Adrie Koster en Dick Advocaat trekken Nederlandse lijnen in ons voetbal. Waarom gingen veel landgenoten hen daarin al voor? ‘Op een gegeven moment ben je toch ‘die Hollander’.’ Een kleine (gemengde) parade.

Ooit, toen hij trainer was van KRC Genk, nodigde Sef Vergoossen een lesgever van de KNVB uit om zichzelf en zijn technische staf bij te scholen. Omgaan met buitenlandse culturen in je ploeg was het thema van zijn betoog. Maar meer nog dan de ploeg viel hem op dat het Vergoossen zelf was die de buitenlandse cultuur in zich droeg.

De stafleden zaten rond hem en knikten telkens hij het woord nam: ja trainer, nee trainer. Dat was, vond de man, opmerkelijk en typisch Belgische cultuur: hiërarchie. Nederland heeft doorgaans een vlakkere organisatie. Voor hem bleek het voldoende om te besluiten dat het niet in de eerste plaats ging om de Argentijn of de Japanner die in de selectie zat. De staf die om Vergoossen heen was gebouwd, bleek het gewend te zijn om leiding te krijgen, nou – zo concludeerde de lesgever – dat kon Vergoossen dan dus ook voor de meeste van zijn spelers aannemen.

René Trost ervoer net hetzelfde.

“Wat ik vooral vond, is dat er een stuk meer discipline bestond in België”, zegt Trost, voormalig (Nederlands) assistent van Sef Vergoossen bij Roda JC en één seizoen trainer van Lierse. “Er werd sneller gedaan wat er gevraagd werd. Een Nederlander vraagt steeds: waarom? Je moet het ook niet te zwart-wit zien, maar het komt er wel op neer. In België kon je bij wijze van spreken in je kleedlokaal blijven zitten als je ze de warming-up liet doen. Belgische jongens zijn op een bepaald vlak zelfstandiger. Maar de valkuil is dat de Belg door die discipline minder makkelijk om kan met de verandering van een situatie. Daar is een Hollander sterker in. ‘ Nou moet het effe anders, niet lullen maar poetsen.‘ Een Belg blijft meer in zijn dingetje en ontplooit zich daardoor ook veel minder. Dat moet je niet negatief zien, dat is gewoon de cultuur van de Belg: vasthouden aan de regels. De anticipatie ligt daarom bij een Nederlander hoger dan bij een Belg.”

Ook als trainer. Maar …

“… een wedstrijd tactisch winnen was voor mij een heel stuk moeilijker in België. Je speelde vaak tegen clubs waar zo duidelijk was wat ze gingen doen, maar waartegen je nauwelijks een tegenmaatregel kon nemen. Wou je in de omschakeling iets proberen te doen, dan stond de tegenstander al snel weer in de organisatie. En dan kón je bijna niks meer, want je had niet direct de mensen die iemand konden uitspelen. Voor mezelf heb ik een paar teleurstellingen opgelopen. Dat ik tactisch dingen niet kon oplossen, bijvoorbeeld, terwijl dat juist mijn kracht was.”

Vorig jaar gaf René Trost op Club Brugge – Henk Mariman, de jeugdcoördinator, is geen onbekende voor hem – een demonstratietraining. “Club Brugge vind ik een club die wat on-Belgisch is op basis van wat ik in de jeugd op training zag. Dus ik vind het niet zo vreemd dat ze een Nederlander als trainer binnenhalen.”

Die trainer, Adrie Koster, stond aan het hoofd van Roda JC toen Trost er nog speler was en dáárvoor zag Trost hem er als supporter zelf nog spelen. “Een supersnelle rechtsbuiten, iel ‘manneke’, lange haren. Adrie is hier dan begonnen als piepjonge trainer die van Willem II kwam en met een moeilijke erfenis zat van Jan Reker, die altijd Europees voetbal haalde. Maar Adrie hield vast aan mooi voetbal. Mij verbaast het niks dat Club Brugge hem binnenhaalt. Als je Koster haalt, haal je mooi voetbal in huis.”

Met respect voor de eigenheid.

“Je moet, vind ik, geen voetbalcultuur willen veranderen. Sef Vergoossen heeft bij Genk toch geprobeerd een beetje een mengeling te krijgen. Een Belg is een Belg, daar kun je geen Nederlander van maken. Maar je kunt wel wat meer aan de slag gaan met wie er qua techniek en vista boven uitsteekt. De Belgische jongens die in Nederland spelen, zijn toch niet de ‘stoempers’, maar de jongens die echt kunnen voetballen. Daar moet een trainer vooral zijn pijlen op gaan richten. Maar de organisatie moet je laten wat ze is, is mijn persoonlijke mening. Ik zou erover waken om als ‘de Nederlander’ binnen te komen en alles te vernederlandsen. Maar op een gegeven moment ben je toch ‘die Hollander’, hoor. Ik herinner mij mijn eerste training bij Lierse: daar werd in de pers toch wat cynisch over gedaan. ‘Moet die man nou Lierse redden?’ En dan lieten ze wel de Nederlandse nummerplaat van mijn auto zien. ( lacht) Maar in Nederland ben ik, tussen aanhalingstekens, gewoon ‘máár een Limburger’. Wij zijn vrij rustig en meer bescheiden. ( lacht) Nederlandse coaches moeten ook niet te zeer gezalfd worden, hoor, want je hebt er ook minder goede.”

De juiste logica

Tom Soetaers werkte met Arie Haan bij Anderlecht, Sef Vergoossen, Wiljan Vloet en Jan van Dijk bij Roda JC en Ronald Koeman bij Ajax.

Tom Soetaers: “Wat ik mij vooral van mijn Nederlandse trainers herinner, is dat ze van de eigen kracht uitgingen. We speelden altijd in een vast systeem en we trainden ook nooit op looplijnen met het oog op de tegenstander, wat in België wel vaker gebeurt. Dick Advocaat heeft dat ook goed overgebracht: na de match tegen Turkije ging het in de kranten bijna alleen maar over België. Ik denk dat we daar iets meer naartoe moeten.

“Afspraken zijn heilig voor Nederlanders. Vergoossen vroeg mij ooit om na het eten nog eens naar zijn bureau te komen om wat te babbelen. Ik was dat helemaal vergeten en dus naar huis aan het rijden tot ik telefoon kreeg van de trainer die zat te wachten. Ik dacht: we zullen dat babbeltje dan maandag wel doen, maar ik kreeg een uur tijd om te zorgen dat ik er stond of ik zat ’s anderendaags niet bij de achttien. Als het bij Nederlanders zó is, is het zó.

“Maar ze voetballen wel naïever. Als je tegen een ploeg moet die er echt boven uitsteekt, ga je in België al eens met vijf achterin voetballen of met een man meer op het middenveld. Maar ik herinner mij RBC … Die hadden drie punten uit negen wedstrijden, maar ze kwamen naar ons, Ajax, in een 4-3-3 en ze kregen er zeven of acht om hun oren. Dat is niet realistisch spelen. Dat is dan weer het andere uiterste: ze benaderen het voetbal veel meer als een logica, als de juiste formule vinden met de spelers die je hebt.”

Wij van Mechelen

Aad de Mos, de Hagenaar met meer kilo’s zelfvertrouwen dan zijn eigen lichaamsgewicht, zorgde voor een van de opmerkelijkste huzarenstukjes uit de Belgische voetbalgeschiedenis door met KV Mechelen Europacup 2 te winnen. Maar wel – laten we ook dat niet uit het oog verliezen – gedragen door de talentrijke kern die wijlen John Cordier er als voorzitter bijeen had gekocht.

Fi Vanhoof, thans technisch directeur van KV Mechelen, was De Mos’ assistent-trainer.

Fi Vanhoof: “De Mos heeft alles qua professionaliteit naar zijn hand kunnen zetten met Cordier, die hem de mogelijkheden gaf. Toen De Mos hier kwam, ging dat op identiek dezelfde manier als wat ik nu van Advocaat lees. Ik lees nu ook al die verhaaltjes in de kranten over wat Advocaat allemaal verandert bij die jonge gasten. Ze mogen geen koptelefoon meer op hun hoofd hebben, moeten uniform gekleed zijn, de krant niet lezen aan tafel … Tja, dat herken ik al van vijfentwintig jaar geleden. ( lachje) Wat mij vooral verbaast, is dat die spelers dat niet in zich hébben. Ze spelen nochtans in grote ploegen allemaal en ik kan mij moeilijk voorstellen dat daar ook geen vorm van discipline is.

“Discipline buiten het veld, eenvormigheid, dat zijn elementaire dingen bij de start, met de bedoeling die discipline buiten het veld over te brengen op het veld. Vijfentwintig jaar geleden was dat niet anders.”

Voor Vanhoof was Koster voor zijn komst naar Brugge geen onbekende. In de jaren dat De Mos er trainer was, kwam de Nederlander in Mechelen al stage lopen.

“Dus ik heb hem een beetje gevolgd. Degelijke trainer, heel goeie gast en een tamelijk lange carrière achter de rug meestal bij ploegen uit de tweede afdeling. Elk doet het op zijn manier, hé. Je moet als trainer ook het geluk hebben dat het wat klikt met de club waar je komt. Pakt het een beetje, dan ben je dé man. Maar, met alle respect, laten we het nog niet overroepen. Koster is ook heel leep geweest: hij is Hoefkens en Perisic gaan halen, twee spelers die Brugge nodig had. Dat moet je ook kunnen als trainer: inschatten wat een club nog nodig heeft.”

Bij KV Mechelen was dat destijds: een andere manier van werken.

“De Mos heeft vooral de manier van werken veranderd. Hij was enorm sterk in positiespel. Mensen die dat niet kennen, denken: ze zijn maar een ‘matchke’ aan het spelen. Maar dat was een totaal andere manier van werken. Wat in balbezit? Wat bij balverlies? Niet ingewikkeld, maar duizend keer herhalen. Die shadowgame van Sollied deden wij al in de jaren tachtig.

“Alles moest één geheel zijn en dat kon De Mos perfect. Het was niet ík, het was altijd wíj. Dat was later ook bij Hulshoff en Krol zo. Krol wou de Italiaanse manier van trainen wat binnenbrengen, meer kracht in plaats van positiespel, en dat klikte niet met de groep, die al alles gewonnen had. Maar daarom is Krol geen mindere trainer. De klik moet er zijn. En dat gevoel krijg je nu bij Club Brugge met Koster.

“Je moet realist zijn: een heel deel van die Nederlanders is mondiger, kan zich beter profileren. In de periode van De Mos had je in België ook nog Haan en noem maar op. Alles wat uit Holland kwam, was goed. Ze hadden een geweldige uitstraling in die periode. Het klónk nog maar Hollands en het was al beter dan België.

“De Mos kwam hier toen het op nul stond, Advocaat komt hier nu het op nul staat, Koster komt hier nu het op nul staat, tja, het kan eigenlijk alleen maar beter. In België zijn ook degelijke trainers: de grote successen in het Belgisch voetbal, zoals Mexico, zijn niet gehaald met Hollandse trainers, dat heeft te maken met de kwaliteit en volwassenheid van spelers.

“Wij Belgen hebben niet die absolute drang om ons te gaan bewijzen. Maar Broos, Gerets, Ferrera doen het toch. Preud’homme speelt ook kampioen met Standard, Maes doet het hier goed. We moeten onszelf ook niet minimaliseren. Een Hollander is niet sowieso beter. De inbreng van Nederlanders zal zeker goed geweest zijn voor het Belgisch voetbal, maar het is ook niet heiligmakend. Het had evengoed een Zweed of een Engelsman kunnen zijn.”

Een zeperd!

Ab Fafié is een van de zeven Nederlandse trainers die AA Gent de voorbije vijfentwintig seizoenen aanstelde. Fafiés passage bij de club toont aan dat niet elke situatie door een Nederlandse trainer opgelost kan worden. “Het is een grote zeperd in mijn carrière geweest”, blikt Fafié, een cappuccino met koekje binnen handbereik, terug.

“Ik kwam terug uit Griekenland en ik werd ingelicht dat AA Gent zonder trainer was komen te zitten. Nou, toen heb ik hen zelf gebeld. Ik wilde graag aan het werk. Op één avond was het rond. Ik vond het wel leuk om een keertje de grens over te gaan en het Belgisch voetbal toen had wel een goede naam. Ik verheugde me er helemaal op.

“Maar voor het feit dat ik Nederlander was, hadden de spelers helemaal geen ontzag, ja, dat denk ik. Bij binnenkomst stond ik al achter. Begrijp je? Ze, de club, wilden weer een Nederlandse trainer, maar er was blijkbaar geen ruggenspraak met de spelers geweest. Dus ik ben vol enthousiasme ingehaald. ( grijnst)

“Echt gewoon onwillige spelers. Niet zomaar een keertje een kwaaie kop trekken, neen, weken ben ik gebrouilleerd met hen gebleven. Dat was een grote teleurstelling. Veel mensen die met een groot ego rondliepen en voortdurend naar anderen wezen. En dan met een prachtig voetbalverhaal aankwamen. Maar dan moest je het ook nog op het veld doen, hé. Daar stond ik helemaal in mijn eentje tegenover, niemand van de spelers deed iets om dat op te vangen. Dan is het moeilijk vol te houden. Ik heb dat heel teleurstellend gevonden. De grootste teleurstelling in mijn trainerscarrière. Dus ik ben vrij snel weggegaan en twee jaar later heb ik FC Utrecht vanuit eenzelfde situatie Europees voetbal laten halen.

“We begonnen goed met Gent, maar in de winterstop organiseerden we een trainingskamp in Frankrijk en daar is het fout gelopen. Onprofessioneel gedrag en dat verwachtte je toch niet van spelers als Vandereycken, De Wolf, Martens, Voordeckers … We kwamen slechter terug dan we vertrokken waren.

“Ik heb mezelf nochtans duizend procent ingezet voor de club. Ik had toen al vier kinderen, maar die wilden we in Nederland op school houden. Dus ik reed soms wel twee keer per dag op en af. Eén keer naar Gent om te trainen ’s morgens, dan ging ik naar huis eten en nam ik mijn zoon mee om ’s avonds naar een wedstrijd te kijken.” ( glimlacht)

Als hij ’s avonds thuiskwam, dook Fafié geregeld de zolderkamer in, whisky erbij en schilderen maar. In de woonkamer hangen een paar niet onverdienstelijke vruchten daarvan. Zijn ontspanning kon evenwel niet verhinderen dat hij vier bypasses kreeg ingeplant kort na zijn passage bij AA Gent. In zijn woning in Nieuw-Beyerland haalt de trainer er een oud clubblad bij. De spelers met wie hij werkte, staan er stuk voor stuk in afgebeeld, adres en telefoonnummer onder het fotootje. Zo ging dat toen nog.

Yves Soudan. “Is heel snel weggegaan, maar mooie bewegingen, een beetje vanbastenachtig, een jongen met talent.”

Krist Porte. Benny de Kneef. Roger Raven.

Toine Van Mierlo. “Veel snelheid, maar erg bang.”

Franky Frans. Laurent Dauwe. “Harde werker, goeie jongen.” Peter Hallaert. Eddy Voordeckers. “Elk pijntje was gelijk een week blessure.”

Ronny Martens. “Dacht zichzelf werkelijk te ‘drukken’ met hele lullige, kleine dingetjes. Dan had ie dát weer. En tegen het weekend was hij dan weer aanwezig. Hij zei altijd: ‘Weet je hoeveel goals ik heb gemaakt?’ Ik zei dan: ‘Zal best, maar ik zie ze nou niet, hoor.’ Ik heb hem nog uit de kroeg gehaald. We moesten uit spelen en hij zat bij de wissels, maar hij gaf aan dat hij wat voelde in zijn dij. Maar ik zag hem tegenover het stadion over het biljart hangen, dus ik liet de bus stoppen. ‘Voetballen, jij!’ Zo’n gedrag, terwijl je met grote mensen bezig bent. Sloeg helemaal nergens op.”

Eguavoen Augustine. “Het schandaligste verhaal wat ik ooit heb meegemaakt, kon he-le-maal niks goed doen. Gewoon weggepest, niet opgevangen.” André Lau- rijssen. “Goeie, sterke vent.” Milan Ruzic.

Michel De Wolf. “Als ik de kleedkamer binnenkwam, ging De Wolf de andere kant uit zitten kijken of languit onderuitgezakt liggen. Als we op training rechtsaf gingen, ging hij linksaf. Op KV Mechelen hebben we uit verloren, met 1-0 in de tweede helft. De vroegere bondscoach ( Guy Thys, nvdr) kwam toen kijken naar De Wolf, want die kon wel goed voetballen, natuurlijk, mits hij gewoon deed. Want op een keer – dat vindt ie leuk – stak ie zomaar het veld schuin over met een bal. Kwam hij aan de overkant bij de rechterspits uit en was hij vijf minuten niet meer op zijn eigen plek te vinden. Zulke dingen, sloeg eigenlijk helemaal nergens op. In die wedstrijd op Mechelen kreeg hij een doodschop en een paar dagen later moest hij met de nationale ploeg op trainingskamp. Dus tijdens de rust moest er meteen een dokter bij, er moest bloed uit zijn knie gehaald worden … Allemaal tijdens de rust bij ons in de kleedkamer. ( lacht) Ik heb niks kunnen zeggen, zo veel tumult was er om die De Wolf met de bondscoach erbij. Tussen haakjes, wel een heel aardige man, hoor, die bondscoach, maar de mens De Wolf, dat kon voor mij niet in een teamsport.”

En René Vandereycken. “Bij Luik speelde een Poolse rechterspits en wij raakten onze linksachter kwijt, De Wolf volgens mij, en er zat niks anders op dan Van-dereycken in die zone te laten spelen op die snelle spits. Níet aan de bál geweest die spits. Positioneel was Vandereycken zó uitstekend. Ik zag z’n kwaliteiten als speler wel, maar als mens was ie een lastpak. Terwijl je in een club toch moet kunnen accorderen, botste het volledig. Er zit ook nooit een lach op zijn gezicht, altijd zuur. Gewoon eens even met de jongens lachen, daar heb ik hem niet op kunnen betrappen. Op trainingskamp bleef hij gewoon in zijn nest liggen. Hij kwam er niet uit.”

Vandereycken werd als Belgisch bondscoach na een intermezzo met Franky Vercauteren opgevolgd door Dick Advocaat.

“Ik moet het nog zien. Naar mijn idee vreet hij daar geen kilo zout op, zoals wij zeggen. Hij is binnen, dik binnen en ik moet nog zien dat hij het vol gaat houden. Hij zal makkelijker kunnen zeggen: ‘Hier schei ik mee uit.’ Dat zie ik eventueel wel gebeuren, want hij is natuurlijk ook heel erg driftig.

“Adrie is anders. Ik ken Adrie vrij goed, vier, vijf keer per jaar komen we samen met de trainersvakbond en ik heb hem altijd heel sympathiek, amicaal gevonden. Netjes. Wij Nederlanders zijn over het algemeen wat harder, wij durven het te zeggen, boem, maar dat heeft volgens mij Adrie ook niet. Maar dat neemt niet weg dat je een uitstekende trainer kunt zijn. Je moet alleen bij de juiste club vallen. Hij woog ook wat te licht voor Ajax bij wijze van spreken, maar volgens mij zit hij helemaal goed nu. Naar mijn idee gaat ie dezelfde kant op als Vergoossen.”

Via de band spelen

Het lijstje Belgische clubs waar Barry Hulshoff na zijn spelerscarrière werkte, oogt niet onaardig: Wuustwezel, Lierse, Westerlo, Beveren, Beerschot en Sint-Truiden. Nu is hij jeugdcoördinator en beloftetrainer van Westerlo. De voormalig centrale verdediger van Ajax, waarmee hij Europacups won, en veertienvoudig Nederlands international maakte in 1989 bij Lierse zijn debuut als trainer in de Belgische eerste klasse.

Waarom wou Lierse je toen als trainer?

Barry Hulshoff: “Ze wilden jonge spelers inpassen in het elftal, want financieel stonden ze niet zo sterk. Op die basis haalden ze mij als Nederlander binnen. Nederland, en zeer zeker Ajax, had de naam dat jonge spelers een kans kregen. Cruijff, van wie ik assistent was bij Ajax, bracht Bergkamp in de ploeg toen hij zeventien was. Die instelling misten ze dan toch wel een beetje bij Belgische trainers omdat het hier in de aard zit om niet te verliezen. Een Nederlander denkt, ook vanuit zijn opleiding, aan proberen te winnen. Een Nederlander zoekt daardoor minder zekerheden, is wat meer opportunistisch en neemt meer risico.

“Ik kwam binnen in eerste klasse en ik kreeg meteen het stempel van trainer die jongeren inbouwt. En dan kwamen er dus altijd clubs op mij af die financieel niet zo sterk stonden.”

Hoe ervoer je het cultuurverschil met België?

“Het was voor mij niet de grote schok. Ik moet je zeggen dat ik er ook niet op neerkeek. Want ik ken ook veel Nederlandse trainers die wat op het Belgisch voetbal neerkijken. Dan denken ze: ‘Dat doen we wel eventjes, het is makkelijk om in België te presteren.’ Nou, dat kun je dus vergeten. Want je moet zoals in elk land ook de eigenaardigheden hier een beetje kennen. Gelukkig stond ik er open voor en ben ik wat dat betreft flexibel. Ik heb me in het begin meteen aangepast en ik had natuurlijk bij Lierse de ervaring van drie en een half jaar Wuustwezel. Je krijgt dan toch een stukje instelling al mee. Koster is ook iemand die sfeergevoelig is. Hij geeft mensen wat meer ruimte, maar geeft duidelijk aan hoe het elftal moet functioneren. Het gaat hier allemaal wat losser, je moet wat opener zijn. Je dikke nek, die kun je vergeten. Want dat wordt maar heel tijdelijk geaccepteerd en dan wordt er langzamerhand gezaagd. In Nederland is men daar wel opener en communicatiever over. In België probeert men alles wat te verdoezelen en dan gaat men via de band spelen. Dat moet je weten dat dat gebeurt, dan kun je de symptomen herkennen. Via de verzorger of délégué krijg je dan te horen dat de manier van spelen hen niet zo bevalt. ( lacht) Dat is niet altijd slecht bedoeld, het is meer de gêne om het direct te vertellen.”

In welk zin is het als trainer in de Belgische competitie een voordeel als je Nederlander bent?

“Als je uit het buitenland komt, is het wel makkelijker om vooraf je werkterrein af te bakenen en geen invloed toe te staan, tenzij je dat zelf wil. Je kunt beter ontslagen worden met je eigen lijn dan met de lijn van een ander. En dat gaat toch wat makkelijker als je uit het buitenland komt.

“Vroeger zei ik wel eens dat je in België nog zonder kaartje in de bestuurskamer terecht kon komen. Dat lukt je in Nederland van geen kanten. Beslissingen worden er ook minder emotioneel genomen, maar zijn meer op feiten gebaseerd. Die balans is in België nog niet helemaal goed.

“Je hebt ook de aard van het beestje: als ze vanuit een gesloten verdediging proberen te winnen, in een 5-4-1 soms of een 5-3-2, dan functioneert België toch het beste. Je moet niet tegen je aard voetballen, dus waarom zou je dat verloochenen? Dat kan een fout zijn die een Nederlandse trainer maakt: dat hij daar met al zijn bravoure niet soepel in is.

“Nederlandse spelers worden tactisch beter opgeleid, waardoor ze ook wel eens vergeten met hun hart te spelen. Balletje blijft in bezit, je krijgt een versnelling met een een-tweetje, het is allemaal gebaseerd op techniek en snelheid, maar er is ook een fysiek aspect. Dat vergeten ze nogal eens in Nederland, waardoor ze soms niet in staat zijn om ‘iets te forceren’. Want dat hoort ook bij het voetbal. Waardoor twee Belgische clubs in de laatste vijf minuten Europees gelijk kunnen maken tegen Nederlandse bijvoorbeeld. Dat is een stukje fysiek.”

Straks gaan we nog denken dat we goed voetballen in België.

( lacht) “Nou, er is nog wel wat te doen, hoor. ( lacht) Zolang we hier veel middelmatige buitenlanders nodig hebben, is het niet goed. En je mag je betere spelers natuurlijk niet zo snel naar het buitenland laten gaan, waardoor je een reactie krijgt dat áls er nog eens een jonge doorbreekt, die dan door de pers ook meteen himmelhoch jauchzend gebracht wordt. Dat kan funest zijn voor zo’n speler. Het mag eigenlijk geen uitzondering blijven, het zou normaal moeten zijn dat er drie, vier bij de selectie zitten, zoals in Nederland.”

Spreken mensen je na al die jaren dat je in België werkt nog aan op je Nederlander zijn?

“Nou … ik was laatst een abonnement gaan afsluiten voor mijn mobieltje en op de aanvraag stond: Belg. ( lacht) Het streelde mij wel een klein beetje moet ik eerlijk zeggen, dus ik heb het zo gelaten, anders moesten ze dat hele formulier veranderen.” ( lacht)

door raoul de groote

“Naar mijn idee gaat Koster dezelfde kant op als Vergoossen.

Ab Fafié”

“Toen De Mos hier kwam, ging dat

op identiek dezelfde manier als wat ik nu van Advocaat lees.

Fi Vanhoof”

“Op de aanvraag stond: Belg.

Dat streelde mij wel een klein beetje.

Barry Hulshoff”

“Een Hollander is niet sowieso beter.

Fi Vanhoof””Nederlandse trainers benaderen het voetbal veel meer als een logica.

Tom Soetaers”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content