze dat niemand hen nog ziet staan nadat ze met sport kapten. Geen telefoontjes meer, geen media, geen contact met de federatie. Ook de lonen zorgen voor een schok. Vaak liggen die toch een pak lager dan wat ze gewend waren om met hun sport te verdienen. Als ik zeg : je moet veertig uren werken en je zal dát verdienen, dan slikken ze toch even. Meestal beginnen ze dan pas te beseffen hoe goed ze het hadden als topsporter.

“Je moet er wel wat begrip voor hebben : ze moeten weer vanaf nul beginnen, hé. Zowel inzake erkenning als financieel moeten ze een stap terugzetten en dat is niet evident. Vandaar dat het zo belangrijk is hoe je overkomt in de media tijdens je sportloopbaan. Iemand die altijd positief overkwam, zal nadien veel meer respons krijgen.”

Wat is dan de rol van Randstad Sport ?

“Wij doen nu vooral aan loopbaanbegeleiding. Ervoor zorgen dat ze nog tijdens hun sportcarrière een ideaal evenwicht vinden tussen de job en de sport. Alleen zo vorm je een goede basis voor het latere leven. Veel atleten zijn enkel bezig met hun sport en als dat hoofdstuk erop zit, hebben ze niets om op terug te vallen. Als je kijkt naar Australië, Canada en de Verenigde Staten, die waren allemaal al sinds 1997 bezig met de begeleiding van topsporters. Ze leggen daar de nadruk op de zogeheten trans-ferable skills. Atleten hebben meestal genoeg capaciteiten, die ze geleerd hebben om te gebruiken in hun sport, maar ze kunnen die capaciteiten niet vertalen naar de arbeidsmarkt. Sommigen zijn bijvoorbeeld organisatorisch heel sterk, die werken met schema’s en tabellen, maar ze weten niet hoe ze dat kunnen gebruiken voor hun werk.

“Mediatraining geven zie ik ook als een voorname functie voor Randstad Sport. Altijd positief zijn tegenover je collega’s, weten welke zaken je mag vertellen en welke niet… Met een positief imago kan je veel respect afdwingen bij je collega’s. Kim Clijsters en Justine Henin zijn daar een perfect voorbeeld van.”

Jullie richten je voornamelijk op de jongeren ?

“In het begin wel. Jonge wielrenners bijvoorbeeld, die droomden van een profcontract maar in afwachting daarvan nog niet genoeg verdienden. We hebben toen een aantal wielrenners gehad die een parttime job combineerden met fietsen. Kevin De Weert was zo’n voorbeeld. Later zijn er steeds meer topsporters naar ons gekomen die een job en sport wilden verenigen. Volleyballers, voetballers uit tweede nationale enzovoort. Onlangs heb ik het nog eens geteld en ik kwam aan 46 verschillende sporten die bij ons vertegenwoordigd zijn. Vaak ook individuele sporten, zoals triatlon. Mensen zoals Marino Van Hoenacker of Kathleen Smet hadden een paar jaar geleden nog geen contract, dan zaten zij na het triatlonseizoen, dat tot september of oktober duurt, tot januari thuis. Zonder inkomen.

“Er is een pak sporters die nu stempelen. Ze verdienen niet genoeg met hun sport en ze hebben te weinig tijd voor een fulltime job, en met de huidige economische crisis is het ook niet eenvoudig om werk te vinden. Daarnaast heb je een groep sporters die lange tijd in het buitenland verblijven. Daar proberen we ook te helpen. Ik heb zelf als twintiger vier jaar in Amerika gestudeerd. Toen ik terugkeerde, wachtte er mij een berg papierwerk en veel heen- en weergeloop. Ik had daar geen benul van. Atleten zijn zodanig opgeslorpt door hun sport dat ze geen besef hebben van die administratieve rompslomp.”

Topsporters leven te geïsoleerd ?

“Ja, topsporters leven te geïsoleerd. Bij ons in de nationale basketbalploeg heb je een aantal meisjes die voor het eerst in Frankrijk spelen en dan steken al die vragen de kop op. Waar moet ik belastingen betalen ? Hoe moet ik die contracten invullen ? De meeste topsporters hebben nooit enige juridische opleiding genoten. Sport wordt wel steeds professioneler, maar dat betekent ook dat er steeds meer papierwerk aan te pas komt. Ik heb onlangs met Sporta, de vakvereniging voor sporters, rond de tafel gezeten en daaruit bleek nog maar eens dat veel sporters niet op de hoogte zijn van wat ze moeten doen wanneer hun profcontract afloopt. Dus beginnen wij met uit te leggen hoe de arbeidsmarkt in elkaar zit, wat de mogelijkheden zijn. Als je de atleten vraagt wat voor jobs er bestaan, kennen ze twee antwoorden : op den bureau zitten of vertegenwoordiger. Het moeilijkste voor een atleet is een job te vinden waar ze dezelfde zaken in terugvinden als in hun sport. Tenslotte zijn de meesten slechts rond de 35 jaar, een normale mens moet dan nog dertig jaar werken.”

Vind je dat de topsporters al iets bewuster omgaan met hun na-carrière ?

“Neen. De mentaliteit is anders nu. Op één of andere manier denkt een atleet dat hij later niets meer zal moeten doen. Vroeger wist je dat het heel moeilijk was om met je sport je boterham te verdienen, dus moest je iets achter de hand houden of een diploma nastreven. Door de verdere professionalisering van de sport krijg je nu jongeren die zeggen : ik word later topvoetballer of topbasketballer en daar verdien ik genoeg mee. Wat ze vergeten, is dat van de honderd heel goeie atleten er maar tien de top bereiken, en wat gebeurt er met die negentig subtoppers ? Het zijn niet de toppers die de probleemgevallen zijn, hoor.”

Krijg je veel voetballers over de vloer ? Voetbal is toch veruit de meest gemediatiseerde sport en er valt behoorlijk wat geld te rapen.

“We hebben zelfs al een aantal Rode Duivels gehad. Het verschil met andere sporttakken is dat voetballers na hun actieve carrière vaak in de voetbalwereld kunnen blijven. Ze weten ook dat het gemiddelde loon in de voetbalwereld hoger ligt dan het gemiddelde loon op de gewone arbeidsmarkt.”

Vind jij het eigenlijk raadzaam om ze na hun actieve loopbaan in een andere wereld dan de sport te droppen ?

“Neen. Als je een topsportcultuur wil kweken, zou je in feite de ex-topsporters veel meer in een andere functie moeten reïntegreren. Nu zie je vaak dat die personen na hun actieve loopbaan verdwijnen uit hun sport, wat heel spijtig is : een Roger Ilegems ( olympisch kampioen in 1984 in de puntenkoers,nvdr) of een Frederik Deburghgraeve bijvoorbeeld. In de federaties vind je te weinig topsporters terug.”

In navolging van Nederland startte Randstad vorig jaar ook een Topsport Academie. Wat houdt die precies in ?

“In samenwerking met de Erasmus Hogeschool Brussel werd een flexibel studieprogramma uitgedokterd. Om in aanmerking te komen moet je minimaal zes keer per week trainen, moet je op de A-, B- of C-lijsten van het BOIC staan en moet je bij de nationale kadetten, junioren of senioren van je sporttak behoren. Op hogeschoolniveau had je eigenlijk weinig mogelijkheden als topsporter in België. De studenten krijgen twee dagen les per week. De rest van de tijd kunnen ze aan hun sport wijden. We bieden wel maar één richting aan : communicatiebeheer, omdat we maar een beperkt aantal topsportstudenten hebben. Ze krijgen bijvoorbeeld mediatraining en management in die richting. Ze kunnen er ook altijd rekenen op een Topsportcoördinator. Als ze op stage zijn, kunnen ze de lessen volgen via hun pc en er bestaan zelfs lessen op video.”

We hebben het hier nu vooral over de anderen gehad, maar vind jij het niet frustrerend dat jij als tweevoudig Speelster van het Jaar en huidig international nog altijd moet gaan werken overdag ?

“Helemaal niet. Ik doe mijn job graag en ik weet van mezelf dat ik wat afwisseling kan gebruiken. Op mijn bescheiden niveau zou ik het niet kunnen opbrengen om een hele dag met basketbal bezig te zijn. Natuurlijk, voor zo’n EK maak ik een uitzondering, dan zeg ik ook tegen mijn werkgever : kijk, ik kan die twee even niet combineren.”

In september spelen jullie het EK in Griekenland. Wat mogen we daarvan verwachten ?

“Ons initiële plan was pieken naar de Olympische Spelen van 2008. Met deze onverhoopte kwalificatie hebben we een belangrijke volgende stap gezet. We zullen op het EK de jongste ploeg zijn, gemiddelde leeftijd 22 jaar, én de meest amateuristische. Alle andere teams bestaan uit allemaal profspeelsters, terwijl er bij ons maar vijf het profstatuut bezitten. De rest zijn studentes en werkenden die zich moeten vrijmaken om deel te kunnen nemen. Maar als we voltallig zijn, kunnen we daar wel resultaten neerzetten. Je merkt ook dat Kathy Wambé en Ann Wauters elk jaar weer een stukje volwassener en beter worden. Net zoals de rest van deze jonge ploeg. We kunnen alleen maar groeien. Om je te kwalificeren voor de Olympische Spelen van 2004 moet je bij de eerste drie eindigen, dus als je naar mijn ambities vraagt, antwoord ik : topdrie. Je moet zo hoog mogelijk mikken ( lacht).”

Voor meer informatie kan je terecht bij Caroline De Roose, manager Randstad Sport,caroline_de_roose@randstad.be.

door Matthias Stockmans

‘Jongeren vergeten vaak dat van de honderd heel goede atleten er maar tien de top bereiken.’

‘In de federaties vind je te weinig topsporters terug.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content