Kevin Vandenbergh is 28 geworden. Een prima timing voor een heropstanding in een tot nu toe bochtig verlopen carrière. Heeft KV Mechelen straks een topschutter in huis? ‘Ik zal er alles aan doen om hier te slagen’, stelt een gemotiveerde Vandenbergh de Mechelse fans gerust.

K evin Vandenbergh naar KV Mechelen. Het mag een op het eerste gezicht vreemde combinatie lijken: de goal- tjesdief die in het verleden weleens een gebrek aan werkijver verweten werd en nu voor een club gaat spelen waar ons altijd het beeld van zal bijblijven van een achterban die compleet uit zijn dak ging toen Björn Vleminckx ooit eens nutteloos achter een verloren bal spurtte om die met een ultieme wildemanstackle alsnog binnen de lijnen te houden… om vervolgens met lijf en leden de reclamepanelen in te vlammen. Zelden zo’n uitzinnig publiek gezien als toen.

Maar eigenlijk, als je er verder over nadenkt, is het een match made in heaven. KV Mechelen beschikt al enkele jaren over een stevig georganiseerd elftal, door sportief directeur Fi Vanhoof stabiel uitgebouwd, maar met één groot manco: efficiëntie voorin. Enter Kevin Vandenbergh, een jongen die de weg naar doel vindt als ware het een duif die naar huis vliegt. Net 28 geworden, dus absoluut rijp voor dé piek in zijn carrière en bovendien, zo vergeten veel mensen, eigenlijk een kind van de streek. Geboren in Bonheiden, opgegroeid in Ramsel, amper 30 kilometer van de Mechelse Sint-Romboutstoren verwijderd.

“Veel jongens uit mijn vriendenkring gaan al tien jaar naar KV Mechelen kijken,” zegt Vandenbergh, “zelfs toen ze in derde klasse speelden. Op mijn vijftiende, vlak voor ik naar de eerste ploeg van Westerlo doorstroomde, heeft KV me ooit een aanbod gedaan. Ik kon het echter niet maken tegenover Herman Wijnants en Westerlo om weg te gaan op dat moment. Later, toen ik al bij Utrecht had getekend, ben ik weleens met die vrienden naar Mechelen gaan kijken. De sfeer en warmte die de club uitstraalt, voelde je meteen.”

Beeld veranderen

Je kon al eerder naar KV Mechelen. In 2008, toen je door Utrecht uitgeleend werd aan Germinal Beerschot.

Kevin Vandenbergh: “Er is voor ik bij GBA tekende contact geweest met mijn manager, ja. Maar KV Mechelen zat nog met Nong en Vleminckx, dus eerste keuze zou ik er niet geweest zijn, terwijl ik absoluut speelgelegenheid zocht. Ik denk dat ik tevreden mag zijn dat ik er nú zit, het gevoel is beter. Daarmee bedoel ik: ik heb er net een volledig seizoen competitievoetbal op zitten, dat was twee jaar geleden niet het geval. Toen kwam ik uit een situatie dat ik een jaar nauwelijks gevoetbald had bij Utrecht.

“Dat zit in kleine dingen: wedstrijdsituaties aanvoelen, een bal die je controleert in plaats van in één tijd te spelen… alles duurt net dat tikje langer. Bij GBA kon ik dat niet wegsteken, net als in mijn eerste wedstrijden bij Eupen. Ik miste competitieritme. In principe mag dat nu geen probleem meer zijn.”

Je hebt er ondertussen een eerste trainingsweek opzitten. Een eerste training, is dat zoals een eerste schooldag?

“Een beetje wel. Al was deze eerste dag anders dan bij Eupen, waar ik echt niemand kende en waar ik pas na vijf speeldagen aansloot. Bij Mechelen kende ik al Kenny Van Hoevelen – we speelden samen bij de jeugd van Westerlo – en ook Xavier Chen van bij de nationale jeugd.”

Je hebt voor je tekende een gesprek gehad met Fi Vanhoof en Marc Brys. Praat je dan ook over je positie en het spelsysteem?

“Neen. Eerder over het functioneren in de club: tegenover supporters en sponsors. Je moet binnen de filosofie van de club en het elftal passen. Voor mij was dat het belangrijkste, ik weet wat ze van mij verwachten en ik weet dat ik in deze club in een ideale sfeer terechtkom om te werken.”

De Mechelse supporters zijn gewend aan hardwerkende, bonkige spitsen zoals Vleminckx, Rossini en Nong. Het is een thema dat Brys en Vanhoof ook aangekaart hebben in dat gesprek met jou. Het wordt zaak de publieke opinie te overtuigen.

“Er is inderdaad een bepaald beeld ge-creëerd van mij, dat besef ik. Dat imago van luie spits is ontstaan bij Genk. Het is aan mij om dat beeld te veranderen. Ik denk dat ik in dat opzicht al een eerste stap heb gezet bij Eupen, daar kreeg ik toch geregeld het commentaar dat ik goed voor de ploeg werkte. Dat is voor mij de voornaamste les: je kunt een imago veranderen. Ik ben er nu net 28, mijn beste jaren komen eraan. Ik heb nog tijd om ervoor te zorgen dat de mensen na mijn carrière een ander beeld hebben van mij.”

Dat etiket komt natuurlijk ergens vandaan. Kun je zeggen dat je geëvolueerd bent, of blijf je erbij dat de perceptie altijd verkeerd is geweest omtrent jouw persoon?

“Ik heb zeker fouten gemaakt in het verleden en het lijkt me normaal dat je als voetballer evolueert. Anderzijds wil ik aanstippen dat ik in vijf jaar Genk nooit een training gemist heb. In die tweeënhalf jaar Utrecht idem dito. Ik train zelfs graag! Maar niet elke dag aan honderd procent, dat weet ik van mezelf. Sommige voetballers hebben dat nodig om in het weekend te presteren. De laatste jaren probeer ik wél het maximale te zoeken op training, het vorige seizoen onder Albert Cartier was daar de exponent van. Ik leerde dat als je in het begin van de week je fysieke grenzen opzoekt, dat je daar dan in het weekend de vruchten van plukt. Maandag, dinsdag en woensdag werd er onder Cartier zeer zwaar getraind, maar op donderdag en vrijdag stond alles in het teken van recuperatie. Daardoor waren we op zaterdag topfit. Zulke zaken leer je maar met de jaren.”

Verdedigende middenvelder

Als tiener stond je al te boek als goaltjesdief. Was doelpunten maken niet te veel je focus toen? Dat je dacht: ik zorg dat ik scoor en daarmee is de kous af.

“Bij Genk had ik Dagano en Sonck voor mij. Twee spitsen die veel meedoen in het spel. Dan krijg je Vandenbergh zijnde al snel een bepaalde naam. Ik was achttien jaar en ik kwam in een ploeg die net kampioen was geworden en Champions League speelde. Ik heb uiteindelijk vijftien doelpunten gemaakt in dat eerste seizoen. Achteraf bezien was dat misschien te veel en te snel, want het volgende seizoen verwachtte iedereen er minstens twintig in het netje. Ik denk dat ik nog te jong was om die druk te dragen.”

Je hebt nochtans de kwaliteiten om veel te participeren in het spel. Brys raakte tijdens die eerste trainingsweek enorm gecharmeerd door je spelintelligentie en positiespel.

“Dat heb ik vooral in Nederland ontwikkeld. Bij Utrecht speelde ik linksmidden, rechtsbuiten, diepe spits en zelfs verdedigende middenvelder. Ik heb ervaren hoe de jongens die doorgaans achter mij staan de wedstrijd beleven. Ik heb ingezien dat je daar als spits ook een rol in te spelen hebt.”

Het huwelijk Vandenbergh-Mechelen kan heel mooi worden. De vurige achterban kan misschien het beste uit jou naar boven halen. En omgekeerd zou Mechelen alle baat hebben bij een scorende spits.

( knikt) “Daarom zal ik er ook alles aan doen om te slagen, maar dat hangt van zo veel factoren af dat je daar beter niet te veel bij nadenkt. Het belangrijkste is dat ik mij achteraf niets te verwijten heb. Als ik de dynamiek in deze groep zie, heb ik eigenlijk weinig twijfels bij onze slaagkansen. Ik ben supergemotiveerd om hier drie jaar het beste van mezelf te geven.”

Men verwacht van jou in de eerste plaats goals. Heb je een bepaald aantal in gedachten?

“Neen. Dat doe ik nooit. Sowieso moet de prioriteit van KV zijn om een goede en sterke ploeg te vormen. Het blok primeert op het individuele, dat is de cultuur van deze club en die moet ik als medewerker van de club in ere houden.”

Heb je al gemerkt dat het met bepaalde spelers klikt?

“Zeker. Met Yoni Buyens bijvoorbeeld. Die is zó sterk in de balrecuperatie. Als Yoni druk zet op de tegenstander weet ik meteen dat er mij iets te doen staat. Of Julien Gorius, die met zijn sublieme vista de bal legt waar je wilt. Je weet dat als hij aan de bal is je op het juiste moment diep kunt gaan. David Destorme is nog zo iemand. Je weet dat zijn specifieke kwaliteit is om een lange bal te verlengen of te controleren. Dus als die bal in zijn richting vertrekt, moet je als spits in zijn buurt staan om de tweede bal te ontvangen. Zulke dingen voel je al na één trainingsweek aan.”

Het ontslag van Cartier

Hoe kijk je terug op dat jaartje Eupen?

“Voor mezelf was het een positief jaar, omdat ik weer aan spelen toekwam. Ik was eerste keuze in de spits en dat was de bedoeling toen ik er mijn handtekening zette. Eupen was sportief de juiste stap vorige zomer, ondanks de verwijten die ik daarover kreeg.”

Toen Danny Ost vlak na je komst ontslagen werd, dacht je toen: hier gaan we weer. Hetzelfde als wat je overkwam bij Utrecht en bij GBA. Bij Utrecht vertrok Foeke Booy toen je pas getekend had en bij Germinal Beerschot gebeurde hetzelfde met Aimé Anthuenis.

“Neen, dit was anders, omdat ik vooraf nooit met Danny Ost gesproken had, enkel met het bestuur van Eupen. Zij hadden wel degelijk een project voor ogen. Toen ik er tekende, had Eupen 0 op 15, dan hou je er rekening mee dat de trainer ontslagen wordt.”

Daarna kwam Eziolino Capuano, een Italiaans driftkikkertje. Die kon je toch moeilijk serieus nemen?

( diplomatisch) “Het was aanpassen. De trainingen bijvoorbeeld: een opwarming was er niet of nauwelijks. Je deed een actieve stretching en dan begon je meteen met baloefeningen. Voor de spieren was dat toch niet altijd optimaal.”

Nadien nam Albert Cartier over. Die lag je blijkbaar wel.

“Hij werkt een beetje zoals René Vandereycken, en dat is tot nu toe nog steeds de beste trainer die ik gekend heb. Op discipline gericht, met goede en intense trainingen.”

Uiteindelijk belandde Eupen in play-off 3. Op het moment dat jullie in die play-downs met Charleroi eigenlijk alles netjes in handen hadden, werd Cartier plots ontslagen en weer vervangen door Danny Ost. Jullie wonnen de playdowns van Charleroi, maar nadien in de eindronde met de tweedeklassers was het helemaal over en out: 0 op 18. Was dat een boycot van de spelersgroep?

“Neen, want in de eerste wedstrijd thuis tegen Lommel zat het gewoon tegen. Nadien is de veer wel gebroken, omdat we weer in hetzelfde bedje ziek waren als bij het begin van het seizoen: goed spelen, maar te gemakkelijk tegendoelpunten slikken.

“Dit gezegd zijnde was iedereen wel verbaasd over het ontslag van Cartier. Tot op vandaag kennen wij de juiste reden van zijn ontslag niet. Ik heb met Cartier nog gesproken en hij verzekerde me dat hij geen contact heeft gehad met Abbas Bayat, zoals beweerd werd ( Eupen was van mening dat Cartier met de Charleroivoorzitter onderhandelde over een contract voor het komende seizoen, nvdr). Waarom zou hij ook? Hij had een clausule in zijn contract dat hij een grote bonus kreeg als Eupen zich redde. Dus waarom zou hij dan weggaan?”

Misschien wilde Eupen vermijden dat geld te moeten betalen?

“Dat kan. Ik weet het niet. Maar zijn ontslag was een klap, toch zeker voor mij. Je hebt samen een heel seizoen geknokt en naar iets toe gewerkt. Er waren misschien twee of drie jongens die het minder op Cartier begrepen hadden. Met Ost vonden die dan weer de zachtere hand waarbij ze zich beter voelden. Maar ik verzeker je: de meerderheid stond nog volledig achter Cartier.”

Geen goeiedag van Erwin

Volg je op Canvas de heruitzendingen over het WK’86?

“Ik heb de heruitzending van de wedstrijd België-USSR integraal bekeken. Het viel mij daarbij op dat Jan Ceulemans enorm sterk was, die stak er echt bovenuit. Ik vond het interessant om al die mannen te zien spelen die ik als trainer ken. Broos, Vandereycken…”

Je vader Erwin Vandenbergh speelde door een blessure op dat WK slechts één wedstrijd.

“Tegen Mexico. Maar dat doelpunt heb ik al honderd keer gezien.”

Door een financieel geschil leef je ondertussen al tien jaren in onmin met je vader. In een vrij recent interview met Het Nieuwsblad reikte je hem nogmaals de hand. Hebben jullie elkaar ondertussen al gesproken?

“Neen, er is nog niets veranderd aan die situatie. Heel jammer, vooral omdat de gelegenheden zich wel aanbieden. Wij wonen op amper een halve kilometer van elkaar. Ik ben nu zelfs aan het bouwen op een stuk grond tweehonderd meter van bij hem.”

En jullie zeggen geen goeiedag?

“Neen. Als ik hem tegenkom, kijk ik wel zijn kant uit, maar ik moet zeggen dat de respons zeer miniem is.”

Niet eens dag zeggen aan je vader lijkt me bijzonder hard.

“Ik hoop nog altijd dat die band hersteld wordt. Hij is en blijft mijn vader. Zeker nu ik in Mechelen speel, de club waar hij ook graag komt en veel volk kent. Ik zou het tof vinden als hij deel kan uitmaken van mijn driejarig project daar. Ik denk dat hij ergens ook wel wil dat het terug goed komt.”

Heeft die familiale situatie groeven nagelaten in je persoonlijkheid?

“Dat kun je niet ontkennen. Vroeger ben ik daardoor soms niet helemaal geconcentreerd op het veld gekomen of reageerde ik geprikkeld na een wedstrijd. Dat had alles te maken met jezelf niet goed voelen. Er zaten zeker frustraties in mijn spel, maar dan eerder onbewust. Negentig procent kun je van je afwerpen eens je op een voetbalveld stapt, maar in je achterhoofd blijft er altijd een stukje aanwezig. Nu ja, het is ondertussen tien jaar geleden, daar leer je mee omgaan.”

Het lijkt me ook een voorval dat je kijk op de wereld een pak zakelijker en realistischer maakt.

“Dat is zo. Een voorbeeld: het tekenen van een contract. Zolang niets op papier staat, ben je niet zeker. Kijk naar wat Ervin Zukanovic onlangs nog overkwam, hij was met de auto op weg naar Lierse om zijn contract te tekenen en onderweg kreeg hij te horen dat de deal niet doorging. ( zucht) Door de situatie met mijn vader leerde ik dat niets correct is zolang het niet officieel op papier staat. Ik hoop dat ik nooit meer zoiets moet meemaken.”

DOOR MATTHIAS STOCKMANS

“Ik heb nog enkele jaren om ervoor te zorgen dat de mensen na mijn carrière een ander beeld hebben van mij.”

“Ik weet wat de club van me verwacht.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content