Na Westerlo, Standard en Antwerp keerde met Charleroi ook de vierde bezoeker van het Charles Tondreaustadion, de hel van Bergen, puntenloos terug naar huis. “Dit mooie avontuur blijft maar duren”, vatte trainer Marc Grosjean het na afloop perfect samen. En dat zonder topschutter Pascal De Vreese, out voor de rest van het seizoen. Het moet al flink fout lopen, wil Cédric Roussel straks niet met de kroon van Bergens doeltreffendste man pronken. Tegen Charleroi scoorde hij twee keer.

“De 4-5-1 waarin we spelen, bevalt ons perfect”, is de van Wolverhampton gehuurde aanvaller gelukkig. Toch was hij er na de eerste speeldag en de nederlaag in Beveren niet gerust in. “Toen zat ik echt boordevol twijfels. Ik vroeg me af wat ik in deze club kwam uitrichten. We bestonden gewoon niet ! Al die jonge spelers stonden stijf van de stress, en stereotiep dat we voetbalden, ik geloofde mijn ogen niet. Allemaal lange ballen en daar moest ik dan wat mee aanvangen. Precies dat wat ik door mijn vertrek uit Engeland had gehoopt te ontvluchten.”

Door de ploeg hoger te laten voetballen en de linies korter bij elkaar te laten aansluiten, slaagde Grosjean erin daaraan te verhelpen. Van zodra de bal veroverd is, verandert de 4-5-1 in een 4-3-3 dankzij hoog spelende flankspelers die Roussel uitstekend bedienen. Door de afwezigheid van Londo kweet Baudry, toch vooral defensief sterk, zich naar bestvermogen van zijn taak op links. Op rechts losten Rivenet en Kharif elkaar af, met Kharif toch vooral in het centrum in steun van Roussel, de positie die De Vreese voordien bekleedde. “Zijn blessure komt ons bijzonder slecht uit”, zegt Roussel. “De Vreese is een bijzonder intelligente speler. Hij kan een bal bijhouden, een assist geven en zelf scoren. Van de eerste training af deed hij me denken aan Robby Keane, naast wie ik speelde bij Coventry. We verstonden elkaar blindelings. Niet verwonderlijk dat ik hem al miste tegen Charleroi. Zijn temporiseringen vooral, waardoor ik zelf de bal vaker bij moest houden.”

De rol die Roussel bekleedt en hoe hij ze invult, doet nogal denken aan Jan Koller bij Anderlecht. Bij elke stilstaande fase van Charleroi keerde de robuuste aanvaller (88 kilogram voor 1 meter 90) desnoods tot diep in het eigen strafschopgebied terug. Om van zodra doelman Kris Van de Putte de bal veroverd heeft, een spurt van zestig meter naar de overkant in te zetten en daar weer om de bal te strijden. “Zo gaat dat elke wedstrijd. Mijn opdracht is om de grootste tegenstander voor mij te nemen in zulke situaties.”

“Tijdens de voorbereiding hadden we twee grote problemen”, besluit Roussel. “We pakten te makkelijk doelpunten en we maakten er te weinig. Beide problemen zijn intussen opgelost. We gaan niet vaak met vijf doelpunten verschil winnen, maar niemand die dat van ons vraagt. En onder ons, zolang de ploeg wint, kan mij dat ook weinig schelen.”

door Pierre Danvoye

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content