‘Tweede keeper op Anderlecht vind ik op dit moment al heel veel, zeker als je kijkt naar de carrière die ik achter mij heb’, zegt Davy Schollen. Maar daaruit besluiten dat de huidige nummer een van Anderlecht zich straks zomaar weer naar de bank laat terugzetten, is verkeerd gedacht. ‘Ik denk dat ik bewezen heb dat ik dit niveau aankan.’

Enkele uren voor Davy Schollen aanschuift voor wat het eerste grote interview uit zijn vreemde carrière is, raakt bekend dat Silvio Proto níét naar Anderlecht terugkeert in januari. Wat anders kon onze openingsvraag zijn dan: Vreugdekreetje geslaakt? Davy Schollen: “Sinds er sprake was van de terugkeer van Silvio, heb ik gezegd dat ik daar niet over zou praten. Toen Daniel uitviel, had ik drie wedstrijden om goed te presteren. Daar alleen hou ik me mee bezig, niet met de randverschijnselen. Wat er in januari gebeurt, zien we dan wel. Ik heb geen glazen bol. Maar als Anderlecht vond dat het met Germinal Beerschot moest gaan praten, zal het daar wel redenen voor hebben gehad. Ik kan alleen maar laten zien dat ik er sta als ze mij nodig hebben.”

Toen Zitka geblesseerd raakte, ging het alleen nog over Proto, niet over Schollen. Wat deed je dat?

“Ik heb me er weinig van aangetrokken en alleen gefocust op wat ik moet doen. Dat is: wedstrijden spelen en goed trainen. Daar heb ik mijn energie ingestoken en niet in de discussie of er nu een nieuwe keeper komt of niet. Dat laatste heb ik niet in de hand. Of ik goed speel, bepaal ik wél zelf.”

Voor de start van het kampioenschap was de hiërarchie onder de doelmannen een stuk minder duidelijk geworden, maar uiteindelijk bleef alles bij het oude: Zitka tussen de palen, Proto op de bank, Schollen in de tribune. “Dat heeft hem toch een tik gegeven”, zei keeperstrainer Filip De Wilde toen over jou.

“Ik had het daar inderdaad moeilijk mee. Ik vond dat ik vorig seizoen had laten zien dat ik het niveau van Anderlecht aankon. Toen ik hier aankwam, vond iedereen dat een verrassende transfer. Men vroeg zich af: kan hij dit niveau wel aan? Ik denk dat ik dat ondertussen heb bewezen. Dus had ik stiekem gehoopt op iets meer, maar de trainer maakt de keuzes. Het gevolg was dat er een oplossing moest worden gevonden en dat is ook gebeurd (Proto werd aan Germinal Beerschot verhuurd en Schollen werd tweede doelman, nvdr).”

Toen Anderlecht je tweeënhalf jaar geleden aantrok, was dat als derde keeper.

“Als twééde keeper. Silvio was nog geblesseerd en Jan Van Steenberghe had een stressfractuur opgelopen, zodat alleen Daniel overbleef. Ik was al aan de voorbereiding begonnen met NAC toen Anderlecht contact met mij opnam. Ik ben heel het seizoen tweede keeper gebleven, tot de laatste drie of vier speeldagen toen ik zelf met een enkelblessure uitviel.”

Ging je ervan uit dat Proto je plek op de bank weer zou innemen zodra hij fit was?

“Daar stond ik op dat moment niet bij stil. Ik wist dat Silvio sowieso tot Nieuwjaar out was en dat ik zes maanden had om me te bewijzen. Ik was slechts gehuurd. Uiteindelijk heb ik één helft gespeeld, toen ik in de rust op AA Gent Daniel moest vervangen, en de dinsdag daarna voor de Champions League in Rijsel. Ik denk dat ik iedereen hier toen heb kunnen overtuigen. Het bewijs is dat ik na dat seizoen een vast contract kreeg aangeboden.”

Je was al 28 en koos voor een bestaan als tweede of derde keeper. Waarom? Voor je ’t weet, zijn je beste jaren voorbij zonder dat je nog aan spelen toe komt.

“Klopt, maar als je naar Anderlecht kan, denk ik dat je niet lang nadenkt. Ik was benieuwd naar het avontuur. Aanvankelijk was het ook maar voor een jaar. Een gebrek aan ambitie was het niet, wel een enorme uitdaging. Na twee jaar kan ik zeggen dat ik door de frequentie en het niveau van de trainingen een stuk rijper ben geworden.”

NAC-speler van het jaar

Je grote debuut was als zeventienjarige bij Hoegaarden, toen een eersteprovincialer.

“Mijn hele jeugd heb ik bij Rummen gevoetbald. Hoewel ik nog erg jong was, had ik toch al enkele wedstrijden in de eerste ploeg in derde provinciale gespeeld toen ik als tweede keeper naar Hoegaarden kon. Na twee maanden besliste de trainer om te wisselen en mij in het doel te zetten. Ik was zeventien en ben er niet meer uitgegaan. Mijn laatste seizoen, toen we de eindronde voor promotie naar bevordering speelden, was mijn beste en zo dwong ik een transfer naar Sint-Truiden af.”

Was je een groot talent?

“Mijn droom was ooit profvoetballer te worden, maar als je op je twintigste nog altijd in eerste provinciale zit, weet je dat het weleens moeilijk zou kunnen worden. De echte toppers zitten dan al hoger.”

Je had al schoolgelopen in Sint-Truiden en er een diploma houtbewerking behaald, je vader werkte als garçon op Staaien en dan ging je er ook nog eens voetballen.

“Ik heb inderdaad zeven jaar aan de technische school in Sint-Truiden gestudeerd. Dat ik naar STVV kon, kwam door Gunter Jacob, die toen mijn makelaar werd. Zijn roots liggen ook in Rummen: zijn grootvader woonde schuin tegenover het voetbalveld. En het toeval wilde inderdaad dat mijn vader hielp als garçon op Staaien, maar daar staat mijn transfer helemaal los van.”

Heb je er Jacky Mathijssen nog meegemaakt?

“Als ploegmaat in mijn laatste jaar. Hij scheurde toen zijn kruisbanden en is er na mijn vertrek trainer geworden.”

Van hem zou de uitspraak zijn dat er in jou een toekomstige international school. Geloofde je hem?

“Tuurlijk. Als iemand met zo veel ervaring in de eerste klasse dat zegt, zal er wel iets van waarheid in zitten. Hij deed die uitspraak toen ik naar Genk vertrok. Ik heb hem er nooit op aangesproken: ik weet dus niet waarom hij het zei.”

Wat dacht je: ben ik echt zo goed? Of eerder: toch iemand die het ziet?

(lachje) Ik heb er niet bij stilgestaan. Ik vond het leuk om te lezen, maar ik ben altijd rustig gebleven en ben keihard blijven werken. De beloning zou wel komen. En kijk, ze is gekomen. In zekere zin heeft hij dus gelijk gekregen.”

In Genk was je de doublure van Jan Moons, maar de laatste vijf speeldagen verraste Sef Vergoossen door jou in het doel te zetten. Het seizoen erna begon je gewoon weer op de bank en kwam daar niet meer af. Dat ontgoochelde je zo dat je het na twee jaar voor bekeken hield: je wilde spelen.

“Klopt. Vergoossen was me komen zeggen dat die vijf wedstrijden een beloning waren voor een jaar hard werken. De volgende voorbereiding begon ik met het idee dat ik volop mijn kans zou krijgen, maar ze kozen opnieuw voor Moons en ik heb amper nog gespeeld. Toen had ik iets van: nú wil ik spelen. Ik ben dan naar NAC verhuisd.

“Mijn eerste seizoen in Breda was ik titularis. Een vrij goed jaar was dat, want ik werd samen met Mendes da Silva uitgeroepen tot beste speler van de ploeg. Ik was maar voor een jaar gehuurd en kreeg prompt een vast contract. Nadien is het misgelopen, ik weet niet waar of hoe. Onze eerste wedstrijd op Feyenoord verloren we met 2-0 en toen zei de trainer, Ton Lokhoff: ‘Ik wissel van keeper.’ Ik verdween naar de bank, tot hij in december werd ontslagen. Cees Lok volgde hem op en van dan af speelde ik weer. We moesten uiteindelijk nog nacompetitie spelen om in de Eredivisie te blijven.”

Je zou te slap aan de voorbereiding begonnen zijn, nu dat vaste contract toch binnen was.

“Toch niet, ik had gewoon enkele ongelukkige wedstrijden gespeeld in de voorbereiding, maar begon toch als titularis aan het kampioenschap. Toen kreeg ik dus de schuld voor die nederlaag op Feyenoord. ’s Anderendaags al moest ik bij de trainer komen. Raar, vond ik.”

Debuut tegen AS Roma

Toen je vorig seizoen zes wedstrijden op rij keepte, vonden sommigen ook al: tijd dat Zitka terug is. Ze begonnen barstjes in je prestaties te zien. Dat strookt met het beeld dat van jou bestaat, dat van de ideale tweede keeper: prima invaller, maar niet voor te lang. Heb jij druk nodig om het beste uit jezelf te halen?

(blaast) Elke wedstrijd brengt druk mee, of het nu bij STVV, Genk, NAC of Anderlecht is. Mijn eerste seizoen bij NAC speelde ik 32 van de 34 wedstrijden: dat bewijst toch dat ik ook over een langere periode kan presteren. Ik denk dat er vorig seizoen geen enkele wedstrijd bij was waarin ik de indruk gaf dat het bergaf ging. Tenminste, zo heb ik het toch niet ervaren.”

Met Genk speelde je ooit Champions League tegen AS Roma, met Anderlecht tegen Rijsel, maar je invalbeurt van vorig seizoen in de UEFA Cup uit bij Bayern München staat het scherpst in ons geheugen gegrift. Je presteerde sterk en jullie wonnen met 1-2. Wat dacht je: dít is mijn kans!

“Daar sta je niet bij stil. Als je je in München loopt op te warmen, ga je echt niet denken: oei, moet ik straks in deze schitterende tempel invallen? Daar is geen tijd voor. Je maakt je klaar en als je moet invallen, moet het gewoon goed zijn.

“Elke keer dat je mag invallen, is een gelegenheid om te laten zien wat je kunt. Maar je weet ook dat men je niet beoordeelt in één wedstrijd. Zeker ten tijde van AS Roma was ik daar ook niet zo mee bezig. Ik was nog jong en pas begonnen aan mijn eerste maanden in Genk. STVV was een stevige middenmoter, maar Genk was pas landskam-pioen geworden. Het niveau en de druk lagen een stuk hoger. Ik was nog zoekende.”

Tegen AS Roma was je nog maar vierentwintig.

“Enkele maanden voordien zat ik met mijn papa thuis op tv naar de Champions League te kijken. En nu stond ik er plots zelf in. Fantastisch gevoel was dat. Jan Moons kreeg rood en ik moest invallen. Na de match kwamen de journalisten naar me toe en zegden dat er nog een verlengstuk kwam. Het duurde even voor het tot me doordrong dat hij ook in Rome geschorst zou zijn.”

Je leek een onrustige, gestreste keeper toen.

“Misschien door mijn manier van spelen. Van in de jeugd was ik heel actief op het veld. Een manier om mezelf scherp te houden. Als keeper ben je afhankelijk van de ballen die je krijgt: soms zie je er in 90 minuten geen enkele, maar toch moet je alert blijven voor die ene bal.”

Jullie verloren met 0-1, een laat doelpunt waarbij jij niet helemaal vrijuit leek te gaan.

“Als ik me goed herinner, kwam er een doorsteekpass die door een van onze verdedigers werd weggekopt terwijl ik hem zelf ook wilde onderscheppen. Zo viel hij voor de voeten van Cassano en die trapte hem in één tijd binnen. Zulke dingen gebeuren. Het gaat allemaal zo snel, en zeker voor mij: ik kwam net van STVV en stond ineens in de Champions League. Daar ging het ineens wel héél snel voor mij.”

Genk speelde hoog. Belangrijk is dan dat er een doelman staat die de ruimte tussen hem en zijn verdediging goed bespeelt. Daar was bij jou – reflexkeeper, goed op de lijn, sterk een-tegen-een – nog veel werk aan, vonden ze in Genk.

“Dat klopt. Bij STVV kreeg ik altijd veel werk, maar Genk zette zelf hoog druk en dat was totaal nieuw. Ik had dat nooit eerder meegemaakt.”

Ook Zitka en Proto zijn niet sterk in het positioneel bespelen van de ruimte, wat vreemd is voor een dominant voetballend team als Anderlecht. Hoe zit het met jou ondertussen?

“Ik heb er de voorbije jaren veel tijd en werk ingestoken. Ik denk dat het zijn vruchten heeft afgeworpen. Het gaat om timing, vóélen wanneer je moet komen. Dat is niet gemakkelijk.”

Afscheid van Luc Nilis

Zeker is dat van de drie keepers jij de beste voetballer bent. Gezegd wordt dat je zelfs je voet naast sommige veldspelers kan zetten.

“Amai (lacht), da’s een mooi compliment. Mijn linkse voet was nochtans een drama vroeger. Door veel te trainen is hij beter geworden en vandaag durf ik te zeggen dat ik met mijn beide voeten goed overweg kan. Ik hoef niet naar mijn rechter te zoeken om een bal weg te trappen of uit te verdedigen. Zo maak je het niet alleen jezelf, maar ook je verdedigers veel makkelijker. Daarom ook is Ronald Waterreus mijn voorbeeld: die was perfect tweevoetig. Mijn eerste wedstrijd met Genk, de afscheidsmatch van Luc Nilis, was tegen PSV. Daar heb ik gezien hoe makkelijk hij het zijn verdediging én zichzelf maakte. Toen wist ik: dit wil ik ook kunnen.

“Als zesjarige heb ik het eerst geprobeerd als veldspeler, maar dat ging me niet af. Ik heb overal gestaan: in de spits, op het middenveld, in de verdediging, maar ik liep niet graag. Zoals wel meer keepers (lacht). In de goal beviel het mij wel direct. Thuis hadden we een stuk muur, waar ik elk vrij moment met een bal tegen stond te trappen. De terug stuiterende bal pákte ik. Bal trappen, bal pakken, úren aan een stuk. Dat deed ik het liefst.”

Lijken jij en Proto qua stijl op elkaar?

“Nee, dat denk ik niet.”

Volgens Guy Martens, de Genkse keeperstrainer, wel. Hij zag geen enkele reden voor Anderlecht om Proto terug te halen aangezien het met jou al een doelman met dezelfde kwaliteiten heeft.

“Leuk dat Guy er zo over denkt. Onze explosiviteit delen we misschien wel, ja. Maar hij heeft meer ervaring: hij was veel jonger dan ik toen hij al in de eerste klasse speelde. Ik heb veel minder speelminuten. Toch zijn er ook verschillen. (denkt na) Ik denk dat Silvio zich sneller … hoe moet ik dat zeggen? Ik ben rústiger dan hij.”

Hoe ambitieus ben je nog?

“Ik heb altijd gezegd: ik wil het hoogst mogelijke bereiken wat binnen mijn mogelijkheden ligt. Tweede keeper op Anderlecht vind ik op dit moment al heel veel, zeker als je kijkt naar de carrière die ik achter mij heb en waarin ik relatief weinig heb gespeeld. Dit is waar ik nu voor gekozen heb en wat de toekomst brengt, weet ik niet. Zo nuchter ben ik wel. Ik heb altijd van mijn ouders meegekregen: als je hard werkt, word je beloond. Straffe uitspraken zijn aan mij niet besteed. Trainen en hard werken des te meer. Tot nog toe ben ik daar aardig voor beloond geweest: ik heb in Nederland gespeeld, in de nationale ploeg gestaan, Champions League gespeeld. Dat is niet slecht. Ik voel dat ik rijper en sterker ben geworden en daardoor is de kloof tussen mij en de andere twee keepers kleiner geworden. Het feit dat vorige zomer gebleken is dat het met deze drie keepers niet verder kan, is voor een stuk mijn verdienste.”

Dus is het niet vanzelfsprekend meer dat je je straks zonder meer verzoent met een terugkeer naar de bank?

“Naar de tribune wil ik sowieso niet meer. Dat heb ik ook gezegd. De club heeft daar naar geluisterd en heeft naar een oplossing gezocht. Ik ga proberen zo goed mogelijk te blijven trainen en spelen. Ben ik nummer een of nummer twee, maakt niet uit, maar liefst niet meer nummer drie. Mocht het volgend seizoen wel weer zo zijn, dan gaan we opnieuw rond de tafel zitten.”

Bij de 4-0-nederlaag op Zulte Waregem ging Zitka bij twee doelpunten in de fout en toen zou jou zijn beloofd dat je de week nadien zou spelen tegen KV Mechelen. Uiteindelijk gebeurde het toch niet. Wat klopt hiervan?

Euh, gesproken is daarover niet, toch niet rechtstreeks met mij. Nee, daar weet ik niets van.”

Moet Anderlecht er nu een goede doublure bij pakken, of een titularis?

“Dat is een vraag voor het bestuur. Ik heb niets te willen of te vinden. De club heeft aangegeven dat er een keeper bij moet komen, dus zullen zij wel nadenken over de beste oplossing. Het kan raar klinken, maar ik hou me daar echt niet mee bezig.”

Cipier en politieagente

Speel je nu een rol, of ben jij altijd zo nuchter?

“Waarom moet ik me anders voordoen? Omdat ik profvoetballer ben? Ik ben maar een gewone mens, met één geluk: dat ik van mijn hobby mijn beroep heb gemaakt. Ik weet dat er veel jongens zijn die daar ook van dromen, maar bij wie het niet zal lukken. Ik ben ook zo’n kleine jongen geweest. Waarom moet ik mij dan nu beter voelen?”

Je broer is cipier en je vriendin politieagente. Dan loop je vanzelf al wat makkelijker in de pas, zeker?

“Ik mag niet te veel uitsteken, nee (lacht).

“Mijn vriendin heeft al veel meegemaakt in haar job. Ik denk dat het belangrijk is dat je goed luistert naar elkaar, in elke relatie trouwens. Zeker doordat zij veel ziet en meemaakt, is dat erg belangrijk voor haar. Zij deed interventies, de straat dus: diefstallen, inbraken en zo. Sinds de bevalling van ons kleintje is ze nog thuis, maar binnenkort verhuist ze naar een andere dienst met minder gevaarlijk werk.”

Ooit bang geweest?

“Eigenlijk niet. Ze heeft ook direct gezegd dat ze politieagente was toen we elkaar leerden kennen. Dan kun je natuurlijk moeilijk zeggen: ik wil niet dat je dat nog doet. Ik ben voetballer, wat ook een aparte wereld is, en zij heeft dat ook aanvaard. Als er zich onverwachte situaties voordeden en ze ergens naartoe werd geroepen, was ik toch altijd blij dat ze belde om te zeggen dat alles in orde was. Ik ben ook blij dat ze nu gestopt is met die interventie.”

Deze maand was het een jaar geleden dat in Lot een jonge agente bij een inbraak werd doodgeschoten.

Kitty. Ik kende haar niet, maar mijn vriendin wel. Ze werkten allebei in de zone Brussel. Op zulke momenten sta je wel eens stil bij wat er allemaal kan gebeuren.” S

door jan hauspie – beelden: jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content